De laatste dag van Jezus’ menselijke leven
Het is laat in de middag van vrijdag 14 Nisan 33 G.T. Een groep mannen en vrouwen staat op het punt een geliefde vriend te begraven. Een van de mannen, Nikodemus, heeft specerijen meegebracht om het lichaam gereed te maken voor de begrafenis. Een man met de naam Jozef heeft voor rein linnen gezorgd om het vreselijk toegetakelde lichaam in te wikkelen.
WIE zijn deze mensen, en wie gaan zij begraven? Is dit alles van invloed op u? Laten wij, om deze vragen te beantwoorden, teruggaan naar het begin van die gedenkwaardige dag.
Donderdagavond 14 Nisan
Een heldere volle maan komt langzaam op boven Jeruzalem. De stad vol mensen komt tot rust na een drukke dag. Deze avond is de lucht vervuld van de geur van geroosterd lam. Ja, duizenden mensen bereiden zich voor op een speciale gebeurtenis — de jaarlijkse viering van het Pascha.
In een grote gastenkamer treffen wij Jezus Christus en zijn twaalf apostelen aan een gedekte tafel aan. Luister! Jezus spreekt. „Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten voordat ik lijd”, zegt hij (Lukas 22:15). Jezus weet dat zijn religieuze vijanden van plan zijn hem ter dood te laten brengen. Maar voordat dat gebeurt, zal er vanavond iets heel belangrijks plaatsvinden.
Nadat zij het Pascha hebben gevierd, maakt Jezus bekend: „Een van u zal mij verraden” (Mattheüs 26:21). Dit bedroeft de apostelen. Wie zou dat nu kunnen zijn? Na enig heen en weer gepraat zegt Jezus tegen Judas Iskariot: „Wat gij doet, doe dat met nog meer spoed” (Johannes 13:27). Hoewel de anderen het niet beseffen, is Judas een verrader. Hij gaat weg om zijn lafhartige rol in het complot tegen Jezus te vervullen.
Een speciale viering
Jezus stelt nu een geheel nieuwe viering in — een viering waarmee zijn dood herdacht zal worden. Hij neemt een brood, spreekt er een dankgebed over uit en verdeelt het. „Neemt, eet”, gebiedt hij. „Dit betekent mijn lichaam, dat ten behoeve van u gegeven zal worden.” Wanneer elk van hen wat van het brood heeft gegeten, neemt hij een beker rode wijn en spreekt er een zegen over uit. „Drinkt allen hieruit”, zegt Jezus hun, en hij legt uit: „Deze beker betekent het nieuwe verbond krachtens mijn bloed, dat ten behoeve van u vergoten zal worden.” Hij gebiedt de overgebleven elf getrouwe apostelen: „Blijft dit . . . tot mijn gedachtenis doen.” — Mattheüs 26:26-28; Lukas 22:19, 20; 1 Korinthiërs 11:24, 25.
Die avond bereidt Jezus zijn loyale apostelen vriendelijk voor op wat komen gaat en bevestigt hij zijn diepe liefde voor hen. „Niemand heeft grotere liefde dan deze,” legt hij uit, „dat iemand afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied” (Johannes 15:13-15). Ja, de elf apostelen hebben bewezen dat zij ware vrienden zijn door bij Jezus te blijven tijdens zijn beproevingen.
Laat in de avond — misschien wel na middernacht — zendt Jezus een gedenkwaardig gebed op, waarna zij lofzangen voor Jehovah zingen. Dan gaan zij bij het licht van de volle maan de stad uit en steken het Kidrondal over. — Johannes 17:1–18:1.
In de hof van Gethsemane
Een tijdje later komen Jezus en de apostelen bij de hof van Gethsemane aan. Jezus laat acht van de apostelen bij de ingang van de tuin achter en neemt Petrus, Jakobus en Johannes mee de tuin in, tussen de olijfbomen. „Mijn ziel is diepbedroefd, ja, tot de dood toe”, zegt hij tegen de drie. „Blijft hier en waakt.” — Markus 14:33, 34.
De drie apostelen wachten terwijl Jezus dieper de tuin in gaat om te bidden. Met sterk geroep en tranen smeekt hij: „Vader, indien gij het wenst, neem deze beker dan van mij weg.” Er rust een immense verantwoordelijkheid op Jezus’ schouders. Wat doet het hem pijn wanneer hij eraan denkt wat Jehovah’s vijanden zullen zeggen wanneer Zijn eniggeboren Zoon aan de paal wordt genageld alsof hij een misdadiger was! Nog kwellender voor Jezus is de gedachte aan de smaad die het op zijn geliefde hemelse Vader zou werpen als hij deze martelende beproeving niet zou doorstaan. Jezus bidt zo vurig en geraakt in zo’n hevige smart dat zijn zweet als druppels bloed wordt, die op de grond vallen. — Lukas 22:42, 44.
