Vragen van lezers
◼ Verwees Jezus in Johannes 6:53 alleen naar gezalfde christenen toen hij opmerkte: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij het vlees van de Zoon des mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij geen leven in uzelf”?
Vele jaren lang hebben wij uitgelegd dat deze woorden uitsluitend van toepassing zijn op gezalfde christenen, die in de hemel opgenomen zullen worden om met Jezus Christus te regeren. Een verdere studie van deze kwestie wijst echter op de wenselijkheid van een ruimere toepassing van Johannes 6:53.
In de loop der jaren hebben wij deze tekst beschouwd in het licht van andere verzen waarin soortgelijke uitdrukkingen worden gebruikt. De uitdrukking „leven in uzelf” hebben, komt bijvoorbeeld overeen met Jezus’ woorden in Johannes 5:26, waarin exclusief over Jehovah en Jezus gesproken werd. Zoals echter op de bladzijden 11 en 12 van dit tijdschrift wordt uitgelegd, verschaft de context van Johannes 5:26 de basis om de woorden ’leven in zichzelf hebben’ in dat vers te begrijpen. Maar de uitspraak in Johannes 6:53 werd een jaar later gedaan en staat in een andere context.
Onze vroegere kijk op Johannes 6:53 werd ook beïnvloed door Jezus’ opmerking over ’zijn vlees eten en zijn bloed drinken’. Deze uitdrukking vertoonde overeenkomsten met wat Christus zei toen hij het Avondmaal des Heren instelde. Bij die gelegenheid sprak hij over zijn vlees en bloed en schreef hij voor dat de symbolen hiervan (ongezuurd brood en wijn) gebruikt moesten worden door zijn volgelingen die in het nieuwe verbond en in een verbond voor een koninkrijk opgenomen zouden worden (Lukas 22:14-22, 28-30). Maar weer moet de context van Johannes 6:53 in aanmerking genomen worden.
Toen Jezus zei wat in Johannes 6:53 staat opgetekend, moest er nog een jaar voorbijgaan voordat het Avondmaal des Heren ingesteld zou worden. Niemand die naar Jezus luisterde, had enig idee van een jaarlijkse viering met gebruikmaking van symbolen die Christus’ vlees en bloed voorstelden. Jezus’ thema of argumentatie in Johannes hoofdstuk 6 had daarentegen te maken met het feit dat zijn vlees te vergelijken was met manna. Er was echter een verschil. Zijn vlees (en, zo voegde hij eraan toe, zijn bloed) was belangrijker dan letterlijk manna omdat zijn vlees voor het leven van de wereld werd gegeven, wat eeuwig leven mogelijk maakte. — Johannes 6:48-51.
Verder nazoekwerk heeft dus onlangs duidelijk aan het licht gebracht dat er een tijdsverschil van een jaar lag tussen Jezus’ woorden in Johannes 5:26 en zijn opmerkingen in Johannes hoofdstuk 6; vervolgens verstreek er weer een jaar voordat hij het Avondmaal des Heren instelde. Ook is er meer belangrijkheid toegekend aan de onmiddellijke context van Johannes 6:53. Vandaar dat het artikel op de bladzijden 15-20 een bredere toepassing van Johannes 6:53 biedt, waarbij zowel degenen zijn betrokken die in het nieuwe verbond voor hemels leven zijn opgenomen als degenen die het vooruitzicht hebben zich in eindeloos leven op een paradijsaarde te verheugen.
◼ De evangelieverslagen en naslagwerken schijnen onderling te verschillen in het vaststellen van de tijd dat Jezus in het huis van Simon de melaatse in Bethanië at en met welriekende olie werd gezalfd. Wanneer gebeurde dit?
Het schijnt dat deze gebeurtenissen zich op 9 Nisan (joodse kalender) in het jaar 33 G.T. hebben voorgedaan. Maar zoals hieronder bij de vermelding van de redenen voor deze conclusie wordt opgemerkt, zult u zien waarom uw kennis en begrip kunnen toenemen door een voortgezette studie van Gods Woord.
