Feestdagen
Definitie: Dagen waarop men meestal vrij is van werelds werk en school ter herdenking van een gebeurtenis. Zulke dagen kunnen ook een gelegenheid zijn voor feestelijkheden in gezinsverband of plaatselijke festiviteiten. Deelnemers kunnen ze als godsdienstige feestdagen of als grotendeels sociale of wereldlijke aangelegenheden beschouwen.
Is Kerstmis een op de bijbel gebaseerd feest?
Datum van het feest
M’Clintock en Strongs Cyclopædia zegt: „De viering van het kerstfeest is niet door God ingesteld, noch is ze van N[ieuw] T[estamentische] oorsprong. De dag van Christus’ geboorte kan niet worden vastgesteld aan de hand van het N[ieuwe] T[estament], trouwens, evenmin aan de hand van enige andere bron.” — (New York, 1871), Deel II, blz. 276.
Lukas 2:8-11 laat zien dat er ten tijde van Jezus’ geboorte ’s nachts herders in het veld waren. Het boek Daily Life in the Time of Jesus verklaart: „De kudden . . . brachten de winter op stal door, en alleen al op grond hiervan kan men inzien dat de traditionele datum voor Kerstmis, in de winter, waarschijnlijk niet juist is, aangezien in het Evangelie staat dat de herders in het veld waren.” — (New York, 1962), Henri Daniel-Rops, blz. 228.
The Encyclopedia Americana deelt ons mee: „De reden waarom men Kerstmis op 25 december heeft gesteld, is enigszins onduidelijk, maar men gaat er gewoonlijk van uit dat de dag zo werd gekozen dat hij samenviel met heidense feesten die plaatsvonden omstreeks de tijd van het wintersolstitium, wanneer de dagen beginnen te lengen, om de ’wedergeboorte van de zon’ te vieren. . . . De Romeinse Saturnalia (een feest ter ere van Saturnus, de god van de landbouw, en ter ere van de hernieuwde kracht van de zon) vonden ook op dat tijdstip plaats, en men veronderstelt dat dit oude heidense feest aan sommige christelijke gebruiken ten grondslag ligt.” — (1977), Deel 6, blz. 666.
De New Catholic Encyclopedia erkent: „De datum van Christus’ geboorte is niet bekend. De Evangeliën geven noch de dag noch de maand aan . . . Volgens de door H. Usener geopperde . . . en door de meeste geleerden heden ten dage geaccepteerde hypothese, werd de geboorte van Christus op de datum van het wintersolstitium gesteld (25 december op de Juliaanse kalender, 6 januari op de Egyptische), omdat op die dag, waarop de zon naar de noordelijke hemel begon terug te keren, de heidense aanbidders van Mithras de dies natalis Solis Invicti (geboortedag van de onoverwinnelijke zon) vierden. Op 25 dec. 274 had Aurelianus de zonnegod tot voornaamste schutspatroon van het keizerrijk uitgeroepen en een tempel op de Campus Martius aan hem gewijd. Kerstmis ontstond in een tijd dat de zonnecultus in Rome een zeer voorname plaats innam.” — (1967), Deel III, blz. 656.
Wijzen of magiërs geleid door een ster
Die magiërs waren in feite astrologen uit het oosten (Matth. 2:1, 2, NW; LV). Hoewel de astrologie tegenwoordig grote populariteit geniet, wordt in de bijbel de beoefening ervan ten zeerste afgekeurd. (Zie blz. 316, onder „Noodlot”.) Zou God personen die dingen beoefenden welke hij veroordeelde, naar de pasgeboren Jezus hebben geleid?
Uit Matthéüs 2:1-16 blijkt dat de ster de astrologen eerst naar koning Herodes leidde en daarna naar Jezus, en dat Herodes Jezus toen wilde laten doden. Er wordt niet vermeld dat buiten de astrologen nog iemand anders de „ster” heeft gezien. Nadat zij vertrokken waren, waarschuwde Jehovah’s engel Jozef dat hij naar Egypte moest vluchten om het kind te beschermen. Was die „ster” een teken van God of van iemand die eropuit was Gods Zoon te laten ombrengen?