Jezus heeft zojuist voor de derde keer gebeden. Er naderen nu mannen met fakkels en lampen. De man die voorop loopt, is niemand anders dan Judas Iskariot, die recht op Jezus afkomt. „Goedendag, Rabbi!”, zegt hij en kust Jezus zeer teder. „Judas,” antwoordt Jezus, „verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?” — Mattheüs 26:49; Lukas 22:47, 48; Johannes 18:3.
Plotseling beseffen de apostelen wat er aan de hand is. Hun Heer en geliefde vriend staat op het punt gearresteerd te worden! Dus grijpt Petrus een zwaard en slaat het oor van de slaaf van de hogepriester af. „Laat het hierbij”, roept Jezus snel. Hij steekt zijn hand uit, geneest de slaaf en gebiedt Petrus: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan” (Lukas 22:50, 51; Mattheüs 26:52). De beambten en soldaten grijpen Jezus en boeien hem. Door vrees en verwarring overmand laten de apostelen Jezus in de steek en vluchten de nacht in. — Mattheüs 26:56; Johannes 18:12.
Vrijdagochtend 14 Nisan
Het is ver na middernacht, in de vroege ochtenduren van vrijdag. Jezus wordt eerst naar het huis van de voormalige hogepriester Annas geleid, die nog steeds veel invloed en macht uitoefent. Annas ondervraagt hem en laat hem dan naar het huis van de hogepriester Kajafas brengen, waar het Sanhedrin bijeen is.
De religieuze leiders proberen nu getuigen te vinden om een rechtszaak tegen Jezus in elkaar te zetten. Maar zelfs de valse getuigen kunnen geen eensluidend getuigenis afleggen. Al die tijd blijft Jezus zwijgen. Kajafas verandert van tactiek en eist: „Ik stel u onder ede bij de levende God, ons te zeggen of gij de Christus, de Zoon van God, zijt!” Dit is een feit dat niet ontkend kan worden, en dus antwoordt Jezus moedig: „Ik ben het; en gijlieden zult de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand der kracht en hem zien komen met de wolken des hemels.” — Mattheüs 26:63; Markus 14:60-62.
„Hij heeft gelasterd!”, roept Kajafas. „Waartoe hebben wij nog getuigen nodig?” Nu slaan sommigen Jezus in het gezicht en bespuwen hem. Anderen geven hem vuistslagen en overladen hem met beschimpingen (Mattheüs 26:65-68; Markus 14:63-65). Al gauw na zonsopgang op vrijdag komt het Sanhedrin opnieuw bijeen, mogelijk om de onwettige nachtelijke rechtszaak een schijn van wettigheid te geven. Weer geeft Jezus moedig te kennen dat hij de Christus, de Zoon van God is. — Lukas 22:66-71.
Vervolgens leiden de overpriesters en oudere mannen Jezus weg om verhoord te worden door Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder van Judea. Zij beschuldigen Jezus ervan dat hij de natie tot opstand aanspoort, verbiedt belastingen aan caesar te betalen en „van zichzelf zegt dat hij Christus, een koning, is” (Lukas 23:2; vergelijk Markus 12:17). Na Jezus ondervraagd te hebben, maakt Pilatus bekend: „Ik vind geen misdaad in deze mens” (Lukas 23:4). Wanneer Pilatus hoort dat Jezus een Galileeër is, laat hij hem naar Herodes Antipas, de bestuurder van Galilea, zenden, die ter gelegenheid van het Pascha in Jeruzalem is. Herodes is er niet op uit recht te laten geschieden. Hij wil Jezus alleen een wonder zien verrichten. Daar Jezus zijn nieuwsgierigheid niet bevredigt en blijft zwijgen, drijven Herodes en zijn soldaten de spot met hem en zenden hem terug naar Pilatus.
„Wat voor slechts heeft deze man dan gedaan?”, vraagt Pilatus opnieuw. „Ik heb in hem niets gevonden wat de dood verdient; ik zal hem daarom tuchtigen en vrijlaten” (Lukas 23:22). Hij laat Jezus dus geselen met een uit verscheidene riemen bestaande zweep, die Jezus’ rug pijnlijk openrijt. Dan drukken de soldaten hem een doornenkroon op het hoofd. Zij bespotten hem en slaan hem met een stevige rietstok, zodat zij de doornenkroon nog dieper in zijn hoofdhuid drukken. In weerwil van de onbeschrijflijk pijnlijke mishandeling bewaart Jezus een opmerkelijke waardigheid en kracht.
