Hoofdstuk dertig
„Troost mijn volk”
1. Wat is één manier waarop Jehovah ons troost?
JEHOVAH is ’de God die vertroosting schenkt’. Eén manier waarop hij ons troost, is door de beloften die hij heeft laten optekenen (Romeinen 15:4, 5). Wat zou bijvoorbeeld, wanneer wij geconfronteerd worden met de dood van iemand die ons lief is, vertroostender kunnen zijn dan het vooruitzicht op een opstanding in Gods nieuwe wereld? (Johannes 5:28, 29) En wat te denken van Jehovah’s belofte dat hij weldra een eind zal maken aan het kwaad en deze aarde zal veranderen in een paradijs? Is het niet vertroostend het vooruitzicht te hebben nooit te hoeven sterven en eeuwig in dat paradijs te leven? — Psalm 37:9-11, 29; Openbaring 21:3-5.
2. Waarom kunnen wij vertrouwen stellen in Gods beloften?
2 Kunnen wij werkelijk vertrouwen stellen in Gods beloften? Beslist! Hij die deze beloften gedaan heeft, is volkomen betrouwbaar. Hij bezit zowel het vermogen als de wens om zijn woord gestand te doen (Jesaja 55:10, 11). Dit werd krachtig gedemonstreerd in verband met Jehovah’s verklaring bij monde van de profeet Jesaja dat hij de ware aanbidding in Jeruzalem zou herstellen. Laten wij die profetie, die in Jesaja hoofdstuk 40 staat, gaan beschouwen, want dat kan ons geloof in Jehovah, de Vervuller van beloften, versterken.
Een vertroostende belofte
3, 4. (a) Welke woorden van troost die Gods volk later nodig zal hebben, tekent Jesaja op? (b) Waarom en voor hoe lang zullen de inwoners van Juda en Jeruzalem in ballingschap naar Babylon worden gevoerd?
3 In de achtste eeuw v.G.T. tekent de profeet Jesaja woorden van troost op die Jehovah’s volk later nodig zal hebben. Zodra Jesaja koning Hizkia ingelicht heeft over de naderende verwoesting van Jeruzalem en de deportatie van het joodse volk naar Babylon, maakt hij Jehovah’s woorden bekend die herstel beloven: „’Troost, troost mijn volk’, zegt ulieder God. ’Spreekt tot het hart van Jeruzalem en roept haar toe dat haar krijgsdienst is vervuld, dat haar dwaling is afbetaald. Want uit de hand van Jehovah heeft zij een vol bedrag ontvangen voor al haar zonden.’” — Jesaja 40:1, 2.
4 „Troost”, het woord waarmee Jesaja hoofdstuk 40 begint, geeft de strekking van de boodschap van licht en hoop die in de rest van het boek Jesaja staat heel goed weer. Omdat de inwoners van Juda en Jeruzalem afvallig zijn geworden, zullen zij in 607 v.G.T. in ballingschap naar Babylon worden gevoerd. Maar die joodse ballingen zullen de Babyloniërs niet altijd blijven dienen. Nee, hun dienstbaarheid zal slechts duren totdat hun dwaling is „afbetaald”. Hoe lang zal dat zijn? Volgens de profeet Jeremia zeventig jaar (Jeremia 25:11, 12). Daarna zal Jehovah een berouwvol overblijfsel uit Babylon terugvoeren naar Jeruzalem. Wat zal het in het zeventigste jaar van Juda’s ontvolking een troost voor de ballingen zijn te beseffen dat de tijd voor hun beloofde bevrijding nabij is! — Daniël 9:1, 2.
5, 6. (a) Waarom zal de lange reis van Babylon naar Jeruzalem de vervulling van Gods belofte niet verhinderen? (b) Welke uitwerking zal het herstel van de joden in hun eigen land op andere naties hebben?
