„Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid?”
„Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” — MATTHEÜS 24:3.
1, 2. Waaruit blijkt dat mensen in de toekomst geïnteresseerd zijn?
DE MEESTE mensen zijn in de toekomst geïnteresseerd. Bent u dat ook? In zijn boek Future Shock vestigde professor Alvin Toffler de aandacht op „de plotselinge wildgroei van organisaties die zich aan de studie van de toekomst wijden”. Hij voegde eraan toe: ’Wij hebben gezien hoe er op de toekomst georiënteerde denktanks in het leven werden geroepen; hoe er in Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland en de Verenigde Staten futurologische tijdschriften verschenen; hoe het aantal universitaire leergangen in het opstellen van prognoses zich als een olievlek uitbreidde.’ Toffler concludeerde: „Natuurlijk kan niemand de toekomst in ook maar enige absolute zin ’kennen’.”
2 Het boek Signs of Things to Come zegt: „Handlijnkunde, kristalzien, astrologie, kaartleggen en I-tjing zijn allemaal min of meer ingewikkelde technieken die ten doel hebben ons er enig idee van te geven wat onze eigen toekomst zou kunnen inhouden.” Maar in plaats van ons tot menselijke methoden te wenden, kunnen wij beter naar een beproefde bron opzien — Jehovah.
3. Waarom is het passend naar God op te zien voor kennis van de toekomst?
3 De ware God verklaarde: „Juist zoals ik gedacht heb, zo moet het geschieden; en juist zoals ik met mijzelf beraadslaagd heb, zo zal het tot stand komen” (Jesaja 14:24, 27; 42:9). Ja, Jehovah heeft de mensheid kunnen voorlichten omtrent de dingen die zullen gebeuren, en dikwijls heeft hij zich daarbij van mensen als woordvoerders bediend. Een van deze profeten schreef: „Jehovah zal niets doen tenzij hij zijn vertrouwelijke aangelegenheid heeft geopenbaard aan zijn knechten, de profeten.” — Amos 3:7, 8; 2 Petrus 1:20, 21.
4, 5. (a) Waarom kan Jezus hulp bieden met betrekking tot de toekomst? (b) Welke uit verschillende delen bestaande vraag stelden zijn apostelen?
4 Jezus Christus was Gods voornaamste profeet (Hebreeën 1:1, 2). Laten wij onze aandacht richten op een van Jezus’ belangrijkste profetieën waarin dingen worden voorzegd die op dit ogenblik om ons heen plaatsvinden. Deze profetie verschaft ons ook inzicht in wat er binnenkort zal gebeuren wanneer het huidige goddeloze samenstel eindigt en God het door een aards paradijs vervangt.
5 Jezus deed zich kennen als een profeet (Markus 6:4; Lukas 13:33; 24:19; Johannes 4:19; 6:14; 9:17). Het is dan ook te begrijpen waarom zijn apostelen, die met hem op de Olijfberg zaten, vanwaar zij het gezicht op Jeruzalem hadden, hem naar de toekomst vroegen: „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” — Mattheüs 24:3; Markus 13:4.
6. Welk verband bestaat er tussen Mattheüs 24, Markus 13 en Lukas 21, en in welke vraag dienen wij intens geïnteresseerd te zijn?
6 U zult hun vraag en Jezus’ antwoord in Mattheüs hoofdstuk 24, Markus hoofdstuk 13 en Lukas hoofdstuk 21 vinden.a In veel opzichten vullen de verslagen elkaar aan, maar ze zijn niet identiek. Alleen Lukas bijvoorbeeld heeft het over ’pestilenties in de ene plaats na de andere’ (Lukas 21:10, 11; Mattheüs 24:7; Markus 13:8). Het is logisch dat de vraag bij ons zou opkomen: Voorzei Jezus gebeurtenissen die zich alleen tijdens het leven van zijn toehoorders zouden voordoen, of had hij ook onze tijd en wat de toekomst voor ons inhoudt, in gedachten?
