Van seider tot redding
„De beker van grootse redding zal ik opnemen, en de naam van Jehovah zal ik aanroepen.” — PSALM 116:13.
1. Welk lied dat al tijden zeer geliefd is, kan invloed hebben op uw toekomst?
WAT zou u vinden van een lied met het thema dat u een lange en gelukkige toekomst zult hebben? Welnu, zo’n lied verheugt zich al tijden in een grote populariteit. Maar u verkeert in een betere positie dan de meesten om dit betekenisvolle lied te begrijpen en te waarderen. De joden hebben er de naam Hallel (lof) voor. Het bestaat uit Psalm 113 tot en met 118, en spoort ons aan tot het zingen van „Hallelujah”, ofwel „Looft Jah”.
2. Hoe is en wordt dit lied gebruikt, en welk verband bestaat er met de seider?
2 De joden zingen het Hallel ter gelegenheid van hun paschaviering, iets wat kennelijk teruggaat tot de tijd dat God een tempel had waar dieren werden geofferd. In deze tijd wordt het gezongen in joodse huizen gedurende de paschadienst en het maal dat hun seider heet. Maar slechts weinigen die het tijdens de seider zingen, begrijpen de werkelijke draagwijdte van Psalm 116:13: „De beker van grootse redding zal ik opnemen, en de naam van Jehovah zal ik aanroepen.” Maar waarom is er een samenhang tussen redding en het Pascha, en kan ook uw redding hierbij betrokken zijn?
Het pascha — een feest van redding
3. Wat is de achtergrond van de seider?
3 Breng u te binnen dat de Israëlieten onder een onderdrukkende Farao slaven waren in Egypte. Uiteindelijk verwekte Jehovah Mozes om Zijn volk naar de vrijheid te leiden. Nadat God negen plagen over Egypte had gebracht, kondigde Mozes de tiende aan. Jehovah zou de eerstgeborene in ieder Egyptisch huis slaan (Exodus 11:1-10). De Israëlieten konden echter gespaard blijven. Hoe? Zij moesten een lam slachten, het bloed ervan op de deurposten en bovendorpel aanbrengen en binnen blijven, terwijl zij een maaltijd nuttigden van lamsvlees, ongezuurd brood en bittere kruiden. Tijdens die seider zou God aan hun huizen voorbijgaan zonder hun eerstgeborenen ter dood te brengen. — Exodus 12:1-13.
4, 5. Hoe heeft het Pascha voor velen tot redding geleid? (Psalm 106:7-10)
4 Als reactie op deze tiende plaag zei Farao tot Mozes: „Staat op, gaat weg uit het midden van mijn volk, zowel gij als de andere zonen van Israël, en gaat, dient Jehovah” (Exodus 12:29-32). Nadat de Hebreeën en „een groot gemengd gezelschap” van sympathisanten waren vertrokken, kwam Farao tot andere gedachten en joeg hen na. God hielp zijn volk toen op wonderbaarlijke wijze ontsnappen door de Rode Zee, waarin Farao en zijn achtervolgende leger omkwamen. — Exodus 12:38; 14:5-28; Psalm 78:51-53; 136:13-15.
5 Mozes zei bij de Rode Zee tot Israël: „Weest niet bevreesd. Staat vast en ziet de redding van Jehovah, die hij vandaag voor u zal bewerken.” Later zongen zij: „Mijn sterkte en mijn macht is Jah, want hij dient mij tot redding. Dit is mijn God, en ik zal hem prijzen” (Exodus 14:13; 15:2). Ja, Israëls bevrijding, zowel van de tiende plaag als uit de Rode Zee, betekende redding. Terecht kon de psalmist Jehovah beschrijven als een God die „een grootse redding bewerkt in het midden der aarde”. — Psalm 68:6, 20; 74:12-14; 78:12, 13, 22.
6, 7. Waarom werd het Pascha ingesteld, maar waarom is de viering nu verschillend van het eerste Pascha?