5 De reis van Babylon naar Jeruzalem is 800 tot 1600 kilometer lang, afhankelijk van de gevolgde route. Zal de lange tocht de vervulling van Gods belofte verhinderen? Allerminst! Jesaja schrijft: „Luistert! In de wildernis roept iemand: ’Baant de weg van Jehovah! Maakt de hoofdweg voor onze God door de woestijnvlakte recht. Laat elk dal worden verhoogd en elke berg en heuvel worden geslecht. En het bultige landschap moet tot vlak land worden en het oneffen landschap tot een valleivlakte. En de heerlijkheid van Jehovah zal stellig geopenbaard worden, en alle vlees moet het te zamen zien, want het is de mond van Jehovah die het heeft gesproken.’” — Jesaja 40:3-5.
6 Voordat oosterse heersers zich op reis begaven, zonden zij vaak mannen uit om de weg te banen door grote stenen te verwijderen en zelfs verhoogde wegen aan te leggen en heuvels te slechten. In het geval van de terugkerende joden zal het zijn alsof God zelf zich in de voorste gelederen bevindt en eventuele obstakels uit de weg ruimt. Per slot van rekening is dit Jehovah’s naamvolk, en door het vervullen van zijn belofte om hen in hun eigen land te herstellen, zal zijn heerlijkheid door alle naties duidelijk gezien worden. Of het die naties nu aanstaat of niet, ze moeten wel zien dat Jehovah de Vervuller van zijn beloften is.
7, 8. (a) Welke vervulling hadden de woorden van Jesaja 40:3 in de eerste eeuw G.T.? (b) Welke grotere vervulling kreeg Jesaja’s profetie in 1919?
7 Het herstel in de zesde eeuw v.G.T. was niet de enige vervulling van deze profetie. Er vond ook een vervulling in de eerste eeuw G.T. plaats. Johannes de Doper was de stem van iemand ’die in de wildernis riep’, in vervulling van Jesaja 40:3 (Lukas 3:1-6). Onder inspiratie bracht Johannes Jesaja’s woorden op zichzelf van toepassing (Johannes 1:19-23). Johannes begon in 29 G.T. de weg voor Jezus Christus te bereiden.a Johannes’ aankondiging bracht mensen ertoe naar de beloofde Messias uit te zien, zodat zij vervolgens naar hem zouden luisteren en hem zouden volgen (Lukas 1:13-17, 76). Via Jezus zou Jehovah berouwvollen de vrijheid binnenleiden waarin alleen Gods koninkrijk kan voorzien — bevrijding van slavernij aan zonde en dood (Johannes 1:29; 8:32). Jesaja’s woorden kregen een grotere vervulling in de bevrijding van het overblijfsel van het geestelijke Israël uit Babylon de Grote in 1919 en in hun herstel tot de ware aanbidding.
8 Hoe staat het echter met degenen die ervoor in aanmerking komen van de eerste vervulling van de belofte te profiteren, de joodse ballingen in Babylon? Kunnen zij werkelijk vertrouwen hebben in Jehovah’s belofte dat hij hen naar hun geliefde land zal terugbrengen? Beslist! In levendige bewoordingen en aan de hand van illustraties uit het dagelijks leven geeft Jesaja nu dwingende redenen waarom zij het volste vertrouwen kunnen hebben dat Jehovah zich aan zijn woord zal houden.
Een God wiens woord eeuwig blijft
9, 10. Hoe stelt Jesaja de vergankelijkheid van het leven van de mens tegenover de bestendigheid van Gods „woord”?
9 In de eerste plaats blijft het woord van Degene die herstel belooft eeuwig. Jesaja schrijft: „Luister! Iemand zegt: ’Roep!’ En men zei: ’Wat zal ik roepen?’ ’Alle vlees is groen gras, en al zijn liefderijke goedheid is als de bloesem van het veld. Het groene gras is verdord, de bloesem is verwelkt, omdat Jehovah’s géést erop heeft geblazen. Voorwaar, het volk is groen gras. Het groene gras is verdord, de bloesem is verwelkt; maar wat het woord van onze God betreft, het zal tot onbepaalde tijd blijven.’” — Jesaja 40:6-8.