De apostelen waren geïnteresseerd
7. Waar vroegen de apostelen vooral naar, maar wat was de reikwijdte van Jezus’ antwoord?
7 Slechts enkele dagen voordat Jezus werd gedood, verklaarde hij dat God Jeruzalem, de hoofdstad van de joden, had verworpen. De stad en haar luisterrijke tempel zouden verwoest worden. Sommige van de apostelen vroegen vervolgens om een ’teken van Jezus’ tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen’ (Mattheüs 23:37–24:3). Ongetwijfeld hadden zij voornamelijk het joodse samenstel en Jeruzalem in gedachten, want de reikwijdte van wat nog in de toekomst lag, ging hun bevattingsvermogen te boven. Maar in het antwoord dat Jezus hun gaf, keek hij ver voorbij datgene wat er tot aan en met inbegrip van het jaar 70 G.T., toen de Romeinen Jeruzalem verwoestten, gebeurde. — Lukas 19:11; Handelingen 1:6, 7.
8. Wat waren enkele van de gebeurtenissen die door Jezus werden voorzegd?
8 Zoals u in de drie evangelieverslagen kunt lezen, zei Jezus dat natie tegen natie en koninkrijk tegen koninkrijk zou opstaan en dat er voedseltekorten, aardbevingen, vreselijke schouwspelen en tekenen in de hemel zouden zijn. In de jaren die er verstreken vanaf de tijd dat Jezus dat teken gaf (33 G.T.) tot de verwoesting van Jeruzalem (66–70 G.T.) zouden er valse profeten en valse christussen opstaan. De joden zouden de christenen, die Jezus’ boodschap predikten, vervolgen.
9. Hoe ging Jezus’ profetie in de eerste eeuw G.T. in vervulling?
9 Deze onderdelen van het teken deden zich inderdaad voor, zoals de geschiedschrijver Flavius Josephus bevestigt. Hij schrijft dat zelfs nog voordat de Romeinen hun aanval begonnen, valse messiassen tot opstand aanzetten. Er waren verschrikkelijke aardbevingen in Judea en elders. In vele delen van het Romeinse Rijk braken oorlogen uit. Waren er grote hongersnoden? Ja, beslist. (Vergelijk Handelingen 11:27-30.) En hoe stond het met de Koninkrijksprediking? Welnu, tegen 60 of 61 G.T., toen het boek Kolossenzen werd geschreven, was „de hoop van dat goede nieuws” van Gods koninkrijk overal gehoord — in Afrika, Azië en Europa.b — Kolossenzen 1:23.
„DAN” het einde
10. Waarom dienen wij nota te nemen van het Griekse woord toʹte, en welke betekenis ligt erin opgesloten?
10 In sommige gedeelten van zijn profetie presenteerde Jezus gebeurtenissen in de volgorde waarin ze zouden plaatsvinden. Hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal . . . worden gepredikt . . ., en dan zal het einde komen.” Nederlandse bijbels gebruiken het woord „dan” ook wel in de eenvoudige betekenis van „derhalve” of „maar” (Markus 4:15, 17; 13:23). In Mattheüs 24:14 is het woord „dan” echter gebaseerd op het Griekse bijwoord toʹte.c Kenners van het Grieks leggen uit dat toʹte een „aanwijzend bijwoord van tijd” is, gebruikt „om iets wat in de tijd volgt in te leiden” of „om een volgende gebeurtenis in te leiden”. Jezus voorzei derhalve dat het Koninkrijk gepredikt zou worden en dat dan (’daarna’ of ’vervolgens’) „het einde” zou komen. Welk einde?
