Leven na de dood — Wat zegt de bijbel?
„Stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — GENESIS 3:19.
1, 2. (a) Welke verschillende opvattingen omtrent het hiernamaals zijn er? (b) Waarin moeten wij ons verdiepen om vast te stellen wat de bijbel over de ziel leert?
„DE THEORIE van het eeuwig lijden strookt niet met het geloof in Gods liefde voor het geschapene. . . . Geloven in de eeuwige kastijding van de ziel voor de fouten van enkele jaren, zonder de ziel een kans op verbetering te geven, gaat in tegen al wat de rede voorschrijft”, merkte de hindoefilosoof Nikhilananda op.
2 Net als Nikhilananda hebben velen thans onvrede met de leer der eeuwige pijniging. Evenzo hebben anderen moeite met het begrijpen van denkbeelden als het bereiken van nirvana en de eenwording met de natuur. Zelfs onder degenen die beweren hun opvattingen op de bijbel te baseren, bestaan verschillende denkbeelden over wat de ziel is en wat ermee gebeurt bij de dood. Maar wat leert de bijbel nu werkelijk over de ziel? Om daarachter te komen, moeten wij ons verdiepen in de betekenis van het Hebreeuwse en het Griekse woord dat in de bijbel met „ziel” is vertaald.
De ziel volgens de bijbel
3. (a) Welk woord wordt in de Hebreeuwse Geschriften met „ziel” vertaald, en wat is de elementaire betekenis ervan? (b) Hoe bevestigt Genesis 2:7 dat het woord „ziel” de hele mens kan aanduiden?
3 Het Hebreeuwse woord dat met „ziel” is vertaald, is neʹfesj en het komt 754 maal voor in de Hebreeuwse Geschriften. Wat betekent neʹfesj? Volgens The Dictionary of Bible and Religion „duidt [het] meestal op het hele levende wezen, op het hele individu”. Dit wordt bevestigd door de bijbelse beschrijving van de ziel in Genesis 2:7: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.” Merk op dat de eerste mens een ziel „werd”. Dat wil zeggen, Adam had geen ziel; hij was een ziel — net zoals iemand die dokter wordt, dokter is. Het woord „ziel” duidt dus hier op de hele mens.
4. Welk woord wordt in de christelijke Griekse Geschriften met „ziel” vertaald, en wat is de elementaire betekenis van dit woord?
4 Het woord dat met „ziel” (psuʹche) is vertaald, komt in de christelijke Griekse Geschriften meer dan honderdmaal voor. Net als neʹfesj heeft dit woord vaak betrekking op de hele mens. Sta bijvoorbeeld eens stil bij de volgende uitspraken: „Mijn ziel [is] verontrust” (Johannes 12:27). „Iedere ziel werd door vrees overvallen” (Handelingen 2:43). „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten” (Romeinen 13:1). „Spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen” (1 Thessalonicenzen 5:14). ’Weinigen, namelijk acht zielen, werden veilig door het water heen gevoerd’ (1 Petrus 3:20). Psuʹche duidt, net als neʹfesj, duidelijk op de hele persoon. Volgens de geleerde Nigel Turner betekent dit woord „dat wat karakteristiek menselijk is, het zelf, het stoffelijke lichaam waarin Gods rûaḥ [geest] is geademd. . . . De nadruk ligt op het gehele zelf.”
5. Zijn dieren zielen? Leg dit uit.
5 Het is interessant dat het woord „ziel” in de bijbel niet alleen voor mensen maar ook voor dieren wordt gebruikt. Zo staat in de beschrijving van de schepping van zeedieren in Genesis 1:20 dat God gebood: „Dat de wateren een gewemel van levende zielen voortbrengen.” En op de volgende scheppingsdag zei God: „Laat de aarde levende zielen voortbrengen naar hun soort: huisdieren en zich bewegend gedierte en wild gedierte der aarde naar hun soort.” — Genesis 1:24; vergelijk Numeri 31:28.