10 De Israëlieten weten heel goed dat gras niet eeuwig blijft. In het droge jaargetijde verandert gras onder de intense hitte van de zon van groen in een verschroeid bruin. In sommige opzichten is het leven van de mens als gras — zo kortstondig van aard (Psalm 103:15, 16; Jakobus 1:10, 11). Jesaja stelt de vergankelijkheid van het leven van de mens tegenover de bestendigheid van Gods „woord” of bekendgemaakte voornemen. Ja, „het woord van onze God” houdt eeuwig stand. Wanneer God spreekt kan niets zijn woorden tenietdoen of verhinderen dat ze vervuld worden. — Jozua 23:14.
11. Waarom kunnen wij erop vertrouwen dat Jehovah de beloften in zijn geschreven Woord zal vervullen?
11 Thans hebben wij Jehovah’s uiteengezette voornemen in schriftelijke vorm in de bijbel. De bijbel heeft in de loop van de eeuwen met bittere tegenstand te maken gehad en onbevreesde vertalers en anderen hebben hun leven geriskeerd voor het behoud van de bijbel. Toch zijn hun inspanningen geen voldoende verklaring voor het voortbestaan ervan. Alle eer daarvoor komt Jehovah toe, „de levende en blijvende God” en de Bewaarder van zijn Woord (1 Petrus 1:23-25). En bedenk eens: Kunnen wij, omdat Jehovah zijn geschreven Woord heeft bewaard, er niet op vertrouwen dat hij de beloften die erin staan, zal vervullen?
Een sterke God die zijn schapen teder verzorgt
12, 13. (a) Waarom is de belofte van herstel betrouwbaar? (b) Welk goede nieuws is er voor de joodse ballingen, en waarom kunnen zij ervan op aan?
12 Jesaja noemt een tweede reden waarom de belofte van herstel betrouwbaar is. Hij die de belofte doet, is een sterke God die teder zorg draagt voor zijn volk. Jesaja vervolgt: „Klim een hoge berg op, gij vrouw die goed nieuws brengt voor Sion. Verhef uw stem zelfs met kracht, gij vrouw die goed nieuws brengt voor Jeruzalem. Verhef ze. Wees niet bevreesd. Zeg tot de steden van Juda: ’Hier is uw God.’ Zie! De Soevereine Heer Jehovah zelf zal komen net als een sterke [„ja, met sterkte”, voetnoot], en zijn arm zal voor hem heersen. Zie! Zijn beloning is bij hem, en het loon dat hij betaalt, gaat voor hem uit. Als een herder zal hij zijn eigen kudde weiden. Met zijn arm zal hij de lammeren bijeenbrengen, en aan zijn boezem zal hij ze dragen. De zogenden zal hij met zorg leiden.” — Jesaja 40:9-11.
13 In bijbelse tijden was het de gewoonte dat vrouwen overwinningen vierden, dat zij het goede nieuws dat een veldslag gewonnen was of dat er hulp kwam, riepen of zongen (1 Samuël 18:6, 7; Psalm 68:11). Jesaja geeft profetisch te kennen dat er goed nieuws is voor de joodse ballingen, nieuws dat onbevreesd uitgeroepen kan worden, vanaf de bergtoppen zelfs — Jehovah zal zijn volk terugvoeren naar hun geliefde Jeruzalem! Zij kunnen ervan op aan, want Jehovah zal „met sterkte” komen. Niets kan hem er dus van weerhouden zijn belofte gestand te doen.
14. (a) Hoe illustreert Jesaja de tedere manier waarop Jehovah zijn volk zal leiden? (b) Welk voorbeeld illustreert hoe herders teder zorg dragen voor hun schapen? (Zie het kader op blz. 405.)