11. Hoe vestigde Jezus de aandacht op gebeurtenissen die rechtstreeks verband hielden met de verwoesting van Jeruzalem?
11 Eén vervulling van Jezus’ profetie kan gevonden worden in de gebeurtenissen die tot het einde van het joodse samenstel leidden. De oorlogen, aardbevingen, voedseltekorten, enzovoort, die door Jezus waren voorzegd, deden zich in een periode van drie decennia voor. Maar vanaf Mattheüs 24:15, Markus 13:14 en Lukas 21:20 lezen wij over gebeurtenissen die rechtstreeks verband hielden met een ophanden zijnde verwoesting, wanneer het einde voor de deur stond. — Zie de enkelvoudige stippellijn op de tabel.
12. Hoe waren de Romeinse legers betrokken bij de vervulling van Mattheüs 24:15?
12 Als reactie op een joodse opstand in 66 G.T. trokken de Romeinen onder Cestius Gallus tegen Jeruzalem op en omsingelden deze stad, die door de joden als heilig werd beschouwd (Mattheüs 5:35). Ondanks joodse tegenaanvallen wisten de Romeinen de stad binnen te dringen. Aldus begonnen zij „in een heilige plaats [te] staan”, zoals Jezus in Mattheüs 24:15 en Markus 13:14 had voorzegd. Toen kwam er een verrassende ontwikkeling. Hoewel de Romeinen de stad hadden omsingeld, trokken zij zich plotseling terug. Onmiddellijk herkenden christenen de vervulling van Jezus’ profetie, en de terugtrekking stelde hen in staat uit Judea te vluchten naar de bergen aan de overkant van de Jordaan. Uit de geschiedenis blijkt dat zij dit hebben gedaan.
13. Waarom konden christenen gehoor geven aan Jezus’ waarschuwing om te vluchten?
13 Maar als de Romeinen hun beleg rondom Jeruzalem hadden opgebroken en zich hadden teruggetrokken, waarom moest iemand dan nog vluchten? Jezus’ woorden maakten duidelijk dat wat er gebeurd was, bewees ’dat de verwoesting van Jeruzalem nabij was’ (Lukas 21:20). Ja, verwoesting. Hij had voorzegd dat er ’een verdrukking’ zou komen ’zoals er vanaf het begin niet was voorgekomen en ook niet meer zou voorkomen’. Ongeveer drie en een half jaar later, in 70 G.T., onderging Jeruzalem werkelijk een „grote verdrukking”, teweeggebracht door de Romeinse legers onder generaal Titus (Mattheüs 24:21; Markus 13:19). Maar waarom zou Jezus dit omschrijven als een verdrukking die groter was dan zich ooit eerder had voorgedaan of nadien zou voordoen?
14. Waarom kunnen wij zeggen dat wat Jeruzalem in 70 G.T. overkwam, een „grote verdrukking” was zoals er niet eerder was voorgekomen en zich ook nadien niet heeft voorgedaan?
14 Jeruzalem werd in 607 v.G.T. door de Babyloniërs verwoest, en de stad heeft in onze huidige eeuw gruwelijke gevechten meegemaakt. Maar toch was wat in 70 G.T. gebeurde, op unieke wijze een grote verdrukking. In een campagne die ongeveer vijf maanden duurde, versloegen Titus’ krijgslieden de joden. Zij doodden zo’n 1.100.000 personen en voerden er bijna 100.000 als gevangenen weg. Bovendien maakten de Romeinen Jeruzalem met de grond gelijk. Hierdoor werd bewezen dat het joodse stelsel van voorheen goedgekeurde aanbidding met de tempel als middelpunt, voorgoed geëindigd was (Hebreeën 1:2). Ja, de gebeurtenissen van 70 G.T. konden terecht worden beschouwd als ’een [over die stad en natie en dat stelsel gekomen] verdrukking zoals er sedert het begin der wereld niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen’. — Mattheüs 24:21.d
Zoals geprofeteerd, zou er meer volgen
15. (a) Wat voor ontwikkelingen zouden zich volgens Jezus’ voorzegging na de verdrukking die over Jeruzalem kwam, voordoen? (b) Wat moeten wij met het oog op Mattheüs 24:23-28 concluderen met betrekking tot de vervulling van Jezus’ profetie?