De details van dit feestmaal worden in drie van de vier evangeliën vermeld (Matthéüs 26:6-13; Markus 14:3-9; Johannes 12:2-8). Matthéüs en Markus maken melding van dat feestmaal na verteld te hebben over Jezus’ zegevierende intocht in Jeruzalem, zijn vervloeking van de onvruchtbare vijgeboom en zijn antwoord op de vraag van de apostelen over het besluit van het samenstel van dingen. In zowel Matthéüs’ als Markus’ evangelie wordt het verslag over het feestmaal gevolgd door Judas’ onderhandeling met joodse leiders over het verraden van Jezus. De plaats die in deze twee evangeliën aan het verslag over de maaltijd is toegekend, schijnt erop te duiden dat het op 12 Nisan plaatsvond, slechts twee dagen voordat Jezus op 14 Nisan verraden en terechtgesteld werd. Daarom is het feest op veel tabellen waarop de gebeurtenissen in Jezus’ leven worden vermeld, met inbegrip van enkele in onze eerder verschenen publikaties, op 12 Nisan gedateerd.
In Johannes hoofdstuk 12 wordt de maaltijd in Simons huis in een ander verband geplaatst. Johannes 12:1 bericht dat Jezus „zes dagen vóór het pascha”, wat 8 Nisan zou zijn, in Bethanië, vlak bij Jeruzalem, aankwam. Vervolgens wordt in 12 de verzen 2-8 een avondmaaltijd in Bethanië beschreven, terwijl ons in 12 de verzen 9-11 wordt verteld dat joden die hadden gehoord dat Jezus in de buurt was, kwamen om hem te zien. In 12 de verzen 12-15 wordt gezegd dat Christus „de volgende dag” zegevierend Jeruzalem binnenreed. (Vergelijk Handelingen 20:7-11.) Johannes 12:1-15 geeft dus te kennen dat de maaltijd in Simons huis op 9 Nisan plaatsvond, en wel in de avond, die volgens de joodse kalender het begin vormde van de nieuwe dag, gevolgd door Jezus’ intocht in Jeruzalem tijdens het daglichtgedeelte van die dag (9 Nisan).
De tweede mogelijkheid schijnt waarschijnlijker te zijn. Waarom? Welnu, laten wij de verslagen en hun context met elkaar vergelijken. Matthéüs en Markus noemen geen van beiden een datum voor het feestmaal in Simons huis. Zij tonen echter wel aan dat er tijdens dit feestmaal klachten rezen over Maria’s gebruik van kostbare olie, klachten die, zoals Johannes te kennen geeft, hun oorsprong vonden bij de hebzuchtige Judas (Matthéüs 26:8, 9; Markus 14:4, 5; Johannes 12:4-6). Zoals wij hebben opgemerkt, laten zowel Matthéüs als Markus de episode van het feestmaal volgen door Judas’ benadering van de priesters om te zien hoeveel hij uitbetaald zou krijgen als hij Christus zou verraden. Het is derhalve heel goed mogelijk dat Matthéüs en Markus het verslag van het feestmaal wegens de bepaalde redenatie die zij volgden, op de door hen gebruikte plaats vermelden, om één bewijs van Judas’ hebzucht met de uiteindelijke uiting ervan te verbinden.
Johannes geeft echter wel een specifieke tijdsbepaling voor het feestmaal aan, waardoor te kennen wordt gegeven dat hij het in de chronologische setting vermeldde. Dit ondersteunt de conclusie dat de avondmaaltijd in Simons huis volgde op Jezus’ aankomst in Bethanië op 8 Nisan 33 G.T. Denk bovendien ook aan de door Johannes gegeven inlichting dat de joden die ’te weten kwamen dat Jezus nu in Bethanië was’, uit Jeruzalem kwamen om hem en Lazarus, die ook in Bethanië woonde en wiens zusters op het feestmaal aanwezig waren, te zien. Het is aannemelijker dat dit bezoek van joden die nog maar net ’te weten waren gekomen’ dat Jezus in Bethanië was, vóór zijn intocht in Jeruzalem plaatsvond, terwijl het mogelijkerwijs heeft bijgedragen tot de enthousiaste verwelkoming van Christus gedurende de rit die hij „de volgende dag”, tijdens het daggedeelte van 9 Nisan, naar de stad maakte.
Het nieuwe zorgvuldige nazoekwerk dat tot deze conclusie heeft geleid, wordt weerspiegeld in recente versies van de tabel „Voornaamste gebeurtenissen tijdens Jezus’ verblijf op aarde”, zoals in de uitgave van 1985 van The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures. Hoewel dit misschien een schijnbaar klein, technisch punt is, illustreert het hoe wij allen in kennis en begrip van de fijne bijzonderheden in Gods Woord kunnen blijven groeien.