14 Deze sterke God heeft echter ook een zachte kant. Jesaja beschrijft met warmte hoe Jehovah zijn volk naar hun land terug zal leiden. Jehovah is als een liefdevolle herder die zijn lammeren bijeenbrengt en ze aan zijn „boezem” draagt. Het Hebreeuwse woord dat met „boezem” is vertaald, duidt hier kennelijk op de bovenste plooien van het gewaad. Daarin dragen herders soms pasgeboren lammetjes die de kudde niet kunnen bijhouden (2 Samuël 12:3). Zo’n ontroerend tafereel uit het herdersleven verzekert Jehovah’s verbannen volk ongetwijfeld van zijn liefdevolle bezorgdheid voor hen. Zij kunnen er beslist van op aan dat zo’n sterke en toch tedere God zal doen wat hij hun heeft beloofd!
15. (a) Wanneer kwam Jehovah „met sterkte”, en wie is de ’arm die voor hem heerst’? (b) Welk goede nieuws moet onbevreesd verkondigd worden?
15 Jesaja’s woorden zijn rijk aan profetische betekenis voor onze tijd. In 1914 kwam Jehovah „met sterkte” en richtte hij zijn koninkrijk in de hemel op. De ’arm die voor hem heerst’ is zijn Zoon, Jezus Christus, die door Jehovah op zijn hemelse troon is geïnstalleerd. In 1919 bevrijdde Jehovah zijn gezalfde dienstknechten op aarde uit hun slavernij aan Babylon de Grote en begon hij de zuivere aanbidding van de levende en ware God volledig te herstellen. Dit is goed nieuws dat onbevreesd verkondigd moet worden, als het ware door het van de bergtoppen te schreeuwen zodat de bekendmaking wijd en zijd te horen is. Laten wij dus onze stem verheffen en anderen er vrijmoedig van in kennis stellen dat Jehovah God zijn zuivere aanbidding op aarde heeft hersteld!
16. Op welke manier leidt Jehovah zijn volk in deze tijd, en welk voorbeeld geeft hij daarmee?
16 De woorden van Jesaja 40:10, 11 zijn verder nog van praktische waarde voor ons in deze tijd. Het is vertroostend de tedere manier op te merken waarop Jehovah zijn volk leidt. Net zoals een herder de behoeften van afzonderlijke schapen begrijpt — ook van de lammetjes die de rest niet kunnen bijhouden — begrijpt Jehovah de beperkingen van elk van zijn getrouwe dienstknechten. Bovendien geeft Jehovah, als tedere Herder, christelijke herders het voorbeeld. Ouderlingen moeten de kudde teder behandelen, de liefdevolle bezorgdheid nabootsen van Jehovah zelf. Zij moeten steeds in gedachte houden hoe Jehovah denkt over elk lid van de kudde, „welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht”. — Handelingen 20:28.
Almachtig en alwijs
17, 18. (a) Waarom kunnen de joodse ballingen vertrouwen hebben in de belofte van herstel? (b) Welke ontzag inboezemende vragen stelt Jesaja?
17 De joodse ballingen kunnen vertrouwen hebben in de belofte van herstel omdat God almachtig en alwijs is. Jesaja zegt in dat verband: „Wie heeft de wateren louter in de holte van zijn hand gemeten en de afmetingen van de hemel zelf opgenomen met louter een span en het stof der aarde in een maat gevat, of met een balanswijzer de bergen gewogen, en de heuvels in de weegschaal? Wie heeft de afmetingen van de geest van Jehovah opgenomen, en wie kan hem als zijn raadsman iets doen weten? Bij wie is hij te rade gegaan opdat men hem zou doen verstaan, of wie onderwijst hem in het pad der gerechtigheid, of onderwijst hem kennis, of doet hem zelfs de weg van het werkelijke verstand kennen?” — Jesaja 40:12-14.