15 Jezus beperkte zijn voorzegging echter niet tot de verdrukking in de eerste eeuw. De bijbel laat zien dat er op die verdrukking nog heel wat zou volgen, zoals te kennen wordt gegeven door het gebruik van het woord toʹte, of „dan”, in Mattheüs 24:23 en Markus 13:21. Wat zou zich in de periode na 70 G.T. voordoen? Na de verdrukking over het joodse samenstel zouden er nog meer valse christussen en valse profeten verschijnen. (Vergelijk Markus 13:6 met 13:21-23.) De geschiedenis bevestigt dat er door de eeuwen heen sinds Jeruzalems verwoesting in 70 G.T. zulke personen zijn opgestaan, hoewel zij er niet in zijn geslaagd mensen te misleiden die een scherp geestelijk gezichtsvermogen hebben en naar „de tegenwoordigheid” van Christus hebben uitgezien (Mattheüs 24:27, 28). Niettemin verschaffen deze ontwikkelingen na de grote verdrukking van 70 G.T. één aanwijzing dat Jezus verder keek dan die verdrukking, die slechts een eerste vervulling was.
16. Welk aspect voegt Lukas 21:24 aan Jezus’ profetie toe, en van welke betekenis is dit?
16 Als wij Mattheüs 24:15-28 en Markus 13:14-23 vergelijken met Lukas 21:20-24, vinden wij een tweede aanwijzing dat Jezus’ voorzegging zich uitstrekte tot na de verwoesting van Jeruzalem. Bedenk dat alleen Lukas pestilenties had genoemd. Zo was hij ook de enige die dit gedeelte besloot met Jezus’ woorden: „Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën [„tijden der heidenen”, Statenvertaling] zijn vervuld” (Lukas 21:24).e De Babyloniërs hadden in 607 v.G.T. de laatste koning der joden afgezet, en daarna werd Jeruzalem, dat Gods koninkrijk vertegenwoordigde, vertreden (2 Koningen 25:1-26; 1 Kronieken 29:23; Ezechiël 21:25-27). In Lukas 21:24 gaf Jezus te kennen dat deze situatie zou voortduren totdat in de toekomst voor God de tijd aanbrak om weer een koninkrijk op te richten.
17. Welke derde aanwijzing hebben wij dat Jezus’ profetie zich tot in de verre toekomst zou uitstrekken?
17 Hier volgt een derde aanwijzing dat Jezus ook op een ver in de toekomst liggende vervulling wees: Volgens de Schrift moest de Messias sterven en worden opgewekt, waarna hij aan Gods rechterhand zou zitten totdat de Vader hem uitzond om te gaan onderwerpen (Psalm 110:1, 2). Jezus zinspeelde erop dat hij aan de rechterhand van zijn Vader moest zitten (Markus 14:62). De apostel Paulus bevestigde dat de uit de dood opgewekte Jezus aan Jehovah’s rechterhand zat in afwachting van de tijd dat hij Koning zou worden en als Gods Oordeelsvoltrekker zou optreden. — Romeinen 8:34; Kolossenzen 3:1; Hebreeën 10:12, 13.
18, 19. Welk verband bestaat er tussen Openbaring 6:2-8 en de parallelle profetie in de Evangeliën?
18 Voor een vierde en doorslaggevende aanwijzing dat Jezus’ profetie over het besluit van het samenstel van dingen van toepassing is op een tijd die voorbij de eerste eeuw ligt, kunnen wij ons tot Openbaring hoofdstuk 6 wenden. Hier beschreef de apostel Johannes tientallen jaren na 70 G.T. een boeiend tafereel van ruiters in actie (Openbaring 6:2-8). Deze profetische blik in „de dag des Heren” — de dag van zijn tegenwoordigheid — identificeert onze twintigste eeuw als een tijd van opmerkelijke oorlogvoering (vers 4), wijdverbreide voedseltekorten (vers 5 en 6) en „dodelijke plagen” (vers 8). Dit komt duidelijk overeen met wat Jezus in de Evangeliën zei en bewijst dat zijn profetie een grotere vervulling heeft in deze „dag des Heren”. — Openbaring 1:10.