6. Wat kan over het gebruik van het woord „ziel” in de bijbel worden gezegd?
6 Het in de bijbel gebruikte woord „ziel” duidt dus op een mens of een dier of op het leven dat een mens of een dier bezit. (Zie het bovenstaande kader.) De bijbelse definitie van de ziel is eenvoudig, consequent en vrij van de gecompliceerde filosofieën en bijgelovigheden van mensen. Daarom moet de dringende vraag worden gesteld: Wat gebeurt er volgens de bijbel bij de dood met de ziel?
De doden bezitten geen bewustzijn
7, 8. (a) Wat onthult de Schrift over de toestand van de doden? (b) Geef voorbeelden uit de bijbel waaruit blijkt dat de ziel kan sterven.
7 De toestand van de doden wordt duidelijk gemaakt in Prediker 9:5, 10, waar wij lezen: „De doden weten van niets . . . In de dood . . . bestaat geen werk, geen voorbereiding, geen weten en geen begrijpen” (Het Boek). De dood is dus een toestand van niet-bestaan. De psalmist schreef dat wanneer een mens sterft, „hij [terugkeert] naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten” (Psalm 146:4). De doden zijn zich van niets bewust, inactief.
8 Toen God het vonnis over Adam uitsprak, verklaarde hij: „Stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren” (Genesis 3:19). Voordat God hem uit het stof van de aardbodem vormde en hem leven gaf, bestond Adam niet. Toen hij stierf, keerde hij tot die staat terug. Zijn straf was de dood — geen overplaatsing naar een ander rijk. Wat gebeurde er dan met zijn ziel? Aangezien in de bijbel het woord „ziel” vaak eenvoudig op een mens duidt, zeggen wij wanneer wij zeggen dat Adam stierf, dat de ziel die Adam heette, stierf. Dat kan iemand die in de onsterfelijkheid van de ziel gelooft vreemd in de oren klinken. Maar de bijbel vermeldt: „De ziel die zondigt, díe zal sterven” (Ezechiël 18:4). Leviticus 21:1 spreekt van „een overleden ziel” (een „lijk”, Willibrordvertaling). En nazireeërs werd gezegd niet bij „enige dode ziel” („een dood lichaam”, Lamsa) te komen. — Numeri 6:6.
9. Wat bedoelt de bijbel als hij zegt dat Rachels „ziel uitging”?
9 Maar hoe staat het met de verklaring in Genesis 35:18 omtrent de tragische dood van Rachel bij de geboorte van haar tweede zoon? Wij lezen daar: „Terwijl haar ziel uitging (want zij stierf), [gaf] zij hem de naam Ben-Oni . . .; maar zijn vader noemde hem Benjamin.” Impliceert deze passage dat Rachel een innerlijk wezen had dat haar bij de dood verliet? Beslist niet. Bedenk dat het woord „ziel” ook betrekking kan hebben op het leven dat een mens bezit. In dit geval betekende Rachels „ziel” dus eenvoudig haar „leven”. Daarom geven andere bijbelvertalingen de zinsnede „terwijl haar ziel uitging” weer met „toen het leven van haar week” (WV), „op het moment dat zij de laatste adem uitblies” (Jerusalem Bible) en „toen haar het leven ontvlood” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Niets wijst erop dat een mysterieus deel van Rachel na haar dood voortleefde.
10. In welke zin ’keerde’ de ziel van de uit de dood opgewekte zoon van de weduwe ’in hem terug’?
10 Van iets soortgelijks was sprake bij de opstanding van de zoon van een weduwe, opgetekend in 1 Koningen hoofdstuk 17. In vers 22 lezen wij dat terwijl Elia over de jongen bad, „Jehovah naar Elia’s stem [luisterde], zodat de ziel van het kind in hem terugkeerde en het tot leven kwam”. Ook hier betekent het woord „ziel” „leven”. De New American Standard Bible luidt dan ook: „Het leven van het kind keerde tot hem terug en hij herleefde.” Ja, het was het leven, niet iets schimmigs, dat tot de jongen terugkeerde. Dat strookt met wat Elia tegen de moeder van de jongen zei: „Zie, uw zoon [de hele mens] leeft.” — 1 Koningen 17:23.
Hoe staat het met de geest?
11. Waarom zou het woord „geest” geen betrekking kunnen hebben op een van het lichaam ontdaan deel van een mens dat na de dood voortleeft?