18 Dit zijn voor de joodse ballingen ontzag inboezemende vragen om over na te denken. Kunnen louter mensen het getij van de machtige zeeën keren? Natuurlijk niet! Toch zijn voor Jehovah de zeeën die de aarde bedekken als een druppel water in de palm van zijn hand.b Kunnen nietige mensen de uitgestrekte sterrenhemel meten of de bergen en heuvels op aarde wegen? Nee. Toch meet Jehovah de hemel net zo gemakkelijk als een mens een voorwerp zou meten met een span — de afstand tussen de toppen van duim en pink bij uitgespreide hand. God kan in feite bergen en heuvels op een weegschaal wegen. Kunnen zelfs de wijste mensen God adviseren wat hij onder de huidige omstandigheden het beste kan doen of hem vertellen wat hij in de toekomst moet doen? Geen sprake van!
19, 20. Welke aanschouwelijke illustraties gebruikt Jesaja om Jehovah’s grootheid te beklemtonen?
19 Hoe staat het met de machtige naties der aarde — kunnen die God tegenhouden als hij zijn belofte vervult? Jesaja antwoordt door de naties als volgt te beschrijven: „Zie! De natiën zijn als een druppel uit een emmer; en als het stoflaagje op de weegschaal zijn ze geacht. Zie! De eilanden heft hij op als louter fijn stof. Zelfs de Libanon is niet toereikend om een vuur brandende te houden, en zijn wilde dieren zijn niet toereikend voor een brandoffer. Alle natiën zijn als iets wat niet bestaat voor hem; als niets en een onwerkelijkheid zijn ze bij hem geacht.” — Jesaja 40:15-17.
20 Voor Jehovah zijn hele naties als een druppel water die uit een emmer valt. Ze zijn niet meer dan het fijne stof dat zich op een weegschaal verzamelt en geen effect sorteert.c Stel dat iemand een reusachtig altaar zou bouwen en als brandhout voor het altaar alle bomen zou gebruiken waarmee de bergen van de Libanon bedekt waren. Stel vervolgens dat hij alle dieren op het altaar zou offeren die op die bergen rondzwierven. Zelfs zo’n offer zou nog niet zijn wat Jehovah toekomt. Alsof de tot dusver gebruikte beeldspraak nog niet voldoende zou zijn, neemt Jesaja zijn toevlucht tot een nog krachtiger uitspraak — alle naties zijn als „minder dan niets” in Jehovah’s ogen. — Jesaja 40:17, Groot Nieuws Bijbel.
21, 22. (a) Hoe benadrukt Jesaja dat Jehovah onvergelijkelijk is? (b) Tot welke conclusie voeren Jesaja’s levendige beschrijvingen ons? (c) Welke wetenschappelijk juiste uitspraak tekent de profeet Jesaja op? (Zie het kader op blz. 412.)
21 Ter verdere beklemtoning dat Jehovah onvergelijkelijk is, laat Jesaja vervolgens de dwaasheid uitkomen van mensen die afgoden van goud, zilver of hout maken. Wat dom te denken dat zo’n afgod ooit een passende afbeelding zou kunnen zijn van Hem „die woont boven het rond der aarde” en de scepter zwaait over de aardbewoners! — Lees Jesaja 40:18-24.
22 Al deze levendige beschrijvingen voeren ons tot één conclusie — niets kan verhinderen dat de almachtige, alwijze en onvergelijkelijke Jehovah zijn belofte vervult. Wat moeten Jesaja’s woorden de joodse ballingen in Babylon die ernaar verlangden naar hun eigen land terug te keren, getroost en gesterkt hebben! In deze tijd kunnen ook wij erop vertrouwen dat Jehovah’s beloften voor onze toekomst werkelijkheid zullen worden.
„Wie heeft deze dingen geschapen?”