19 Welingelichte personen erkennen dat het samengestelde teken dat in Mattheüs 24:7-14 en Openbaring 6:2-8 werd voorzegd, sinds het uitbreken van een wereldoorlog in 1914 duidelijk zichtbaar is. Jehovah’s Getuigen hebben wereldwijd verkondigd dat Jezus’ profetie nu haar tweede en grotere vervulling heeft, zoals wordt bewezen door beestachtige oorlogen, verwoestende aardbevingen, tragische hongersnoden en snel om zich heen grijpende ziekten. Over dit laatste punt stond in U.S.News & World Report (27 juli 1992): „De AIDS-epidemie . . . jaagt miljoenen slachtoffers de dood in en zal wellicht weldra de kostbaarste en meest catastrofale plaag in de geschiedenis worden. De Zwarte Dood eiste in de 14de eeuw ongeveer 25 miljoen mensenlevens op. Maar, uitgaande van de ongeveer 12 miljoen [besmetten] op dit ogenblik, zullen tegen het jaar 2000 30 tot 110 miljoen mensen drager zijn van HIV, het virus dat AIDS veroorzaakt. Als er ook dan geen remedie voor bestaat, wacht hun allen onherroepelijk de dood.”
20. Over welke periode zou de eerste vervulling van Mattheüs 24:4-22 zich uitstrekken, maar welke andere vervulling is duidelijk?
20 Wat is dus onze conclusie omtrent Jezus’ antwoord op de vraag van de apostelen? Zijn profetie heeft nauwkeurig zowel de gebeurtenissen die aan de verwoesting van Jeruzalem voorafgingen als de verwoesting van de stad zelf voorzegd en vermeldde een aantal dingen die na 70 G.T. zouden geschieden. Maar de meeste van zijn woorden zouden een tweede en grotere toekomstige vervulling hebben, culminerend in een grote verdrukking die een eind zou maken aan het huidige goddeloze samenstel van dingen. Dit betekent dat Jezus’ voorzegging in Mattheüs 24:4-22, evenals de parallelle verslagen in Markus en Lukas, in vervulling ging vanaf 33 G.T. tot en met de verdrukking van 70 G.T. Maar diezelfde verzen zouden een tweede vervulling krijgen, waartoe ook een grotere toekomstige verdrukking zou behoren. Die grotere vervulling beleven wij nu; wij kunnen er dagelijks de bewijzen van zien.f
Waartoe zou het leiden?
21, 22. Waar vinden wij profetische aanwijzingen dat er zich verdere ontwikkelingen zouden voordoen?
21 De mededeling dat valse profeten gedurende de lange periode totdat „de bestemde tijden der natiën zijn vervuld”, bedrieglijke tekenen zouden verrichten, vormde niet het besluit van Jezus’ profetie (Lukas 21:24; Mattheüs 24:23-26; Markus 13:21-23). Hij vervolgde zijn betoog door te zeggen dat er zich andere verbazingwekkende dingen zouden voordoen, dingen die over de hele aarde zouden worden waargenomen. Deze zouden verband houden met de komst van de Zoon des mensen in kracht en heerlijkheid. Markus 13:24-27 is representatief voor het vervolg van zijn profetie:
22 „Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen uit de hemel vallen, en de krachten die in de hemelen zijn, zullen worden geschokt. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in wolken, met grote kracht en heerlijkheid. En dan zal hij de engelen uitzenden en zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het uiteinde der aarde tot het uiteinde des hemels.”
