Godvruchtige toewijding beoefenen jegens bejaarde ouders
„Laten [kinderen of kleinkinderen] . . . eerst leren in hun eigen huisgezin godvruchtige toewijding te beoefenen en een passende vergoeding aan hun ouders en grootouders te blijven betalen, want dit is aangenaam in Gods ogen.” — 1 TIMÓTHEÜS 5:4.
1, 2. (a) Wie zijn volgens de bijbel verantwoordelijk voor de verzorging van bejaarde ouders? (b) Waarom zou het voor een christen een ernstige zaak zijn als hij deze verplichting zou veronachtzamen?
ALS kind werd u door hen gevoed en beschermd. Als volwassene zocht u raad en steun bij hen. Maar nu zijn zij oud geworden en hebben iemand nodig die hen bijstaat. De apostel Paulus zegt: „Maar indien een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laten die dan eerst leren in hun eigen huisgezin godvruchtige toewijding te beoefenen en een passende vergoeding aan hun ouders en grootouders te blijven betalen, want dit is aangenaam in Gods ogen. Ja, indien iemand niet voor de zijnen zorgt, en in het bijzonder voor hen die leden van zijn huisgezin zijn, dan heeft hij het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige.” — 1 Timótheüs 5:4, 8.
2 In deze tijd zorgen duizenden getuigen van Jehovah voor bejaarde ouders. Zij doen dit niet louter uit „vriendelijkheid” (Het Levende Woord) of omdat zij die ’verplichting hebben’ (Groot Nieuws Bijbel), maar omdat zij „godvruchtige toewijding” bezitten, dat wil zeggen uit eerbied voor God. Zij zien in dat, indien zij hun ouders in een tijd van nood aan hun lot zouden overlaten, dit gelijk zou staan met ’verloochening van het [christelijke] geloof’. — Vergelijk Titus 1:16.
’Draag uw vracht’ op het gebied van verzorging
3. Waarom kan de zorg voor ouders werkelijk een moeilijke taak voor iemand zijn?
3 De zorg voor bejaarde ouders is werkelijk een moeilijke taak geworden, vooral in westerse landen. Familieleden wonen dikwijls ver uit elkaar. De kosten van levensonderhoud zijn uit de hand gelopen. Veel huisvrouwen hebben een wereldse baan. Op die manier kan de zorg voor een bejaarde ouder een enorme onderneming betekenen, vooral indien de verzorger zelf niet meer een van de jongsten is. „Wij zijn nu in de vijftig en hebben volwassen kinderen en kleinkinderen die ook hulp nodig hebben”, zegt een zuster die zich grote moeite getroost om voor een van haar ouders te zorgen.
4, 5. (a) Over wie kan volgens de bijbel de verzorging van bejaarde ouders vaak verdeeld worden? (b) Hoe ontdoken in de dagen van Jezus sommigen de verantwoordelijkheid die zij ten opzichte van hun ouders hadden?
4 Paulus gaf te kennen dat de „kinderen of kleinkinderen” in de verantwoordelijkheid zouden kunnen delen (1 Timótheüs 5:4). Soms echter zijn kinderen niet bereid ’hun vracht [met betrekking tot verzorging] te dragen’. (Vergelijk Galaten 6:5.) „Mijn oudste zuster heeft haar handen gewoon van de situatie afgetrokken”, klaagt een ouderling. Maar kan zo’n handelwijze God welgevallig zijn? Bedenk wat Jezus eens tot de Farizeeën zei: „Mozes heeft . . . gezegd: ’Eer uw vader en uw moeder’ . . . Maar gij zegt: ’Indien een mens tot zijn vader of zijn moeder zegt: „Al wat ik heb waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn, is korban (dat wil zeggen een aan God opgedragen gave)”’ — dan laat gij hem niets meer voor zijn vader of zijn moeder doen, en aldus maakt gij het woord van God krachteloos door uw overlevering.” — Markus 7:10-13.
5 Als een jood er niets voor voelde zijn behoeftige ouders te ondersteunen, hoefde hij alleen maar te verklaren dat zijn bezit „korban” was — een gave die ten behoeve van de tempel opzij was gezet. (Vergelijk Leviticus 27:1-24.) Klaarblijkelijk was hij niet verplicht die zogenaamde gave onmiddellijk af te staan. Zo kon hij voor onbepaalde duur aan zijn bezittingen vasthouden (en ze dus blijven gebruiken). Maar als zijn ouders financiële hulp nodig hadden, kon hij onder zijn plicht jegens hen uit komen door vroom te verklaren dat alles wat hij bezat „korban” was. Jezus veroordeelde dit bedrog.