11 De bijbel zegt dat wanneer iemand sterft, ’zijn geest uitgaat, hij terugkeert naar zijn grond’ (Psalm 146:4). Betekent dit dat een van het lichaam ontdane geest letterlijk weggaat en na iemands dood voortleeft? Dat kan niet, want de psalmist zegt vervolgens: „Waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten” („er komt een eind aan al zijn denken”, The New English Bible). Wat is de geest dan en hoe ’gaat hij uit’ van iemand bij diens dood?
12. Wat ligt opgesloten in het Hebreeuwse en het Griekse woord dat in de bijbel met „geest” is vertaald?
12 In de bijbel is de grondbetekenis van de woorden die met „geest” vertaald zijn (Hebreeuws: roeʹach; Grieks: pneuʹma) „adem”. Daarom gebruikt de Groot Nieuws Bijbel in plaats van „zijn geest gaat uit” de zinsnede „als de mens zijn laatste adem uitblaast” (Psalm 146:4). Maar het woord „geest” impliceert veel meer dan ademen. In de beschrijving van de verdelging van menselijk en dierlijk leven ten tijde van de mondiale zondvloed zegt Genesis 7:22 bijvoorbeeld: „Alles waarin de adem van de levenskracht [kracht = het Hebreeuwse roeʹach oftewel geest] werkzaam was in zijn neusgaten, namelijk alles wat op de droge grond was, stierf.” „Geest” kan dus betrekking hebben op de levenskracht die in alle levende schepselen, zowel mens als dier, werkzaam is en door de ademhaling in stand wordt gehouden.
13. Hoe keert de geest bij iemands dood tot God terug?
13 Wat betekent het daarom wanneer Prediker 12:7 zegt dat wanneer een mens sterft „de geest zelf [terugkeert] tot de ware God, die hem gegeven heeft”? Wil dit zeggen dat de geest zich letterlijk door de ruimte naar God begeeft? Dat ligt er beslist niet in opgesloten. Aangezien de geest de levenskracht is, „keert [die] terug tot de ware God” in de zin dat alle hoop op toekomstig leven voor die persoon nu geheel en al bij God berust. Alleen God kan de geest of levenskracht hergeven, iemand tot leven doen terugkeren (Psalm 104:30). Maar ligt dat ook in Gods bedoeling?
„Hij zal opstaan”
14. Wat zei en deed Jezus om Lazarus’ zussen na de dood van hun broer op te beuren en te vertroosten?
14 In het stadje Bethanië, ongeveer drie kilometer ten oosten van Jeruzalem, rouwden Maria en Martha over de vroegtijdige dood van hun broer Lazarus. Jezus deelde hun verdriet, want hij koesterde genegenheid voor Lazarus en zijn zussen. Hoe kon Jezus de zussen troosten? Niet door hun een gecompliceerd verhaal te vertellen, maar door hun de waarheid te vertellen. Jezus zei eenvoudig: „Uw broer zal opstaan.” Vervolgens ging Jezus naar het graf en wekte Lazarus uit de dood op — hij gaf het leven terug aan een man die vier dagen dood was geweest! — Johannes 11:18-23, 38-44.
15. Wat was Martha’s reactie op wat Jezus zei en deed?
15 Was Martha verbaasd door Jezus’ woorden dat Lazarus zou „opstaan”? Klaarblijkelijk niet, want zij antwoordde: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag.” Zij geloofde al in de opstandingsbelofte. Daarop zei Jezus tot haar: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen” (Johannes 11:23-25). Het wonder van Lazarus’ herstel tot leven maakte haar geloof krachtiger en boezemde anderen geloof in (Johannes 11:45). Maar wat wordt precies met de term „opstanding” bedoeld?
16. Wat betekent het woord „opstanding”?
16 Het woord „opstanding” is een vertaling van het Griekse woord a·naʹsta·sis, dat letterlijk „een weer opstaan” betekent. Vertalers die het Grieks in het Hebreeuws hebben vertaald, hebben a·naʹsta·sis weergegeven met een uitdrukking die „herleving van de doden” betekent (Hebreeuws: techi·jathʹ ham·me·thimʹ).a Een opstanding houdt dus in dat de persoon in kwestie uit de levenloze doodstoestand wordt gewekt — dat zijn of haar levenspatroon wordt hersteld en gereactiveerd.