23. Om welke reden kunnen de joodse ballingen moed vatten, en wat benadrukt Jehovah nu met betrekking tot zichzelf?
23 Er is nog een reden waarom de joodse ballingen moed kunnen vatten. Hij die bevrijding belooft, is de Schepper van alle dingen en de Bron van alle dynamische energie. Om zijn verbazingwekkende vermogens te benadrukken, vestigt Jehovah de aandacht op zijn in de schepping aan het licht tredende kundigheid: „’Met wie kunt gij mij . . . vergelijken, zodat ik zijns gelijke zou worden gemaakt?’ zegt de Heilige. ’Heft uw ogen naar omhoog en ziet. Wie heeft deze dingen geschapen? Het is Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept. Vanwege de overvloed van dynamische energie, en omdat hij sterk is in kracht, ontbreekt er niet één aan.’” — Jesaja 40:25, 26.
24. Hoe maakt Jehovah zelf duidelijk dat hij zijns gelijke niet heeft?
24 De Heilige Israëls is hier zelf aan het woord. Om te bewijzen dat hij zijns gelijke niet heeft, vestigt Jehovah de aandacht op de sterren des hemels. Net als een legeraanvoerder die zijn troepen kan verzamelen, voert Jehovah het bevel over de sterren. Als hij ze zou monsteren, ’zou er niet één ontbreken’. Hoewel het aantal sterren groot is, roept hij ze allemaal bij hun naam, hetzij een individuele naam of een als naam fungerende aanduiding. Net als gehoorzame soldaten blijven ze op hun plaats en nemen ze de juiste orde in acht, want hun Aanvoerder heeft „dynamische energie” in overvloed en is ’sterk in kracht’. De joodse ballingen hebben daarom reden tot vertrouwen. De Schepper, die het bevel voert over de sterren, is bij machte zijn dienstknechten te steunen.
25. Hoe kunnen wij reageren op de goddelijke uitnodiging die in Jesaja 40:26 staat, en met welke uitwerking?
25 Wie van ons kan weerstand bieden aan de goddelijke uitnodiging die in Jesaja 40:26 opgetekend staat: „Heft uw ogen naar omhoog en ziet”? Uit de ontdekkingen van hedendaagse astronomen is gebleken dat de sterrenhemel nog ontzag inboezemender is dan hij in Jesaja’s tijd leek. Astronomen die met hun krachtige telescopen in de hemel turen, schatten dat het waarneembare heelal wel 125 miljard sterrenstelsels bevat. En slechts één daarvan — het Melkwegstelsel — bevat volgens sommige schattingen al ruim honderd miljard sterren! Die wetenschap moet in ons hart diepe eerbied voor onze Schepper en het volste vertrouwen in wat hij beloofd heeft, teweegbrengen.
26, 27. Hoe worden de gevoelens van de ballingen in Babylon weergegeven, en welke dingen zouden zij moeten weten?
26 Wetend dat de jaren in ballingschap de joden moedeloos zullen maken, inspireert Jehovah Jesaja ertoe vooraf deze geruststellende woorden op te tekenen: „Om welke reden zegt gij, o Jakob, en spreekt gij hardop, o Israël: ’Mijn weg is voor Jehovah verborgen, en gerechtigheid ten opzichte van mij gaat aan mijn God zelf voorbij’? Zijt gij het niet te weten gekomen of hebt gij het niet gehoord? Jehovah, de Schepper van de uiteinden der aarde, is een God tot onbepaalde tijd. Hij wordt noch moe noch mat. Er is geen doorgronding van zijn verstand.” — Jesaja 40:27, 28.d
27 Jesaja tekent de woorden op waarmee Jehovah de gevoelens weergeeft van de ballingen in Babylon, honderden kilometers van hun land verwijderd. Sommigen denken dat hun God hun „weg” — hun harde leven — niet ziet of er niet van op de hoogte is. Zij denken dat Jehovah onverschillig is voor het onrecht dat zij lijden. Zij worden herinnerd aan dingen die zij zouden moeten weten, zij het niet uit persoonlijke ervaring dan toch op zijn minst uit overgeleverde informatie. Jehovah kan en wil zijn volk bevrijden. Hij is de eeuwige God en de Schepper van de hele aarde. Hij bezit dus nog steeds de kracht die hij bij de schepping tentoonspreidde en zelfs het machtige Babylon is niet buiten zijn bereik. Zo’n God kan niet moe worden en zijn volk in de steek laten. Zij mogen niet verwachten dat zij alles kunnen begrijpen wat Jehovah doet, want zijn verstand — zijn inzicht, onderscheidingsvermogen en begrip — gaat hun bevattingsvermogen te boven.