6. Wat kan sommigen in deze tijd ertoe bewegen hun verplichtingen jegens hun ouders te ontduiken, en is dit God welgevallig?
6 Een christen die uitvluchten zoekt om zijn plicht te ontduiken, kan daarmee Jehovah niet om de tuin leiden (Jeremia 17:9, 10). Zeker, financiële problemen, een slechte gezondheid of andere omstandigheden van dien aard kunnen iemand danig beperken in hetgeen hij voor zijn ouders kan doen. Maar sommigen hechten misschien gewoon meer waarde aan bezittingen, tijd en privacy dan aan het welzijn van hun ouders. Hoe huichelachtig zou het echter zijn het Woord van God te prediken maar het „krachteloos” te maken door niets voor onze ouders te doen!
Als familie de handen ineenslaan
7. Hoe kunnen families de handen ineenslaan ten einde voor een bejaarde ouder in verzorging te voorzien?
7 Sommige experts adviseren om, wanneer er zich rond een bejaarde ouder een crisissituatie ontwikkelt, een familieraad te beleggen. De grootste portie verantwoordelijkheid zal wellicht op de schouders van één familielid komen te rusten. Maar door in een kalme en objectieve sfeer een „vertrouwelijk gesprek” te voeren, vindt een familie dikwijls wel wegen om de takenlast te verdelen (Spreuken 15:22). Sommigen die ver weg wonen, kunnen misschien financieel bijspringen en af en toe op bezoek komen. Anderen kunnen misschien karweitjes doen of voor vervoer zorgen. Het kan zelfs al een waardevolle hulp zijn om tot een gezamenlijke overeenkomst te komen voor geregelde bezoekjes aan de ouders. Een zuster van in de tachtig zegt over de bezoeken van haar kinderen: „Het is net een versterkende medicijn!”
8. (a) Zijn familieleden die in de volle-tijddienst staan ervan vrijgesteld een aandeel te hebben aan de verzorging die hun ouders nodig hebben? (b) Hoe ver zijn sommige volle-tijddienaren gegaan om zich van verplichtingen jegens hun ouders te kwijten?
8 Families kunnen echter met een gevoelig probleem te maken krijgen wanneer een van de leden in de volle-tijddienst is. Volle-tijddienaren onttrekken zich niet aan dergelijke verplichtingen, en velen hebben zich buitengewone moeite gegeven om voor hun ouders te zorgen. Een kringopziener zegt: „Wij hadden nooit gedacht dat de zorg voor onze ouders zo’n fysieke en emotionele belasting zou kunnen vormen, vooral wanneer je tegelijkertijd aan de vereisten van de volle-tijddienst probeert te voldoen. Wij hebben werkelijk de grens van ons uithoudingsvermogen bereikt en hebben heel sterk de behoefte gevoeld aan ’kracht die datgene wat normaal is te boven gaat’” (2 Korinthiërs 4:7). Moge Jehovah zulke personen blijven schragen.
9. Welke aanmoediging kan er worden gegeven aan degenen die geen andere keus hadden dan de volle-tijddienst te verlaten ten einde voor bejaarde ouders te zorgen?
9 Soms echter, nadat alle andere mogelijkheden onderzocht zijn, zit er voor een familielid niets anders op dan de volle-tijddienst te verlaten. Begrijpelijkerwijs zal zo iemand misschien met gemengde gevoelens zijn dienstvoorrechten prijsgeven. ’Wij weten dat wij de christelijke verantwoordelijkheid hebben om voor mijn bejaarde en zieke moeder te zorgen’, zegt een gewezen zendeling. ’Maar soms geeft het je een heel eigenaardig gevoel.’ Bedenk echter dat ’het aangenaam in Gods ogen is thuis godvruchtige toewijding te beoefenen’ (1 Timótheüs 5:4). Bedenk ook dat God „niet onrechtvaardig [is], zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond doordat gij de heiligen hebt gediend en blijft dienen, zou vergeten” (Hebreeën 6:10). Een echtpaar dat vele jaren volle-tijddienst had moeten opgeven, zei: „Wij bekijken het zo: het is voor ons nu net zo belangrijk om voor onze ouders te zorgen als het vroeger voor ons was om in de volle-tijddienst te staan.”
10. (a) Waarom zijn sommigen misschien voortijdig uit de volle-tijddienst gegaan? (b) Hoe dienen families de volle-tijddienst te bezien?