6 De Hebreeën moesten het Pascha onderhouden als een gedachtenis aan redding. God zei: „Deze dag moet u dienen ter gedachtenis, en gij moet hem vieren als een feest voor Jehovah in al uw geslachten” (Exodus 12:14). Bij elk paschamaal (seider) moest de vader zijn gezin aan die redding herinneren. Jehovah gebood: „Wanneer uw zonen tot u zeggen: ’Wat betekent deze dienst voor u?’ . . . dan moet [gij] zeggen: ’Het is het slachtoffer van het Pascha voor Jehovah, die de huizen van de zonen van Israël in Egypte voorbijging toen hij de Egyptenaren met de plaag trof, maar onze huizen heeft hij bevrijd.’” — Exodus 12:25-27.
7 Dat de joden tot op deze dag ter gelegenheid van het Pascha hun seider hebben, bevestigt de historiciteit van dat verslag. Sommige gebruiken die ermee gepaard gaan, verschillen echter van wat God gebood. The Origins of the Seder zegt: „De bijbel bevat uitvoerige besprekingen van het Pascha en het Feest der ongezuurde broden; deze beschrijvingen komen echter niet overeen met latere vieringen van het feest. Het belangrijkste punt is dat het bijbelse ritueel de nadruk legt op het paschaslachtoffer, dat in na-bijbelse geschriften geen centrale plaats meer inneemt.” Een belangrijke reden is dat de joden geen tempel hebben waar dierenoffers gebracht kunnen worden.
8. Welke speciale reden hebben wij om stil te staan bij het Pascha?
8 Christenen kunnen tot hun nut een studie maken van alle feesten die God het oude Israël gaf,a maar nu verdienen zekere aspecten van het Pascha onze speciale belangstelling. Jezus, een jood, onderhield het Pascha. Bij de laatste gelegenheid dat hij dit deed, gaf hij de hoofdlijnen aan van de enige door God geboden viering voor christenen — het Avondmaal des Heren, de herdenking van Jezus’ dood. Deze christelijke viering hangt dus samen met het Pascha.
Meer dan een paschalam
9, 10. In welk opzicht was het paschalam een speciaal of uniek slachtoffer?
9 Hebreeën 10:1 vertelt ons dat ’de Wet een schaduw was van de toekomstige goede dingen’. De Cyclopædia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature, van M’Clintock en Strong, zegt: „Geen andere schaduw van in de wet vervatte toekomstige goede dingen kan wedijveren met het feest van het Pascha.” Vooral het paschalam had een betekenis die verder reikte dan de ceremonie waarmee werd herdacht hoe God de eerstgeborenen en vervolgens alle Hebreeën uit Egypte had gered.
10 Dat lam was in een aantal opzichten uniek. Veel dierenoffers van de Mozaïsche wet werden bijvoorbeeld aangeboden door afzonderlijke personen in verband met persoonlijke zonden of schuld, en delen van de dieren werden op het altaar verbrand (Leviticus 4:22-35). Een deel van het vlees van gemeenschapsoffers werd aan de dienstdoende priester of aan andere priesters gegeven (Leviticus 7:11-38). Het paschalam echter werd niet op het altaar gebruikt en het werd geofferd door een groep personen, gewoonlijk een gezin, en zij waren degenen die het gingen eten. — Exodus 12:4, 8-11.
11. Wat was Jehovah’s zienswijze ten aanzien van het paschalam, en waarnaar wees het vooruit? (Numeri 9:13)
11 Jehovah hechtte zo veel betekenis aan het paschalam, dat hij het „mijn slachtoffer” noemde (Exodus 23:18; 34:25). Geleerden hebben gezegd dat ’het paschaoffer hét slachtoffer voor Jehovah bij uitnemendheid was’. Dit lam wees ontwijfelbaar vooruit naar het slachtoffer van Jezus. Wij weten dit omdat de apostel Paulus Jezus aanduidde met ’ons Pascha dat is geslacht’ (1 Korinthiërs 5:7). Jezus werd geïdentificeerd als „het Lam Gods” en „het Lam, dat geslacht werd”. — Johannes 1:29; Openbaring 5:12; Handelingen 8:32.
Levenreddend bloed
12. Welke rol speelde het bloed van het lam in het eerste Pascha?
12 Destijds in Egypte was het bloed van het lam onmisbaar voor redding. Toen Jehovah de eerstgeborenen ter dood bracht, ging hij voorbij aan huizen waar bloed aan de deurposten zat. En omdat bovendien de Hebreeën niet aan het rouwen waren om de dood van hun eerstgeborenen, waren zij in de gelegenheid door de Rode Zee naar de vrijheid te trekken.