28, 29. (a) Hoe herinnert Jehovah zijn volk eraan dat hij vermoeiden te hulp zal komen? (b) Welke illustratie wordt gebruikt om duidelijk te maken hoe Jehovah zijn dienstknechten kracht schenkt?
28 Bij monde van Jesaja moedigt Jehovah de moedeloze ballingen nog verder aan: „Hij geeft de vermoeide kracht, en degene zonder dynamische energie schenkt hij volledige sterkte in overvloed. Jongens zullen zowel moe als mat worden, en jonge mannen zelfs zullen zonder mankeren struikelen, maar wie op Jehovah hopen, zullen nieuwe kracht verkrijgen. Zij zullen opvaren met vleugels als arenden. Zij zullen rennen en niet mat worden; zij zullen wandelen en niet moe worden.” — Jesaja 40:29-31.
29 Wanneer Jehovah spreekt over de noodzaak de vermoeide kracht te geven, kan hij de zware tocht in gedachten hebben die de ballingen zullen moeten maken om naar huis terug te keren. Jehovah herinnert zijn volk eraan dat het kenmerkend voor hem is dat hij vermoeiden die naar hem opzien voor steun te hulp komt. Zelfs de energiekste mensen — „jongens” en „jonge mannen” — kunnen afgemat raken en struikelen door uitputting. Maar Jehovah belooft kracht te geven — onvermoeibare kracht om te rennen en te wandelen — aan hen die op hem vertrouwen. De schijnbaar moeiteloze vlucht van de arend, een sterke vogel die uren achtereen kan zweven, wordt gebruikt om te illustreren hoe Jehovah zijn dienstknechten kracht schenkt.e Met het vooruitzicht op zulke goddelijke steun hebben de joodse ballingen geen reden om te wanhopen.
30. Hoe kunnen ware christenen in deze tijd troost putten uit de slotverzen van Jesaja hoofdstuk 40?
30 Deze slotverzen van Jesaja hoofdstuk 40 bevatten woorden van troost voor ware christenen die in de laatste dagen van dit goddeloze samenstel leven. Met zo veel spanningen en problemen die gemakkelijk ontmoedigend kunnen werken, is het geruststellend te weten dat de moeilijkheden die wij verduren en het onrecht dat wij lijden niet onopgemerkt blijven voor onze God. Wij kunnen er zeker van zijn dat de Schepper van alle dingen, wiens ’verstand onmetelijk is’, alle onrecht op zijn tijd en op zijn manier zal rechtzetten (Psalm 147:5, 6). Ondertussen behoeven wij niet in eigen kracht te volharden. Jehovah, wiens mogelijkheden onuitputtelijk zijn, kan zijn dienstknechten in tijden van beproeving kracht verlenen — zelfs „kracht die datgene wat normaal is te boven gaat”. — 2 Korinthiërs 4:7.
31. Welke belofte van licht bevatte Jesaja’s profetie voor de joodse ballingen in Babylon, en waarin kunnen wij een absoluut vertrouwen hebben?
31 Denk eens aan die joodse ballingen in Babylon in de zesde eeuw v.G.T. Op honderden kilometers afstand lag hun geliefde Jeruzalem er woest en verlaten bij; de tempel was een ruïne. Voor hen bevatte Jesaja’s profetie een vertroostende belofte van licht en hoop — Jehovah zou hen terugbrengen naar hun land! In 537 v.G.T. voerde Jehovah zijn volk huiswaarts en bewees daarmee dat hij de Vervuller van beloften is. Ook wij kunnen een absoluut vertrouwen in Jehovah hebben. Zijn Koninkrijksbeloften, die zo prachtig in Jesaja’s profetie onder woorden worden gebracht, zullen werkelijkheid worden. Dat is beslist goed nieuws — een boodschap van licht voor de hele mensheid!