10 Maar misschien zijn sommigen voortijdig uit de volle-tijddienst gegaan omdat hun bloedverwanten redeneerden: ’Jij bent niet gebonden door een baan of een gezin. Waarom kun jij niet voor Vader en Moeder zorgen?’ Maar is het predikingswerk niet het dringendste werk dat er in deze tijd verricht moet worden? (Matthéüs 24:14; 28:19, 20) Zij die in de volle-tijddienst zijn, verrichten dus werk dat van levensbelang is (1 Timótheüs 4:16). Ook gaf Jezus te kennen dat in enkele gevallen de dienst voor God voorrang zou kunnen hebben boven familieaangelegenheden.
11, 12. (a) Waarom gaf Jezus een man de raad ’de doden hun doden te laten begraven’? (b) Welke regelingen hebben sommige families getroffen wanneer een van hen in de volle-tijddienst is?
11 Toen bijvoorbeeld een man de uitnodiging van Jezus om zijn volgeling te worden, afsloeg met de woorden: „Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven”, antwoordde Jezus: „Laat de [geestelijk] doden hun doden begraven, maar gij, ga heen en maak alom het koninkrijk Gods bekend” (Lukas 9:59, 60). Aangezien de joden hun doden begroeven op de dag dat zij stierven, is het onwaarschijnlijk dat de vader van de man al echt dood was. Vermoedelijk wilde de man gewoon bij zijn oude vader blijven totdat deze gestorven was. Maar omdat er kennelijk andere bloedverwanten waren die deze zorg op zich konden nemen, moedigde Jezus de man aan ’alom het koninkrijk Gods bekend te maken’.
12 Insgelijks hebben sommige families ontdekt dat wanneer alle familieleden samenwerken, het vaak zo geregeld kan worden dat iemand van hen die in de volle-tijddienst is, toch een aandeel kan hebben aan de verzorging van zijn ouders, zonder dat hij de volle-tijddienst opgeeft. Sommige volle-tijddienaren helpen hun ouders bijvoorbeeld in het weekeinde of tijdens vakantieperiodes. Het is interessant dat tamelijk veel bejaarde ouders erop staan dat hun kinderen in de volle-tijddienst blijven, zelfs als dat van de kant van de ouders heel wat zelfopoffering betekent. Degenen die de Koninkrijksbelangen vooropstellen, worden door Jehovah rijkelijk gezegend. — Matthéüs 6:33.
„Wijsheid” en „onderscheidingsvermogen” wanneer ouders komen inwonen
13. Welke problemen kunnen er ontstaan wanneer een ouder wordt uitgenodigd om bij zijn of haar kinderen in te trekken?
13 Jezus trof regelingen om zijn moeder, die weduwe was geworden, bij haar gelovige bloedverwanten onder te brengen (Johannes 19:25-27). Veel Getuigen hebben eveneens hun ouders uitgenodigd om bij hen in te komen wonen — en hebben daardoor heel wat zegeningen en vreugden geoogst. Maar onverenigbare levensstijlen, beperkte privacy en de inspanning die een dagelijkse verzorging met zich brengt, kunnen de inwoning van een bejaarde ouder voor alle betrokkenen vaak tot een frustrerende ervaring maken. „De zorg voor Moeder heeft mij nerveuzer gemaakt”, zegt Ann, die zorgt voor een schoonmoeder met de ziekte van Alzheimer. „Soms verlies ik zelfs mijn geduld en dan zeg ik iets onaardigs tegen Moeder — en dat maakt dat ik mij verschrikkelijk schuldig voel.”
14, 15. Hoe kunnen „wijsheid” en „onderscheidingsvermogen” ertoe bijdragen dat een gezin onder de hier vermelde omstandigheden wordt „opgebouwd”?
14 Salomo zei: „Door wijsheid zal een huisgezin worden opgebouwd, en door onderscheidingsvermogen zal het stevig bevestigd blijken te zijn” (Spreuken 24:3). Ann bijvoorbeeld probeert meer begrip op te brengen voor het probleem waar haar schoonmoeder mee worstelt. „Ik houd mijzelf steeds voor dat zij ziek is en niet met opzet vervelend doet.” Niettemin „struikelen [wij allen] vele malen. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man” (Jakobus 3:2). Maar als er conflicten rijzen, geef dan van wijsheid blijk door niet toe te laten dat er wrok ontstaat of dat het tot woedeuitbarstingen komt (Efeziërs 4:31, 32). Bespreek de kwestie als gezin, en zoek naar wegen om tot een schikking te komen of beter op elkaar in te spelen.