17. (a) Waarom zal de opstanding van personen voor Jehovah God en Jezus Christus geen probleem zijn? (b) Welke belofte deed Jezus met betrekking tot degenen die in de herinneringsgraven zijn?
17 Omdat Jehovah God oneindig in wijsheid is en een volmaakt geheugen heeft, kan hij iemand gemakkelijk uit de dood opwekken. Zich het levenspatroon van gestorvenen herinneren — hun karaktereigenschappen, hun levensgeschiedenis en alle details van hun identiteit — is voor hem geen probleem (Job 12:13; vergelijk Jesaja 40:26). Zoals uit de ervaring van Lazarus blijkt, is Jezus Christus bovendien zowel bereid als bij machte de doden op te wekken. (Vergelijk Lukas 7:11-17; 8:40-56.) Jezus Christus heeft trouwens gezegd: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn [Jezus’] stem zullen horen en te voorschijn zullen komen” (Johannes 5:28, 29). Ja, Jezus Christus heeft beloofd dat allen die in Jehovah’s herinnering zijn, een opstanding zullen krijgen. In de bijbel staat duidelijk dat de ziel sterft en dat de remedie voor de dood de opstanding is. Maar miljarden mensen hebben geleefd en zijn gestorven. Wie van hen bevinden zich in Gods herinnering, in afwachting van de opstanding?
18. Wie zullen een opstanding krijgen?
18 Zij die als Jehovah’s dienstknechten een rechtvaardige weg hebben bewandeld, zullen uit de dood worden opgewekt. Toch zijn miljoenen anderen gestorven zonder te tonen of zij aan Gods rechtvaardige maatstaven zouden voldoen. Zij waren onwetend van Jehovah’s vereisten of hadden niet voldoende tijd om de nodige veranderingen aan te brengen. Ook die anderen bevinden zich in Gods herinnering en zullen dus een opstanding krijgen, want de bijbel belooft „dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen”. — Handelingen 24:15.
19. (a) Welk visioen kreeg de apostel Johannes van de opstanding? (b) Wat wordt „in het meer van vuur geslingerd”, en wat betekent die uitdrukking?
19 De apostel Johannes had een aangrijpend visioen van mensen die een opstanding hadden gekregen en voor Gods troon stonden. Hij beschreef het als volgt: „De zee gaf de doden in haar op, en de dood en Hades gaven de doden in hen op, en zij werden ieder afzonderlijk geoordeeld overeenkomstig hun daden. En de dood en Hades werden in het meer van vuur geslingerd. Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur” (Openbaring 20:12-14). Denk u eens in wat dat betekent! Alle doden die in Gods herinnering zijn, zullen vrijgelaten worden uit Hades of Sjeool, het gemeenschappelijke graf van de mensheid (Psalm 16:10; Handelingen 2:31). Vervolgens zullen „de dood en Hades” geslingerd worden in wat „het meer van vuur” wordt genoemd, een symbool van totale vernietiging. Het gemeenschappelijke graf van de mensheid zal niet langer bestaan.
Een uniek vooruitzicht!
20. In wat voor omgeving zullen miljoenen doden een opstanding krijgen?
20 Wanneer miljoenen in de opstanding worden opgewekt, zullen zij niet tot leven gebracht worden op een onbewoonde aarde (Jesaja 45:18). Zij zullen ontwaken in een schitterend verbeterde omgeving en zullen merken dat er woongelegenheid, kleding en een overvloed aan voedsel voor hen in gereedheid zijn gebracht (Psalm 67:6; 72:16; Jesaja 65:21, 22). Wie zullen al deze voorbereidingen treffen? Het is duidelijk dat er mensen in de nieuwe wereld zullen moeten leven voordat de aardse opstanding begint. Maar wie?
21, 22. Welk unieke vooruitzicht wacht degenen die in „de laatste dagen” leven?
21 Uit de vervulling van bijbelprofetieën blijkt dat wij in „de laatste dagen” van dit samenstel van dingen leven (2 Timotheüs 3:1).b Heel binnenkort nu zal Jehovah God ingrijpen in de menselijke aangelegenheden en de goddeloosheid van de aarde wegvagen (Psalm 37:10, 11; Spreuken 2:21, 22). Wat zal er dan gebeuren met degenen die God getrouw dienen?