13, 14. Hoe is Jezus’ bloed levenreddend en noodzakelijk voor redding? (Efeziërs 1:13)
13 Bloed heeft ook te maken met redding in deze tijd — Jezus’ vergoten bloed. Toen in 32 G.T. ’het Pascha, het feest der joden, nabij was’, vertelde Jezus een groot gehoor: „Wie zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag uit de dood opwekken; want mijn vlees is waar voedsel en mijn bloed is ware drank” (Johannes 6:4, 54, 55). Al zijn joodse luisteraars zouden daarbij het ophanden zijnde Pascha in gedachten hebben, en dat in Egypte het bloed van een lam was gebruikt.
14 Jezus had het toen niet over de symbolen die gebruikt worden bij het Avondmaal des Heren. Die nieuwe viering voor christenen werd pas een jaar later ingesteld, zodat zelfs de apostelen die Jezus in 32 G.T. hoorden spreken, daar nog niets van wisten. Niettemin liet Jezus zien dat zijn bloed essentieel was voor eeuwige redding. Paulus legde uit: „Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van zijn onverdiende goedheid” (Efeziërs 1:7). Slechts door vergeving op basis van Jezus’ bloed kunnen wij eeuwig leven.
Welke redding en waar?
15. Welke redding en voorrechten werden mogelijk voor de Hebreeën in Egypte, en wat zou niet gebeuren? (1 Korinthiërs 10:1-5)
15 In het oude Egypte ging het slechts om een beperkte redding. Niemand die Egypte verliet, verwachtte na de uittocht eeuwig leven te krijgen. Het is waar dat God de levieten aanstelde tot priesters voor de natie, en dat sommigen van de stam Juda tijdelijke koningen werden, maar al dezen zouden sterven (Handelingen 2:29; Hebreeën 7:11, 23, 27). Hoewel het ’grote gemengde gezelschap’ dat ook Egypte verliet, niet deze voorrechten genoot, mochten zij met de Hebreeën hopen het Beloofde Land te bereiken en daar een normaal leven te leiden en God te aanbidden. Toch hadden Jehovah’s voorchristelijke dienstknechten een basis voor de hoop dat zij mettertijd eeuwig leven mochten genieten op aarde, waar de mensheid volgens Gods voornemen zou leven. Dit zou in overeenstemming zijn met Jezus’ belofte in Johannes 6:54.
16. Op wat voor redding mochten Gods dienstknechten in de oudheid hopen?
16 God gebruikte sommige van zijn dienstknechten in de oudheid om bezielende woorden op te tekenen over het feit dat de aarde geschapen was om bewoond te worden en over de oprechten die er voor eeuwig op zouden leven (Psalm 37:9-11; Spreuken 2:21, 22; Jesaja 45:18). Maar hoe zouden ware aanbidders zo’n redding kunnen verwerven als zij stierven? Doordat God hen weer terugbracht tot leven op aarde. Job bijvoorbeeld bracht de hoop tot uitdrukking dat er aan hem gedacht zou worden en dat hij weer tot leven geroepen zou worden (Job 14:13-15; Daniël 12:13). Eén vorm van redding is duidelijk de redding tot eeuwig leven op aarde. — Matthéüs 11:11.
17. Welke andere redding kunnen sommigen verwerven, naar de bijbel laat zien?
17 De bijbel spreekt ook van redding tot leven in de hemel, waar Jezus Christus na zijn opstanding heen ging. „Hij is aan Gods rechterhand, want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen” (1 Petrus 3:18, 22; Efeziërs 1:20-22; Hebreeën 9:24). Maar Jezus zou niet de enige mens zijn die in de hemel werd opgenomen. God heeft besloten dat hij ook een betrekkelijk klein aantal anderen van de aarde zal nemen. Jezus vertelde de apostelen: „In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. . . . Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En wanneer ik heenga en een plaats voor u bereid, kom ik terug en zal u thuis bij mij ontvangen, opdat ook gij moogt zijn waar ik ben.” — Johannes 14:2, 3.