Misschien in de hoop dat Jezus’ gehavende toestand enig medelijden zal wekken, toont Pilatus hem opnieuw aan de menigte. „Ziet!”, roept Pilatus, „Ik breng hem naar buiten tot u, opdat gij weet dat ik geen schuld in hem vind.” Maar de overpriesters schreeuwen: „Aan de paal met hem! Aan de paal met hem!” (Johannes 19:4-6) Als de schare steeds meer aandringt, zwicht Pilatus en levert Jezus over om aan een paal gehangen te worden.
Een folterende dood
Inmiddels is het halverwege de ochtend; mogelijk loopt het tegen twaalven. Jezus wordt buiten Jeruzalem gebracht, naar een plaats die Golgotha wordt genoemd. Hij wordt met grote spijkers door zijn handen en voeten aan een martelpaal geslagen. De pijn die hij voelt als het gewicht van zijn lichaam aan de spijkerwonden trekt terwijl de martelpaal rechtop wordt gezet, is niet met woorden te beschrijven. Er verzamelt zich een menigte om te zien hoe Jezus en twee misdadigers aan een paal worden gehangen. Velen beschimpen Jezus. „Anderen heeft hij gered,” spotten de overpriesters en anderen, „zichzelf kan hij niet redden!” Zelfs de soldaten en de twee aan een paal gehangen misdadigers drijven de spot met Jezus. — Mattheüs 27:41-44.
Plotseling valt er midden op de dag, als Jezus al een tijdje aan de paal hangt, een drie uur durende, angstaanjagende duisternis van goddelijke oorsprong over het land.a Misschien beweegt dit de ene boosdoener ertoe de andere te berispen. Vervolgens wendt hij zich tot Jezus en smeekt: „Denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Wat een verbazingwekkend geloof, in weerwil van een naderende dood! „Voorwaar, ik zeg u heden”, antwoordt Jezus, „Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” — Lukas 23:39-43.
Omstreeks drie uur in de middag voelt Jezus dat zijn einde nadert. „Ik heb dorst”, zegt hij. Dan roept hij met een luide stem: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?” Jezus bemerkt dat zijn Vader zijn bescherming als het ware van hem heeft teruggetrokken opdat zijn rechtschapenheid tot het uiterste beproefd kan worden, en hij haalt Davids woorden aan. Iemand houdt een in zure wijn gedrenkte spons tegen Jezus’ lippen. Nadat Jezus iets van de wijn genomen heeft, zegt hij uitgeput: „Het is volbracht!” Dan roept hij uit: „Vader, aan uw handen vertrouw ik mijn geest toe”, buigt zijn hoofd en blaast de laatste adem uit. — Johannes 19:28-30; Mattheüs 27:46; Lukas 23:46; Psalm 22:1.
Aangezien het laat in de middag is, worden er haastig regelingen getroffen om Jezus voordat met zonsondergang de sabbat (15 Nisan) begint, te begraven. Jozef van Arimathea, een bekend lid van het Sanhedrin en een geheime discipel van Jezus, krijgt toestemming om hem te begraven. Nikodemus, eveneens een lid van het Sanhedrin die in het geheim geloof in Jezus stelt, assisteert met honderd pond mirre en aloë. Voorzichtig leggen zij Jezus’ lichaam in een nabijgelegen nieuw herinneringsgraf.
Weer levend!
Het is nog donker wanneer Maria Magdalena en enkele andere vrouwen zondagochtend vroeg Jezus’ graf naderen. Maar kijk! De steen voor het graf is weggerold. En het graf is leeg! Maria Magdalena rent weg om het aan Petrus en Johannes te vertellen (Johannes 20:1, 2). Zij is nog maar net weg of er verschijnt een engel aan de andere vrouwen. Hij zegt: „Weest niet bevreesd.” Ook vraagt hij hun dringend: „Gaat nu vlug naar zijn discipelen en zegt hun dat hij uit de doden is opgewekt.” — Mattheüs 28:2-7.
Terwijl zij voortsnellen, komen zij niemand minder dan Jezus zelf tegen! „Gaat, bericht mijn broeders”, zegt hij hun (Mattheüs 28:8-10). Later zit Maria Magdalena bij het graf te wenen, wanneer Jezus aan haar verschijnt. Zij kan haar vreugde nauwelijks bedwingen en rent weg om de andere discipelen het geweldige nieuws te vertellen (Johannes 20:11-18). Die onvergetelijke zondag verschijnt de opgestane Jezus zelfs vijf keer aan verscheidene discipelen, waardoor hij er geen twijfel over laat bestaan dat hij inderdaad weer leeft!
Hoe het op u van invloed is
Hoe kunnen gebeurtenissen van 1966 jaar geleden nu, op de drempel van de 21ste eeuw, op u van invloed zijn? Een ooggetuige van die gebeurtenissen legt uit: „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.” — 1 Johannes 4:9, 10.