22 Jehovah zal de rechtvaardigen niet samen met de goddelozen verdelgen (Psalm 145:20). Zoiets heeft hij nog nooit gedaan en hij zal het evenmin doen wanneer hij de aarde zuivert van al wat slecht is. (Vergelijk Genesis 18:22, 23, 26.) In feite spreekt het laatste boek van de bijbel over „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen” die uit „de grote verdrukking” komt (Openbaring 7:9-14). Ja, een grote menigte zal de grote verdrukking overleven waarin de huidige goddeloze wereld eindigt en zal Gods nieuwe wereld binnengaan. Daar kan de gehoorzame mensheid ten volle profijt trekken van Gods schitterende voorziening voor bevrijding van de mensheid van zonde en dood (Openbaring 22:1, 2). De „grote schare” behoeft dus nooit te sterven. Wat een uniek vooruitzicht!
Leven zonder dood
23, 24. Wat moet u doen als u zonder ooit te sterven in een paradijs op aarde wilt leven?
23 Kunnen wij vertrouwen stellen in deze verbazingwekkende hoop? Absoluut! Jezus Christus zelf gaf te kennen dat er een tijd zou komen waarin mensen zouden leven zonder ooit te sterven. Vlak voordat Jezus zijn vriend Lazarus uit de dood opwekte, zei hij tegen Martha: „Een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven.” — Johannes 11:26.
24 Wilt u eeuwig in een paradijs op aarde leven? Zou u uw dierbaren graag terugzien? „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”, zegt de apostel Johannes (1 Johannes 2:17). Nu is het de tijd om te weten te komen wat Gods wil is en vastbesloten te zijn er in overeenstemming mee te leven. Dan kunt u, samen met miljoenen anderen die Gods wil reeds doen, eeuwig in een paradijs op aarde leven.
[Voetnoten]
a Hoewel het woord „opstanding” niet in de Hebreeuwse Geschriften voorkomt, wordt de opstandingshoop wel duidelijk onder woorden gebracht in Job 14:13, Daniël 12:13 en Hosea 13:14.
b Zie Kennis die tot eeuwig leven leidt, blz. 98-107, verkrijgbaar bij het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap in Emmen.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wat is de elementaire betekenis van de woorden in de oorspronkelijke talen die met „ziel” zijn vertaald?
◻ Wat gebeurt er bij de dood met de ziel?
◻ Wat is volgens de bijbel de remedie voor de dood?
◻ Welk unieke vooruitzicht wacht getrouwen thans?
[Kader op blz. 15]
„Ziel” als het leven van een schepsel
Soms heeft het woord „ziel” betrekking op het leven dat een mens of dier geniet. Dat brengt geen verandering in de bijbelse definitie van de ziel als mens of dier. Ter illustratie: Wij zeggen dat iemand in leven is, wat wil zeggen dat hij een levend mens is. Wij zouden ook kunnen zeggen dat hij leven bezit. In dezelfde zin is een levend mens een ziel. Maar terwijl hij in leven is, zou er ook van „ziel” gesproken kunnen worden als iets wat hij bezit.
God zei bijvoorbeeld tegen Mozes: „Alle mannen die uw ziel zochten, zijn dood.” Het is duidelijk dat Mozes’ vijanden hem van het leven trachtten te beroven (Exodus 4:19; vergelijk Jozua 9:24; Spreuken 12:10). Jezus gebruikte het woord in soortgelijke zin toen hij zei: ’De Zoon des mensen is gekomen om zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen’ (Mattheüs 20:28; vergelijk 10:28). In al deze gevallen betekent het woord „ziel” „leven als een schepsel”.
[Illustraties op blz. 15]
Dit zijn allemaal zielen
[Verantwoording]
Hummingbird: U.S. Fish and Wildlife Service, Washington, D.C./Dean Biggins
[Illustratie op blz. 17]
Jezus toonde aan dat de remedie voor de dood de opstanding is
[Illustratie op blz. 18]
„Een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven.” — Johannes 11:26