Merk op dat het bijbelse verslag niet zegt dat zij de baby Jezus in een kribbe aantroffen. Toen de astrologen arriveerden, woonden Jezus en zijn ouders in een huis. Wat Jezus’ leeftijd op dat moment betreft, het is goed te bedenken dat Herodes naar aanleiding van wat hij van de astrologen had gehoord, bevel gaf om alle jongetjes in het gebied van Bethlehem van twee jaar oud en daaronder om te brengen. — Matth. 2:1, 11, 16.
Het geven van geschenken als onderdeel van het feest; verhalen over de kerstman, enz.
De gewoonte met Kerstmis geschenken te geven, is niet gebaseerd op wat de magiërs deden. Zoals hierboven is aangetoond, kwamen zij niet ten tijde van Jezus’ geboorte. Bovendien gaven zij geen geschenken aan elkaar, maar aan het kindje Jezus, naar het toen heersende gebruik als men aanzienlijken bezocht.
The Encyclopedia Americana vermeldt: „Tijdens de Saturnalia . . . werd algemeen feestgevierd en werden er geschenken uitgewisseld” (1977, Deel 24, blz. 299). In veel gevallen is dat de geest waarin het geven van kerstgeschenken plaatsvindt — een uitwisseling van geschenken. De geest die uit dit geven van geschenken spreekt, brengt geen waar geluk, omdat christelijke beginselen, zoals die in Matthéüs 6:3, 4 en 2 Korinthiërs 9:7, er geweld door worden aangedaan. Er is niets op tegen wanneer een christen op andere tijdstippen van het jaar als uiting van liefde geschenken aan anderen geeft.
Afhankelijk van waar zij wonen, krijgen kinderen te horen dat de geschenken gebracht zijn door Sinterklaas, de kerstman, Père Noël, Knecht Ruprecht, de wijzen uit het oosten, de kabouter Jultomten (of Julenissen) of een heks die La Befana heet (The World Book Encyclopedia, 1984, Deel 3, blz. 414). Natuurlijk is geen van deze verhalen werkelijk waar. Wordt kinderen door het vertellen van zulke verhalen respect voor de waarheid bijgebracht, en eren wij met een dergelijke gewoonte Jezus Christus, die leerde dat God met waarheid aanbeden moet worden? — Joh. 4:23, 24.
Is er enig bezwaar tegen deelname aan feesten die wellicht van niet-christelijke oorsprong zijn, zolang dit niet uit godsdienstige overwegingen gebeurt?
Ef. 5:10, 11: „Blijft u ervan vergewissen wat de Heer welgevallig is, en hebt niet langer met hen deel aan de onvruchtbare werken die tot de duisternis behoren, maar wijst ze veeleer zelfs terecht.”
2 Kor. 6:14-18: „Wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? . . . ’„Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af”, zegt Jehovah, „en raakt het onreine niet langer aan”’, ’„en ik zal u aannemen . . . en gij zult mij tot zonen en dochters zijn”, zegt Jehovah, de Almachtige.’” (Oprechte liefde voor Jehovah en het sterke verlangen hem te behagen, zullen iemand helpen te breken met onchristelijke gebruiken die hem emotioneel misschien hebben aangesproken. Zo iemand vindt niet dat het hem ongelukkiger maakt als hij gebruiken mijdt waarmee valse goden worden geëerd of bedrog wordt bevorderd. Ware liefde maakt dat hij zich niet verheugt over onrechtvaardigheid, maar met de waarheid. Zie 1 Korinthiërs 13:6.)
Vergelijk Exodus 32:4-10. Merk op dat de Israëlieten een Egyptisch godsdienstig gebruik overnamen maar er een nieuwe naam aan gaven, „een feest voor Jehovah”. Jehovah strafte hen daar echter zwaar voor. Thans zien wij in verband met feestdagen natuurlijk alleen maar 20ste-eeuwse gebruiken. Sommige daarvan kunnen onschuldig lijken. Maar Jehovah heeft met eigen ogen de heidense religieuze gebruiken waargenomen waaruit ze zijn voortgesproten. Dient zijn zienswijze voor ons niet doorslaggevend te zijn?