23. Waarom kunnen wij de vervulling van Mattheüs 24:29-31 lang na de eerste eeuw G.T. verwachten?
23 De Zoon des mensen, de uit de dood opgewekte Jezus Christus, is na het verwoestende einde van het joodse samenstel in 70 G.T. niet op die spectaculaire wijze gekomen. Stellig hebben niet alle stammen der aarde hem erkend, zoals in Mattheüs 24:30 wordt opgemerkt, noch hebben hemelse engelen toen alle gezalfde christenen van de gehele aarde bijeenvergaderd. Dus wanneer zou dit verdere gedeelte van Jezus’ ontzagwekkende profetie in vervulling gaan? Gaat het in vervulling in de gebeurtenissen die zich op dit ogenblik om ons heen afspelen, of verschaft het veeleer goddelijk inzicht in dingen die wij in de nabije toekomst kunnen verwachten? Wij dienen dat beslist te willen weten, want Lukas heeft Jezus’ aansporing opgetekend: „Als . . . deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabij komt.” — Lukas 21:28.
[Voetnoten]
a Gedeelten van deze hoofdstukken zijn te vinden in de tabel op blz. 14 en 15; stippellijnen geven parallelle gedeelten aan.
b Zie voor historische vermeldingen van deze gebeurtenissen De Wachttoren van 15 juli 1970, blz. 426-428.
c Toʹte komt meer dan 80 maal in Mattheüs voor (9 maal in hoofdstuk 24) en 15 maal in het boek Lukas. Markus heeft toʹte slechts 6 maal gebruikt, maar in 4 van die gevallen stond het met „het teken” in verband.
d De Engelse schrijver Matthew Henry merkte op: „De verwoesting van Jeruzalem door de Chaldeën was ontzettend, maar zij wordt door deze verwoesting nog overtroffen. Het dreigde eene algemeene slachting te worden van het Joodsche volk.”
e Velen zien in het verslag van Lukas na hoofdstuk 21:24 een verschuiving van nadruk. Dr. Leon Morris merkt op: „Jezus spreekt vervolgens over de tijden der heidenen. . . . Volgens de meeste geleerden richt de aandacht zich nu op de komst van de Zoon des mensen.” Professor R. Ginns schrijft: „De komst van de Zoon des mensen — (Mt 24:29-31; Mk 13:24-27). De vermelding van de ’tijden der heidenen’ verschaft een inleiding tot dit thema; [Lukas’] kijk reikt nu voorbij de verwoesting van Jeruzalem tot in de toekomst.”
f Professor Walter L. Liefeld schrijft: „Wij mogen er stellig van uitgaan dat Jezus’ voorzeggingen twee fasen omvatten: (1) de gebeurtenissen van 70 A.D., waarbij de tempel was betrokken, en (2) de gebeurtenissen in de verre toekomst, die in meer apocalyptische termen beschreven zijn.” In een commentaar onder redactie van J. R. Dummelow staat: „Veel van de grootste moeilijkheden in deze uitvoerige rede verdwijnen wanneer men zich realiseert dat onze Heer niet op één gebeurtenis doelde, maar op twee, en dat de eerste een voorafschaduwing was van de tweede. . . . Vooral [Lukas] 21:24, waarin over ’de tijden der heidenen’ wordt gesproken, . . . plaatst een onbepaalde tijdsperiode tussen de val van Jeruzalem en het einde der wereld.”
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe ging Jezus’ antwoord op de vraag uit Mattheüs 24:3 in vervulling in gebeurtenissen voorafgaande aan 70 G.T.?
◻ Hoe helpt het gebruik van het woord toʹte ons om Jezus’ profetie te begrijpen?
◻ In welk opzicht deed zich een eerste-eeuwse „grote verdrukking” voor zoals er niet eerder was voorgekomen?
