Kerstmis — Een feest ter verwelkoming van Jezus?
DE GEBOORTE van de Redder, de langverwachte Messias, was inderdaad een tijd voor verheuging. „Ziet!”, deelde een engel aan herders in de omgeving van Bethlehem mee, „ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen, want heden is u in Davids stad een Redder geboren, die Christus de Heer is.” Een menigte van engelen sloot zich bij hem aan en loofde God: „Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil” (Lukas 2:10-14). Sommigen concluderen misschien dat christenen de engelen dienen na te volgen in het uiten van vreugde over het feit dat Christus destijds naar de aarde kwam.
Dit was niet de eerste keer dat de bijbel melding maakt van engelen die uitbarstten in het zingen van lofliederen. Toen de aarde werd gegrondvest ’hieven de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aan, en betuigden alle zonen Gods voorts juichend hun instemming’ (Job 38:4-7). De exacte datum van deze gebeurtenis is niet in de bijbel opgetekend (Genesis 1:1, 14-18). Hoe vreugdevol de gelegenheid ook geweest mag zijn, christenen hebben niet geredeneerd dat zij, omdat de engelen hun instemming betuigden, jaarlijks de schepping van de aarde moesten vieren en misschien een heidens feest moesten overnemen om de gelegenheid te gedenken.
Toch is dat precies wat mensen die Kerstmis vieren ten aanzien van de geboorte van Jezus Christus doen. Een blik in bijna elke willekeurige betrouwbare encyclopedie onder het trefwoord „Kerstmis” bevestigt dat de datum van Jezus’ geboorte niet bekend is. In de bijbel wordt niets over die datum gezegd.
„Als de trompet een onduidelijk signaal geeft”
„God is geen God van wanorde, maar van vrede”, schreef de apostel Paulus toen hij de gemeente in het Korinthe uit de oudheid terechtwees wegens haar wanordelijkheid. In dezelfde context vroeg hij: „Wie zal zich voor de strijd gereedmaken als de trompet een onduidelijk signaal geeft?” (1 Korinthiërs 14:8, 33) Als een God van orde dus van plan was christenen de geboorte van zijn Zoon op aarde te laten vieren, zou Hij het dan aan onvolmaakte mensen overlaten om willekeurig een datum uit heidense feestdagen te kiezen en goddeloze praktijken over te nemen?
Een onderzoek van enkele bijbelse voorbeelden maakt duidelijk dat Jehovah God niet op die manier met zijn volk omgaat. Toen God verlangde dat de Israëlieten onder de Mozaïsche wet jaarlijkse vieringen hielden, gaf hij specifieke datums aan en vertelde hun hoe zij die feestelijke gelegenheden moesten vieren (Exodus 23:14-17; Leviticus 23:34-43). Hoewel Jezus Christus nooit geboden heeft zijn geboorte te herdenken, gebood hij zijn volgelingen wel één specifieke datum in acht te nemen. „In de nacht waarin hij overgeleverd zou worden”, 14 Nisan 33 G.T., stelde Jezus de viering van het Avondmaal des Heren in, waarbij hij ongezuurd brood en wijn gebruikte. Hij gebood: „Blijft dit tot mijn gedachtenis doen” (1 Korinthiërs 11:23, 24). Het geluid van de trompet betreffende het tijdstip en de wijze waarop het Avondmaal des Heren gevierd moet worden, is duidelijk en onmiskenbaar. Hoe staat het dan met Kerstmis? Nergens in de bijbel vinden wij enig gebod om de geboorte van Christus te vieren en evenmin wordt ons erin verteld wanneer en hoe wij dat zouden moeten doen.
’Om mensen te winnen’
„O, natuurlijk weet ik dat Kerstmis van heidense oorsprong is,” zei een geestelijke van een non-conformistische kerk in Tokio, „maar zolang gewone mensen op 25 december geïnteresseerd zijn in het christendom en komen om in de leer van de Achtenswaardige Jezus onderwezen te worden, hoort Kerstmis in het christendom thuis.” Velen zijn het met deze redenatie eens. Gelooft u dat het juist is zulke compromissen te sluiten?