15 Onderscheidingsvermogen draagt ook tot een doeltreffende communicatie bij (Spreuken 20:5). Misschien heeft een ouder er moeite mee zich aan te passen aan de dagelijkse gang van zaken in zijn nieuwe thuis. Of misschien heeft hij, doordat zijn beoordelingsvermogen achteruit is gegaan, de neiging dwars te liggen. Onder enkele omstandigheden kan er wel eens niets anders op zitten dan hem echt ferm toe te spreken. (Vergelijk Genesis 43:6-11.) „Als ik geen nee tegen mijn moeder zou zeggen,” vertelt een zuster, „zou zij al haar geld uitgeven.” Een ouderling heeft echter gemerkt dat hij soms een beroep kan doen op zijn moeders genegenheid voor hem. „Dikwijls wanneer redeneren niet helpt, zeg ik gewoon: ’Mam, zou je het dan alsjeblieft alleen maar voor mijn plezier willen doen?’ en dan luistert zij.”
16. Waarom moet een liefdevolle echtgenoot van „onderscheidingsvermogen” jegens zijn vrouw blijk geven? Hoe zou hij dat kunnen doen?
16 Aangezien de verzorging dikwijls grotendeels op de vrouw neerkomt, zal een man met onderscheidingsvermogen erop toezien dat het haar in emotioneel, fysiek of geestelijk opzicht, niet te veel wordt. Spreuken 24:10 zegt: „Hebt gij u ontmoedigd betoond op de dag van benauwdheid? Uw kracht zal gering zijn.” Wat kan een echtgenoot doen om het enthousiasme van zijn vrouw nieuw leven in te blazen? „Als mijn man thuiskwam,” zegt een zuster, „sloeg hij zijn armen om mij heen en vertelde mij hoeveel waardering hij voor mij had. Zonder hem had ik het nooit kunnen volhouden!” (Efeziërs 5:25, 28, 29) Ook kan hij samen met zijn partner de bijbel bestuderen en geregeld met haar bidden. Ja, zelfs onder deze moeilijke omstandigheden kan een gezin worden „opgebouwd”.
Verzorging in een verpleeginrichting
17, 18. (a) Tot welke stap hebben sommige families zich genoodzaakt gezien? (b) Hoe kunnen in zulke gevallen volwassen kinderen hun ouders helpen zich aan te passen?
17 Een zekere gerontoloog zegt: „Er komt een punt waarop het gezin noch over de deskundigheid noch over de financiële middelen beschikt om de [ouder] thuis te houden.” Zoals een echtgenoot het uitdrukt: „Het kwam zo ver dat mijn vrouw het niet meer aankon om Moeder 24 uur per dag te verzorgen. Er zat voor ons niets anders op dan Moeder in een verpleeginrichting onder te brengen. Maar wij deden het met een bloedend hart.”
18 Verzorging in een verpleeginrichting kan onder de gegeven omstandigheden de beste verzorging zijn die er te krijgen is. Maar bejaarden die in dergelijke inrichtingen worden ondergebracht, zijn dikwijls verbijsterd en van streek omdat zij denken dat zij aan hun lot overgelaten zijn. „Wij hebben Moeder zorgvuldig uitgelegd waarom wij dit moesten doen”, vertelt een zuster die wij Greta zullen noemen. „Zij heeft geleerd zich aan te passen en beschouwt de inrichting nu als haar thuis.” Wanneer ouders geregeld bezoek krijgen, wordt het voor hen ook gemakkelijker zich aan te passen en die bezoeken bewijzen de echtheid van uw liefde voor hen. (Vergelijk 2 Korinthiërs 8:8.) Waar afstand een probleem vormt, zou u contact kunnen houden via de telefoon, brieven en periodieke bezoeken. (Vergelijk 2 Johannes 12.) Niettemin zijn er voor de hand liggende nadelen verbonden aan het leven te midden van wereldse mensen. Wees u ’bewust van hun geestelijke noden’ (Matthéüs 5:3). „Wij voorzien Moeder van leesmateriaal, en wij proberen zo veel mogelijk geestelijke dingen met haar te bespreken”, zegt Greta.
19. (a) Welke zorg dient te worden betracht bij de keuze van een verpleeginrichting en hoe kan het oog gehouden worden op de verzorging aldaar? (b) Hoe strekt het een christen tot voordeel wanneer hij zijn uiterste best doet om in een goede verzorging voor een ouder te voorzien?
