VOEDSELZAK
Een gewoonlijk van leer vervaardigde tas die door reizigers, herders, landbouwers en anderen over de schouder werd gedragen. Hij werd voor voedsel, kleding en andere dingen gebruikt, maar dient niet verward te worden met de kleinere gordelbeurs, die voor gouden, zilveren en koperen munten diende (Mt 10:9; Mr 6:8). Davids „herderstas” was ongetwijfeld zo’n voedselzak (1Sa 17:40). Toen Jezus Christus eerst de twaalf apostelen en vervolgens de zeventig discipelen uitzond om in Israël te prediken, zei hij dat zij geen voedselzak moesten meenemen (Mt 10:5, 9, 10; Lu 9:3; 10:1, 4). Jehovah zou in hun behoeften voorzien via mede-Israëlieten, onder wie het gebruikelijk was gastvrijheid te verlenen. Kort voor zijn dood gaf Jezus te kennen dat de omstandigheden als gevolg van tegenstand van officiële zijde zouden veranderen, dus zei hij tegen zijn discipelen dat zij zowel een beurs als een voedselzak moesten meenemen. Niettemin moesten zij eerst Gods koninkrijk zoeken in plaats van zich bezorgd te maken om materiële behoeften; aldus zouden zij van hun vertrouwen blijk geven dat Jehovah God voor hen zou zorgen in hun bediening. — Lu 22:35, 36; Mt 6:25-34.