Sommigen beweren dat zelfs Paulus compromissen sloot om gelovigen te winnen. „Ik maak mijzelf tot slaaf van iedereen”, schreef hij, „om zoveel mogelijk mensen te winnen . . . Als ik met heidenen werk, leef ik als een heiden, buiten de joodse wet, om heidenen te winnen. . . . Dit alles doe ik ter wille van het evangelie, om in de zegeningen ervan te delen” (1 Korinthiërs 9:19-23, Today’s English Version). Wordt door deze woorden het overnemen van een heidens feest om heidenen tot het christendom te trekken, gerechtvaardigd?
Beschouw de context van Paulus’ verklaring eens zorgvuldig. In vers 21 zei hij: „Dit betekent niet dat ik Gods wet niet gehoorzaam; ik ben werkelijk onder Christus’ wet” (TEV). Hij sloot dus geen compromis in aangelegenheden die Christus’ wet overschreden, maar hij ’leefde als een heiden’ door de plaatselijke gebruiken en gewoonten te respecteren zolang deze niet in strijd waren met christelijke geboden.a
Bedenk, met dit in gedachten, hoe het overnemen van heidense feesten door het „christendom” onder de naam Kerstmis, zou worden opgevat als het in het licht van het volgende bijbelse gebod wordt beschouwd: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? . . . Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? . . . ’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af’, zegt Jehovah, ’en raakt het onreine niet langer aan’; ’en ik wil u aannemen’” (2 Korinthiërs 6:14-17). Welke excuses ook aangevoerd worden, het vermengen van het christendom met heidense feesten is niet de manier om Jezus als een Redder te verwelkomen. Het zou in de eerste eeuw, toen Jezus in het vlees kwam, ongepast zijn geweest en het is net zo ongepast in deze tijd of in de toekomst, wanneer Christus als Koning komt om Gods oordelen ten uitvoer te brengen (Openbaring 19:11-16). Degenen die verkiezen heidense feesten onder een „christelijke” dekmantel te vieren, zouden Jezus Christus in feite wel eens kunnen verloochenen.
„Verborgen christenen” keerden niet tot het christendom terug
Trek lering uit wat er in het sjôgoen-tijdperk met katholieken in Japan gebeurde. Toen de onderdrukking van het katholicisme in 1614 begon, hadden de ongeveer 300.000 Japanse katholieken de keus uit drie mogelijkheden: martelaar worden, hun geloof prijsgeven of ondergronds gaan. Degenen die ondergronds gingen, werden verborgen christenen genoemd. Om hun geloof te camoufleren, pasten zij zich aan verschillende boeddhistische en sjintoïstische gebruiken aan. In hun liturgie gebruikten zij Maria Kannon, Maria vermomd als een boeddhistische bodhisattva in de vorm van een moeder met een kind in haar armen. Hun feesten waren een mengeling van boeddhisme, katholicisme en volksgeloof. Maar als zij gedwongen werden boeddhistische begrafenissen bij te wonen, zongen zij christelijke gebeden en verrichtten modosji, een ceremonie om de boeddhistische dienst teniet te doen. Wat is er van deze „christenen” geworden?
„Wat de meerderheid van de Kirisjitans [christenen] betreft,” zo wordt in het boek The Hidden Christians uitgelegd, „zij kregen een religieuze binding die het moeilijk maakte om de aanbidding van sjintoïstische en boeddhistische goden te laten varen.” Toen het verbod opgeheven werd en katholieke missionarissen naar Japan terugkeerden, hield de meerderheid van die „verborgen christenen” vast aan hun vorm van fusiereligie.
Maar zou de Katholieke Kerk de „verborgen christenen” die weigerden weer rooms-katholiek te worden, redelijkerwijs kunnen bekritiseren? De Katholieke Kerk heeft eveneens vele heidense leerstellingen en feesten, waaronder Kerstmis, overgenomen. Als katholieken en protestanten, hoewel zij beweren christenen te zijn, hun „christendom” met heidense feesten heidens gemaakt hebben, zou het dan niet mogelijk zijn dat zij ook Jezus Christus verwerpen?