19 The Wall Street Journal bracht verslag uit over een studie die was gemaakt van 406 verpleeghuizen in de VS. „Ongeveer twintig procent werd potentieel gevaarlijk geacht voor de inwoners en bijna de helft voldeed slechts aan de minimale vereisten.” Helaas verschijnen er verontrustend veel van dergelijke berichten. Als dus verzorging in een verpleeginrichting noodzakelijk is, wees dan zorgvuldig in uw keuze. Ga er persoonlijk heen om u ervan te vergewissen of het er schoon is, of het er goed onderhouden uit ziet, of er bevoegd personeel aanwezig is, of er een huiselijke sfeer heerst en of de kwaliteit van de maaltijden voldoet. Houd zo goed mogelijk het oog op de verzorging die uw ouders krijgen. Wees hun pleitbezorger, help hen pijnlijke situaties die zich zouden kunnen voordoen, te voorkomen, bijvoorbeeld in verband met wereldse feestdagen of ontspanning. Door uw uiterste best te doen om uw ouders de allerbeste verzorging te verschaffen die onder de gegeven omstandigheden mogelijk is, kunt u schuldgevoelens voorkomen die u anders misschien zouden kunnen kwellen. — Vergelijk 2 Korinthiërs 1:12.
Blijmoedige gevers, blijmoedige ontvangers
20. Waarom is het belangrijk dat kinderen blijmoedige gevers zijn?
20 „Het is moeilijk geweest”, zegt een christelijke vrouw over de zorg voor haar ouders. „Ik heb voor hen moeten koken en het huishouden moeten doen, huilbuien moeten opvangen en de lakens moeten verschonen als zij incontinent waren.” „Maar alles wat wij voor hen gedaan hebben,” zegt haar man, „hebben wij met vreugde — en blijmoedig — gedaan. Wij hebben ons uiterste best gedaan om onze ouders nooit het gevoel te geven dat wij het erg vonden voor hen te moeten zorgen” (2 Korinthiërs 9:7). Dikwijls valt het oude mensen moeilijk hulp te aanvaarden en willen zij anderen niet tot last zijn. Het komt dus erg aan op de houding die u aan de dag legt.
21. (a) Hoe kunnen ouders blijmoedige ontvangers zijn? (b) Waarom is het wijsheid van de kant van een ouder indien hij van tevoren voorzieningen voor zijn oude dag treft?
21 Aan de andere kant is ook de houding die ouders aan de dag leggen belangrijk. Een zuster vertelt: „Wat ik ook voor Moeder deed, het was nooit genoeg.” Ouders, vermijd het dus onredelijk of al te veeleisend te zijn. Tenslotte zegt de bijbel dat „de kinderen . . . niet voor hun ouders [behoren] te sparen, maar de ouders voor hun kinderen” (2 Korinthiërs 12:14). Sommige ouders verkwisten hun financiële middelen en worden daardoor hun kinderen onnodig tot last. Spreuken 13:22 zegt echter: „De goede zal een erfenis aan zoonszonen nalaten.” Voor zover mogelijk kunnen ouders dus van tevoren voorzieningen treffen voor hun oude dag door geld opzij te leggen en enkele regelingen voor hun eigen verzorging te treffen. — Spreuken 21:5.
22. Hoe dient iemand de moeite te bezien die hij doet om zorg te dragen voor zijn bejaarde ouders?
22 Paulus bracht het treffend onder woorden toen hij zei dat het zorg dragen voor iemands ouders neerkomt op „een passende vergoeding” (1 Timótheüs 5:4). Zoals een broeder zegt: „Moeder heeft twintig jaar voor mij gezorgd. Wat heb ik in vergelijking daarmee gedaan?” Moge alle christenen met bejaarde ouders er op soortgelijke wijze toe bewogen worden ’thuis godvruchtige toewijding te beoefenen’, in de wetenschap dat zij rijkelijk zullen worden beloond door de God die aan hen die hun ouders eren de belofte doet dat zij ’lange tijd op de aarde zullen blijven’. — Efeziërs 6:3.
Punten om te onthouden
◻ Hoe probeerden sommigen in Jezus’ dagen de verantwoordelijkheid jegens hun ouders te ontduiken?
◻ Wie dienen de zorg voor bejaarde ouders op zich te nemen, en waarom?
◻ Welke problemen kunnen gezinnen ondervinden wanneer een ouder bij hen intrekt, en hoe kunnen ze overwonnen worden?
◻ Waarom kan verzorging in een verpleeginrichting noodzakelijk zijn, en hoe kunnen ouders geholpen worden zich aan de situatie aan te passen?
[Illustratie op blz. 15]
Er kan een familieraad worden belegd om te bespreken hoe allen kunnen delen in de zorg voor een ouder
[Illustratie op blz. 17]
Wanneer verzorging in een verpleeginrichting noodzakelijk is, zijn geregelde bezoeken van fundamenteel belang voor het emotionele en geestelijke welzijn van bejaarden