Illustratie: Veronderstel eens dat er een menigte mensen naar het huis van een zeker heer komt met de mededeling dat zij zijn verjaardag komen vieren. Hij is geen voorstander van zo’n viering. Hij ziet niet graag dat mensen zich overeten of zich bedrinken of zich overgeven aan losbandig gedrag. Maar sommigen van hen doen al die dingen, en zij hebben cadeautjes bij zich voor alle aanwezigen behalve voor hem! Daarbij komt nog dat zij de verjaardag van een van de vijanden van de man als datum voor het feest uitkiezen. Hoe zou die man zich voelen? Zou u daaraan mee willen doen? Dit gebeurt er nu precies bij kerstvieringen.
Wat is de oorsprong van Pasen en de gebruiken eromheen?
The Encyclopædia Britannica merkt op: „Er staat geen aanwijzing in het Nieuwe Testament of in de geschriften van de apostolische Vaders, dat men Pasen vierde. De heiligheid van speciale tijden was een denkbeeld dat niet bestond in de geest van de eerste christenen.” — (1910), Deel VIII, blz. 828.
The Catholic Encyclopedia vertelt ons: „Zeer veel heidense gebruiken waarmee de terugkeer van de lente gevierd werd, zijn met Pasen verbonden geraakt. Het ei is het zinnebeeld van het ontkiemende leven in het vroege voorjaar. . . . Het konijn is een heidens symbool en is altijd een zinnebeeld van vruchtbaarheid geweest.” — (1913), Deel V, blz. 227.
In het boek The Two Babylons, door Alexander Hislop, lezen wij: „Wat betekent het woord Easter [de Engelse naam voor Pasen] op zich? Het is geen christelijke naam. De Chaldeeuwse oorsprong ervan springt heel duidelijk in het oog. Easter is niets anders dan Astarte, een van de titels van Beltis, de koningin des hemels, wier naam, . . . zoals [die] door Layard op de Assyrische monumenten werd aangetroffen, Isjtar is. . . . Dat is de geschiedenis van Easter (Pasen). De populaire gebruiken die in de periode waarin het gevierd wordt nog steeds in zwang zijn, bevestigen ruimschoots het Babylonische karakter waarvan de geschiedenis getuigt. De warme kruisbroodjes van Goede Vrijdag, en de geverfde eieren van Paaszondag, kwamen in de Chaldeeuwse riten al precies zo voor als thans.” — (New York, 1943), blz. 103, 107, 108; vergelijk Jeremia 7:18.
Zijn nieuwjaarsfeesten verwerpelijk voor christenen?
The World Book Encyclopedia zegt: „De Romeinen wijdden deze dag [1 januari] aan Janus, de god van poorten en doorgangen en van alle begin. De maand januari werd genoemd naar Janus, die twee gezichten had — het ene naar voren en het andere naar achteren kijkend”. — (1984), Deel 14, blz. 237.
Zowel de datum als de gebruiken rondom het nieuwjaarsfeest variëren van land tot land. Op veel plaatsen behoren brassen en drinken tot de festiviteiten. Romeinen 13:13 geeft echter de raad: „Laten wij betamelijk wandelen, zoals overdag, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in ongeoorloofde gemeenschap en losbandig gedrag, niet in twist en jaloezie.” (Zie ook 1 Petrus 4:3, 4; Galáten 5:19-21.)
Wat ligt aan feestdagen ter herdenking van de „geesten van de doden” ten grondslag?
In The Encyclopædia Britannica (uitgave 1910) staat: „Allerzielen . . . de dag die in de Rooms-Katholieke Kerk gereserveerd is voor de herdenking van de overleden gelovigen. De viering is gebaseerd op de leerstelling dat de zielen van de gelovigen die bij de dood niet van dagelijkse zonden gereinigd zijn, of geen boete hebben gedaan voor in het verleden begane overtredingen, niet tot de zalige aanschouwing kunnen geraken en dat ze hierbij geholpen kunnen worden door gebed en door het misoffer. . . . Zekere populaire geloofsovertuigingen die verband houden met Allerzielen, zijn van heidense oorsprong en onheuglijke ouderdom. Zo gelooft het boerenvolk van veel katholieke landen dat de doden op de avond van Allerzielen naar hun vroegere huis terugkeren en het voedsel der levenden nuttigen.” — Deel I, blz. 709.