[Voetnoten]
a Jesaja voorzegt het bereiden van de weg voor Jehovah (Jesaja 40:3). Maar de Evangeliën brengen die profetie van toepassing op wat Johannes de Doper deed als wegbereider voor Jezus Christus. De geïnspireerde schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften deden dit omdat Jezus zijn Vader vertegenwoordigde en in de naam van zijn Vader kwam. — Johannes 5:43; 8:29.
b Volgens berekeningen „bedraagt de massa van de oceanen ongeveer 1,35 triljoen (1,35 x 1018) ton, of ongeveer 1/4400 van de totale massa van de Aarde”. — Encarta 97 Encyclopedia.
c In The Expositor’s Bible Commentary wordt opgemerkt: „Bij de handel op markten in het Nabije Oosten werd geen aandacht geschonken aan de minuscule waterdruppel in de maatemmer of een beetje stof op de weegschaal wanneer er vlees of fruit werd afgewogen.”
d In Jesaja 40:28 moet de uitdrukking „onbepaalde tijd” begrepen worden als „eeuwig”, want Jehovah is „de Koning der eeuwigheid”. — 1 Timotheüs 1:17.
e De arend blijft in de lucht met een minimaal verbruik van energie. Dat kan hij door handig gebruik te maken van thermiekbellen oftewel kolommen opstijgende warme lucht.
[Kader/Illustratie op blz. 404, 405]
Jehovah, een liefdevolle herder
Jesaja vergelijkt Jehovah met een liefdevolle herder die zijn lammeren aan zijn boezem draagt (Jesaja 40:10, 11). Kennelijk baseert Jesaja deze hartverwarmende illustratie op de echt bestaande gewoonten van herders. Iemand die nog niet zo lang geleden herders op de hellingen van de Hermon in het Midden-Oosten gadesloeg, schrijft: „Elke herder hield zijn kudde nauwlettend in de gaten. Als hij een pasgeboren lam vond, stopte hij het in de plooien van zijn . . . lange cape, daar het te zwak zou zijn om de moeder te volgen. Was zijn boezem vol, dan legde hij lammetjes op zijn schouders en hield ze bij de pootjes vast, of hij deed ze in een tas of mand op de rug van een ezel, totdat de kleintjes in staat waren de moeders te volgen.” Is het niet vertroostend te weten dat wij een God dienen die zo’n tedere bezorgdheid voor zijn volk heeft?
[Kader/Illustratie op blz. 412]
Welke vorm heeft de aarde?
In oude tijden geloofde men over het algemeen dat de aarde plat was. Maar reeds in de zesde eeuw v.G.T. opperde de Griekse filosoof Pythagoras de theorie dat de aarde een bol moest zijn. Niettemin verklaarde twee eeuwen voordat Pythagoras zijn theorie formuleerde de profeet Jesaja met buitengewone helderheid en stelligheid: „Er is er Een die woont boven het rond der aarde” (Jesaja 40:22). Het Hebreeuwse woord choegh, dat hier met „rond” is vertaald, kan ook met „bol” worden weergegeven. Interessant is dat alleen een bolvormig object er vanuit elke hoek als rond uitziet.f De profeet Jesaja tekende dus een uitspraak op die wetenschappelijk juist en vrij van oude mythen is en was zijn tijd daarmee ver vooruit.
[Voetnoot]
f Strikt genomen is de aarde een sferoïde. Ze is aan de polen enigszins afgeplat.
[Illustratie op blz. 403]
Johannes de Doper was de stem van iemand ’die in de wildernis riep’