In welk opzicht is Christus’ dood een „zoenoffer”? Het ’verzoent’ omdat het een goede verhouding met God mogelijk maakt. De eerste mens, Adam, kwam in opstand tegen God en gaf daarom een erfenis van zonde en dood aan zijn nageslacht door. Jezus daarentegen gaf zijn leven als een losprijs voor ’s mensen zonde en dood en verschafte God aldus een basis om barmhartigheid en gunst te verlenen (1 Timotheüs 2:5, 6). Door geloof te oefenen in Jezus’ zondenverzoenende offer kunt u bevrijd worden van de veroordeling die u van de zondaar Adam hebt geërfd (Romeinen 5:12; 6:23). Dit opent op zijn beurt de schitterende gelegenheid een persoonlijke band te hebben met uw liefdevolle hemelse Vader, Jehovah God. Kortom, Jezus’ uitmuntende offer kan eindeloos leven voor u betekenen. — Johannes 3:16; 17:3.
Deze en ermee verband houdende aangelegenheden zullen op donderdagavond 1 april op tienduizenden plaatsen over de hele wereld besproken worden, wanneer miljoenen mensen bijeen zullen komen om de dood van Jezus Christus te gedenken. U bent uitgenodigd om aanwezig te zijn. Jehovah’s Getuigen in uw omgeving zullen u graag vertellen waar en wanneer u deze bijeenkomst kunt bijwonen. Uw aanwezigheid zal ongetwijfeld uw waardering verdiepen voor wat onze liefdevolle God en zijn geliefde Zoon op de laatste dag van Jezus’ menselijke leven hebben gedaan.
[Voetnoot]
a De duisternis kon niet door een zonsverduistering veroorzaakt zijn, want Jezus stierf ten tijde van de volle maan. Zonsverduisteringen duren slechts een paar minuten en doen zich voor ten tijde van de nieuwe maan, wanneer de maan zich tussen de aarde en de zon bevindt.
[Tabel/Illustraties op blz. 7]
JEZUS’ DOOD EN OPSTANDING
NISAN 33 G.T. GEBEURTENISSEN GROOTSTE MENSb
14 Paschaviering; Jezus wast 113, par. 2 tot
Donderdagavond voeten van apostelen; 117, par. 1
Judas vertrekt om Jezus te
verraden; Christus stelt
Gedachtenisviering ter
herdenking van zijn dood in
(dit jaar gehouden op
donderdag 1 april, na
zonsondergang); vermaning
om apostelen op zijn vertrek
voor te bereiden
Middernacht Na gebed en lofzangen gaan 117 tot 120
tot voor Jezus en apostelen naar hof
zonsopgang van Gethsemane; Jezus bidt
met sterk geroep en tranen;
Judas Iskariot arriveert met
grote menigte en verraadt
Jezus; apostelen vluchten
wanneer Jezus wordt geboeid
en naar Annas wordt gebracht;
Jezus naar hogepriester
Kajafas gebracht om voor
Sanhedrin te verschijnen;
ter dood veroordeeld;
beschimpt en mishandeld;
Petrus verloochent Jezus
driemaal
Vrijdagochtend Bij het aanbreken van de 121 tot 124
dag verschijnt Jezus opnieuw
voor het Sanhedrin; naar
Pilatus gebracht; naar
Herodes gezonden; terug naar
Pilatus; Jezus gegeseld,
beledigd en aangevallen;
onder druk levert Pilatus
hem over om aan een paal
gehangen te worden; naar
Golgotha gevoerd voor
terechtstelling laat in de
ochtend
Twaalf uur tot Kort voor twaalf uur aan 125, 126
halverwege paal gehangen; duisternis
de middag van twaalf uur tot omstreeks
drie uur, wanneer Jezus
sterft; hevige aardbeving;
tempelgordijn in tweeën
gescheurd
Laat op Jezus’ lichaam wordt vóór 127, par. 1-7
de middag de sabbat in een tuingraf
gelegd
15 Sabbat begint
Vrijdagavond
Zaterdag Pilatus geeft toestemming 127, par. 8, 9
voor bewaking van Jezus’
graf
16 Zondag Vroeg in de ochtend wordt 127, par. 10 tot
Jezus’ graf leeg 129, par. 10
aangetroffen; de opgestane
Jezus verschijnt aan
(1) een groep vrouwelijke
discipelen, onder wie Salome,
Johanna en Maria, de moeder
van Jakobus; (2) Maria
Magdalena; (3) Kleopas en
zijn metgezel; (4) Simon
Petrus; (5) een groep
apostelen en andere
discipelen
[Voetnoot]
b De hier vermelde nummers doelen op hoofdstukken in het boek De grootste mens die ooit heeft geleefd. Zie voor een tabel met de gedetailleerde schriftuurlijke informatie over Jezus’ afsluitende bediening „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 290. Deze boeken zijn verkrijgbaar bij het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap in Emmen.