◻ Van welke twee unieke aspecten van Jezus’ profetie waarbij wij in deze tijd betrokken zijn, maakt Lukas gewag?
◻ Welke aanwijzingen geven te kennen dat de in Mattheüs 24:4-22 opgetekende profetie een tweede en grotere vervulling moet hebben?
[Tabel op blz. 14, 15]
4 „Jezus gaf hun ten antwoord: ’Past op dat niemand u misleidt; 5 want velen zullen komen op basis van mijn naam en zeggen: „Ik ben de Christus”, en zij zullen velen misleiden. 6 Gij zult horen van oorlogen en berichten van oorlogen; ziet toe dat gij niet wordt verschrikt. Want deze dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet.
7 Want natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn. 8 Al deze dingen zijn een begin van weeën der benauwdheid.
9 Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle natiën. 10 Dan zullen ook velen tot struikelen worden gebracht en elkaar verraden en elkaar haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen misleiden; 12 en wegens het toenemen der wetteloosheid zal de liefde van de meesten verkoelen. 13 Maar wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden. 14 En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.
-----------------------------------------------------------------
15 Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), 16 laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten. 17 Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; 18 en laat de man die op het veld is, niet naar huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen. 19 Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen in die dagen! 20 Blijft bidden dat u vlucht niet in de wintertijd geschiedt, noch op de sabbatdag; 21 want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen. 22 Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.
-----------------------------------------------------------------
23 Wanneer dan iemand tot u zegt: „Ziet! Hier is de Christus”, of: „Daar!” gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, die grote tekenen en wonderen zullen doen ten einde, indien mogelijk, zelfs de uitverkorenen te misleiden. 25 Ziet! Ik heb u van tevoren gewaarschuwd. 26 Als men daarom tot u zegt: „Ziet! Hij is in de wildernis”, gaat niet uit; „Ziet! Hij is in de binnenkamers”, gelooft het niet. 27 Want evenals de bliksem komt uit oostelijke streken en schijnt tot westelijke streken, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. 28 Waar maar ook het dode lichaam is, daar zullen de arenden vergaderd worden.
-----------------------------------------------------------------
-----------------------------------------------------------------
29 Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt. 30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid. 31 En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het ene uiteinde der hemelen tot het andere uiteinde daarvan.’”
5 „Jezus dan begon tot hen te zeggen: ’Past op dat niemand u misleidt. 6 Velen zullen komen op basis van mijn naam en zeggen: „Ik ben het”, en zij zullen velen misleiden. 7 Wanneer gij bovendien van oorlogen en berichten van oorlogen hoort, wordt dan niet verschrikt; deze dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet.
8 Want natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, er zullen in de ene plaats na de andere aardbevingen zijn en er zullen voedseltekorten zijn. Deze dingen zijn een begin van weeën der benauwdheid.
9 Ziet gij echter toe op uzelf; men zal u aan plaatselijke rechtbanken overleveren, en gij zult in synagogen worden geslagen en voor bestuurders en koningen terechtstaan ter wille van mij, tot een getuigenis voor hen. 10 Ook moet eerst in alle natiën het goede nieuws worden gepredikt. 11 Wanneer men u echter wegvoert om u over te leveren, maakt u dan niet tevoren bezorgd over wat gij zult spreken, maar spreekt datgene wat u in dat uur gegeven wordt, want niet gij zijt het die spreekt, maar de heilige geest. 12 Voorts zal de ene broer de andere ter dood overleveren, en een vader een kind, en kinderen zullen tegen de ouders opstaan en hen ter dood laten brengen; 13 en gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen. Maar wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.