18. Welke reden hebben wij nu om onze aandacht te richten op redding tot hemels leven?
18 Redding tot hemels leven in eendracht met Jezus is stellig veel grootser dan de beperkte redding in samenhang met het eerste Pascha (2 Timótheüs 2:10). Op de avond van de laatste geldige seider of paschamaaltijd stelde Jezus de nieuwe viering voor zijn volgelingen in, welke viering de redding tot hemels leven in het beeld bracht. Hij vertelde de apostelen: „Blijft dit tot een gedachtenis aan mij doen” (Lukas 22:19). Voordat wij beschouwen hoe christenen deze viering dienen te houden, kunnen wij misschien eerst de kwestie beschouwen wanneer die viering moet plaatsvinden.
Een „bestemde tijd”
19. Waarom is het logisch om een verband te leggen tussen het Pascha en het Avondmaal des Heren?
19 Jezus had gezegd: „Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten voordat ik lijd” (Lukas 22:15). Hij gaf daarna beknopt weer wat het Avondmaal des Heren was dat zijn volgelingen moesten houden ter gedachtenis aan zijn dood (Lukas 22:19, 20). Het Pascha werd eenmaal per jaar gehouden. Daarom is het redelijk dat het Avondmaal des Heren jaarlijks wordt gehouden. Wanneer? Logischerwijze in de lente op de tijd van het Pascha. Dat zou betekenen op 14 Nisan (volgens de joodse kalender), en niet gewoon altijd op een vrijdag omdat dat de dag van de week was waarop Jezus stierf.
20. Waarom zijn Jehovah’s Getuigen geïnteresseerd in 14 Nisan?
20 Paulus moet dan ook de datum 14 Nisan in gedachten hebben gehad toen hij schreef: „Zo dikwijls als gij dit brood eet en deze beker drinkt, blijft gij de dood des Heren verkondigen, totdat hij gekomen is” (1 Korinthiërs 11:26). Gedurende de volgende twee eeuwen hielden veel christenen vast aan 14 Nisan, en zij stonden bekend als quartodecimanen, afgeleid van het Latijn voor „veertiende”. M’Clintock en Strong vermelden: „De kerken van Klein-Azië vierden de dood van de Heer op de dag die overeenkwam met de 14de van de maand Nisan, op welke dag naar de opvatting van de gehele oude Kerk de kruisiging plaatsvond.” In deze tijd houden Jehovah’s Getuigen het Avondmaal des Heren jaarlijks op de datum die overeenkomt met 14 Nisan. Sommigen hebben echter opgemerkt dat dit nog wel eens kan verschillen van de datum waarop de joden hun Pascha houden. Waarom is dit zo?
21. Wanneer moest het paschalam geofferd worden, maar wat doen joden in deze tijd?
21 De Hebreeuwse dag liep van zonsondergang (ongeveer zes uur) tot de volgende zonsondergang. God gebood dat het paschalam op 14 Nisan geslacht moest worden „tussen de twee avonden” (Exodus 12:6). Wanneer zou dat zijn? Moderne joden houden vast aan de rabbijnse opvatting dat het lam aan het eind van de veertiende Nisan geslacht moest worden, tussen de tijd dat de zon begon te dalen (ongeveer drie uur) en de werkelijke zonsondergang. Dit leidt ertoe dat zij hun seider na zonsondergang houden, wanneer 15 Nisan is begonnen. — Markus 1:32.
22. Wat is een reden waarom de datum voor de Gedachtenisviering kan verschillen van de datum waarop de joden hun Pascha houden? (Markus 14:17; Johannes 13:30)
22 Wij hebben echter een goede reden om de uitdrukking anders op te vatten. Deuteronomium 16:6 vertelde de Israëlieten duidelijk ’in de avond, met zonsondergang, het paschaoffer te slachten’ (joodse Tanakh-vertaling). Dit laat zien dat „tussen de twee avonden” betrekking had op de periode van schemering, van de zonsondergang (waarmee 14 Nisan begint) tot de werkelijke duisternis. De oude Karaïetenb begrepen het zo, net zoals de Samaritanenc tot op onze tijd. Dat wij aanvaarden dat het paschalam geofferd en gegeten werd „op de daarvoor bestemde tijd” op 14 Nisan en niet op 15 Nisan, is één reden waarom onze gedachtenisdatum soms verschilt van de joodse datum. — Numeri 9:2-5.