Het boek The Worship of the Dead wijst op deze oorsprong: „In de mythologieën van alle natiën uit de oudheid zijn de gebeurtenissen van de Zondvloed verweven . . . De steekhoudendheid van dit argument wordt geïllustreerd door het feit dat er ter herdenking van de gebeurtenis in kwestie een groot feest voor de doden wordt gevierd, niet alleen door natiën die min of meer in contact met elkaar staan, maar ook door andere, die ver van elkaar gescheiden zijn, zowel door de oceaan als door eeuwen van tijd. Dit feest wordt bovendien door allen juist op of omstreeks de dag gevierd waarop, volgens het Mozaïsche verslag, de Zondvloed plaatsvond, nl. de zeventiende dag van de tweede maand — de maand die nagenoeg overeenkomt met onze novembermaand” (Londen, 1904, Kolonel J. Garnier, blz. 4). Deze feesten begonnen dus in feite met het vereren van mensen die in Noachs dagen door God wegens hun slechtheid waren verdelgd. — Gen. 6:5-7; 7:11.
Dergelijke feestdagen waarop de „geesten van de doden” worden geëerd alsof ze in een ander rijk voortleven, zijn in strijd met de beschrijving die de bijbel van de dood geeft, namelijk een toestand van volkomen onbewustzijn. — Pred. 9:5, 10; Ps. 146:4.
Zie in verband met de oorsprong van het geloof in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel blz. 93, onder „Dood”, en blz. 434, onder „Ziel”.
Wat is de oorsprong van het sinterklaasfeest?
Oosthoeks Encyclopedie zegt: „Sint Nicolaas, Sinterklaas, feest ter ere van de heilige Nicolaas van Myra op 6.12. Zijn viering in het huisgezin ontstond uit het kerkelijke feest (met kinderverrassing) en deze weer uit voorchr. elementen. S[int Nicolaas], die over de daken rijdt, is de heidense god Wodan. Zwarte Piet of Pietje Pek is de volksbenaming van de duivel.” — (1963), Deel 13, vijfde druk, blz. 415.
Wat is de oorsprong van Valentijnsdag?
The World Book Encyclopedia deelt ons mee: „Valentijnsdag valt op de feestdag van twee verschillende christelijke martelaren die Valentijn heetten. Maar de gebruiken in verband met die dag . . . zijn waarschijnlijk ontleend aan een oud Romeins feest dat Lupercalia heette en op elke 15de februari werd gevierd. Het feest was ter ere van Juno, de Romeinse godin van de vrouwen en het huwelijk, en Pan, de god van de natuur.” — (1973), Deel 20, blz. 204.
Wat is de oorsprong van moederdag?
De Encyclopædia Britannica zegt: „Een feest ontleend aan het gebruik van de moedercultus in het oude Griekenland. De formele moedercultus met ceremoniën voor Cybele of Rhea, de Grote Moeder der goden, werd overal in Klein-Azië beoefend op de Idus van maart.” — (1959), Deel 15, blz. 849.
Wordt het standpunt dat christenen innemen met betrekking tot ceremoniën ter herdenking van gebeurtenissen in de politieke geschiedenis van een natie, door bijbelse beginselen ondersteund?
Joh. 18:36: „Jezus antwoordde [de Romeinse bestuurder]: ’Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.’”
Joh. 15:19: „Als gij [Jezus’ volgelingen] een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.”
1 Joh. 5:19: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze.” (Vergelijk Johannes 14:30; Openbaring 13:1, 2; Daniël 2:44.)
Andere plaatselijke en nationale feestdagen
Er zijn er heel wat, en ze kunnen hier niet allemaal besproken worden. Maar de hierboven verschafte historische informatie geeft aan waarop wij in verband met elke feestdag moeten letten, en de reeds besproken bijbelse beginselen voorzien ruimschoots in leiding voor hen wier voornaamste verlangen ernaar uitgaat Jehovah God te behagen.