Tot het ware christendom teruggekeerd
Setsoeko, die al 36 jaar een vroom katholiek was, kwam ten slotte tot dat besef. Na de Tweede Wereldoorlog had zij geprobeerd haar geestelijke leegte te vullen door zich aan te sluiten bij een katholieke kerk. ’Wat bevredigend!’, dacht zij toen zij de kerstmis bijwoonde en schitterende kerstbomen binnen en buiten haar kerk zag. „Ik was trots op onze prachtige decoraties, die veel mooier waren dan die van andere kerken in de buurt”, zei ze. Toch had Setsoeko helemaal geen begrip van katholieke leerstellingen, hoewel zij zelfs een tijdje lesgaf op een zondagsschool. Dus toen zij zich meer wilde gaan bezighouden met kerkelijk werk, stelde zij haar priester een paar vragen. In plaats van haar vragen te beantwoorden, kleineerde de priester haar. Teleurgesteld besloot zij zelf de bijbel te bestuderen. Twee weken later kwamen Jehovah’s Getuigen bij haar aan de deur en zij aanvaardde een huisbijbelstudie.
Zij legt uit: „Het was pijnlijk geconfronteerd te worden met bijbelse waarheden waardoor mijn vroegere geloofsovertuigingen weerlegd werden. Ik kreeg zelfs alopecia neurotica, haaruitval veroorzaakt door een emotionele schok. Maar geleidelijk drong het waarheidslicht tot mijn hart door. Ik was verbaasd te leren dat Jezus niet in een koude, regenachtige decembermaand geboren kon zijn, omdat herders dan hun schapen ’s nachts niet in het open veld zouden hoeden (Lukas 2:8-12). Mijn beeld van de kerstvoorstelling viel erdoor aan gruzelementen, want wij hadden watten gebruikt als sneeuw om de taferelen van schapen en herders wat te verfraaien.”
Na zichzelf overtuigd te hebben van wat de bijbel werkelijk leert, besloot Setsoeko geen Kerstmis meer te vieren. In plaats van een eenmalige „kerstgeest” legt zij altijd de geest van blijmoedig christelijk geven aan de dag.
Indien u oprecht in Christus gelooft, wees dan niet geërgerd wanneer u heidenen Kerstmis ziet bezoedelen. Zij herhalen slechts wat het oorspronkelijk was — een heidens feest. Kerstmis brengt niemand ertoe Jezus Christus te verwelkomen, die onzichtbaar als een hemelse Koning wedergekomen is (Mattheüs hfdst. 24 en 25; Markus hfdst. 13; Lukas hfdst. 21). Ware christenen tonen veeleer het hele jaar door een geest als die van Christus, en zij verkondigen het goede nieuws van het Koninkrijk waarvan Jezus Koning geworden is. Zó wil God dat wij Jezus Christus verwelkomen als onze Redder en de Koning van het Koninkrijk. — Psalm 2:6-12.
[Voetnoten]
a Vergelijk de twee manieren waarop Paulus reageerde inzake de kwestie van de besnijdenis. Hoewel hij wist dat ’besnijdenis niets betekent’, besneed hij zijn reisgezel Timotheüs, die een joodse moeder had (1 Korinthiërs 7:19; Handelingen 16:3). In het geval van Titus vermeed de apostel Paulus het hem te laten besnijden, aangezien het hier om een principiële kwestie in de strijd met de judaïsten ging (Galaten 2:3). Titus was een Griek en had dus, in tegenstelling tot Timotheüs, geen gegronde reden om besneden te zijn. Indien hij, een heiden, besneden moest worden, ’zou Christus van geen nut voor hem zijn’. — Galaten 5:2-4.
[Illustratie op blz. 7]
Ware christenen eren Jezus het hele jaar door