23. Waarom worden aan de joodse kalender maanden toegevoegd, en hoe wordt dit door hedendaagse joden gedaan?
23 Een andere reden waarom onze datum kan verschillen van die van de joden is dat zij een van tevoren bepaalde kalender gebruiken volgens een systeem dat pas in de 4de eeuw is vastgelegd. Hiermee kunnen zij decennia of eeuwen van tevoren datums voor 1 Nisan of voor feesten bepalen. Bovendien had de oude maankalender zo nu en dan een toegevoegde 13de maand nodig om weer synchroon te lopen met de seizoenen. De huidige joodse kalender voegt op vaste punten zo’n maand toe; in een cyclus van 19 jaar gebeurt dit het 3de, 6de, 8ste, 11de, 14de, 17de en 19de jaar.
24, 25. (a) Hoe kwam men in Jezus’ tijd tot een bepaling van de maanden en werd de noodzaak van extra maanden vastgesteld? (b) Hoe wordt de datum voor het Avondmaal des Heren door Jehovah’s Getuigen vastgesteld?
24 Emil Schürer zegt echter dat ’in de tijd van Jezus [de joden] nog steeds geen vaste kalender hadden, maar op basis van puur empirische observatie iedere nieuwe maand lieten beginnen bij het verschijnen van de nieuwe maan, en evenzo op basis van observatie’ een maand toevoegden naar dit nodig was. „Als . . . tegen het eind van het jaar werd opgemerkt dat het Pascha vóór de lente-equinox [omstreeks 21 maart] zou vallen, werd er verordend dat er vóór Nisan een maand ingelast moest worden” (The History of the Jewish People in the Age of Jesus Christ, deel 1). De extra maand komt er op deze manier op een natuurlijke wijze tussen en wordt niet maar willekeurig tussengevoegd.
25 Het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen stelt de datum voor het Avondmaal des Heren vast in overeenstemming met de oude methode. De dag van 1 Nisan wordt bepaald als de dag waarop de nieuwe maan die het dichtst bij de lente-equinox valt, waarschijnlijk met zonsondergang in Jeruzalem zichtbaar kan zijn. Veertien dagen verder tellen brengt ons op 14 Nisan, wat dan gewoonlijk overeenkomt met de dag van volle maan. (Zie De Wachttoren van 1 april 1979, blz. 31, 32.) Op grond van deze bijbelse methode zijn Jehovah’s Getuigen over de hele wereld erover ingelicht dat de Gedachtenisviering dit jaar op 10 april na zonsondergang zal plaatsvinden.
26. Welke verdere aspecten van het Avondmaal des Heren verdienen onze aandacht?
26 Deze datum komt overeen met 14 Nisan, de dag ook waarop Jezus het laatste geldige Pascha vierde. De Gedachtenisviering brengt echter een redding in het beeld die ver uitstijgt boven wat de joodse seider herdenkt. Wij dienen allen te begrijpen wat er gedurende het Avondmaal des Heren plaatsvindt, wat het betekent en hoe onze redding daarbij betrokken is.
[Voetnoten]
b M’Clintock en Strong beschrijven hen als „een van de oudste en opmerkelijkste sekten van de joodse synagoge, wier onderscheidende basisprincipe een strikt vasthouden aan de letter van de geschreven wet is”.
c „Zij slachten het dier in de avond . . . Te middernacht eet iedere gezinsgroep het vlees . . . en verbrandt dan het overgebleven vlees en de botten vóór de ochtend . . . Sommige geleerden hebben geopperd dat de Samaritaanse religie een sterke gelijkenis zou kunnen vertonen met de bijbelse religie voordat het rabbijnse judaïsme er een nieuwe vorm aan gaf.” — The Origins of the Seder.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom wordt het Pascha terecht in verband gebracht met redding?
◻ Hoe kan Jezus’ slachtoffer meer tot stand brengen dan het paschalam?
◻ Welke redding komt beschikbaar door bemiddeling van Jezus?
◻ Hoe bepalen Jehovah’s Getuigen de juiste tijd voor het Avondmaal des Heren?