-----------------------------------------------------------------
14 Wanneer gij echter het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, ziet staan waar het niet behoort (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten. 15 Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen, noch naar binnen gaan om iets uit zijn huis te halen; 16 en laat de man die op het veld is, niet terugkeren tot de dingen die hij heeft achtergelaten, om zijn bovenkleed op te halen. 17 Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen in die dagen! 18 Blijft bidden dat het niet in de wintertijd geschiedt; 19 want die dagen zullen dagen van een verdrukking zijn zoals er sedert het begin der schepping, welke God heeft geschapen, tot op die tijd niet is voorgekomen en niet meer zal voorkomen. 20 Indien Jehovah de dagen trouwens niet had verkort, zou geen vlees worden gered. Maar ter wille van de uitverkorenen, die hij heeft uitverkoren, heeft hij de dagen verkort.
-----------------------------------------------------------------
21 Wanneer dan bovendien iemand tot u zegt: „Ziet! Hier is de Christus”, „Ziet! Daar is hij”, gelooft het niet. 22 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, die tekenen en wonderen zullen doen ten einde, indien mogelijk, de uitverkorenen op een dwaalspoor te brengen. 23 Weest dus op uw hoede; ik heb u alles van tevoren gezegd.
-----------------------------------------------------------------
-----------------------------------------------------------------
24 Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, 25 en de sterren zullen uit de hemel vallen, en de krachten die in de hemelen zijn, zullen worden geschokt. 26 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in wolken, met grote kracht en heerlijkheid. 27 En dan zal hij de engelen uitzenden en zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het uiteinde der aarde tot het uiteinde des hemels.’”
8 „Hij zei: ’Past op dat gij niet wordt misleid; want velen zullen komen op basis van mijn naam en zeggen: „Ik ben het”, en: „De bestemde tijd is nabij gekomen.” Gaat hen niet achterna. 9 Wanneer gij voorts van oorlogen en ongeregeldheden hoort, wordt dan niet verschrikt. Want deze dingen moeten eerst geschieden, maar het einde komt nog niet onmiddellijk.’
10 Toen zei hij vervolgens tot hen: ’Natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk; 11 en er zullen grote aardbevingen zijn, en in de ene plaats na de andere pestilenties en voedseltekorten; en er zullen vreselijke schouwspelen en van de hemel grote tekenen zijn.
12 Maar vóór al deze dingen zullen de mensen de hand aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren aan de synagogen en gevangenissen, en u voor koningen en bestuurders te slepen ter wille van mijn naam. 13 Het zal voor u uitlopen op een getuigenis. 14 Neemt u daarom in uw hart voor niet van tevoren te repeteren hoe gij uw verdediging zult voeren, 15 want ik zal u een mond en wijsheid geven, die al uw tegenstanders te zamen niet zullen kunnen weerstaan noch tegenspreken. 16 Bovendien zult gij zelfs door ouders en broers en bloedverwanten en vrienden worden overgeleverd, en zij zullen sommigen van u ter dood brengen; 17 en gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen. 18 En toch zal er geenszins een haar van uw hoofd vergaan. 19 Door volharding van uw zijde zult gij uw ziel verwerven.
-----------------------------------------------------------------
20 Wanneer gij voorts Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is. 21 Laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in haar midden zijn, eruit trekken, en laten zij die zich in de landstreken bevinden, er niet binnengaan; 22 want dit zijn dagen waarin aan de gerechtigheid wordt voldaan, opdat alles wat geschreven staat, wordt vervuld. 23 Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen in die dagen! Want er zal grote nood over het land zijn en gramschap over dit volk; 24 en zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en gevankelijk worden weggevoerd naar alle natiën;
-----------------------------------------------------------------
en Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld.
-----------------------------------------------------------------
-----------------------------------------------------------------
25 Ook zullen er tekenen zijn in zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst der natiën, die vanwege het gebulder der zee en haar onstuimigheid geen uitweg weten, 26 terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen; want de krachten der hemelen zullen worden geschokt. 27 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk met kracht en grote heerlijkheid. 28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabij komt.’”
[Illustratie op blz. 10]
De verdrukking in 70 G.T. was de grootste die Jeruzalem en het joodse samenstel ooit hebben meegemaakt