Oefen geloof tot eeuwig leven
’Heb geloof, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt.’ — HEBREEËN 10:39.
1. Wat erkent een katholieke encyclopedie over het bijbelse gebruik van het woord „ziel”?
NERGENS zegt de bijbel dat mensen een onsterfelijke ziel hebben die het lichaam bij de dood overleeft en eeuwig in het geestenrijk voortleeft. Zelfs de New Catholic Encyclopedia erkent: „De idee van een ziel die na de dood voortleeft, valt niet gemakkelijk in de bijbel te bespeuren. . . . De ziel in het O[ude] T[estament] betekent niet een deel van de mens, maar de hele mens — de mens als een levend wezen. Evenzo betekent het in het N[ieuwe] T[estament] menselijk leven: het leven van een individu.” Mensen hebben dus geen ziel, zij zijn een ziel.
2. (a) Waar vond het geloof in een onsterfelijke ziel zijn oorsprong? (b) Wat is de waarheid omtrent de toestand van de mens na de dood?
2 Zoals het vorige artikel heeft laten zien, is het geloof in een onsterfelijke ziel een heidens denkbeeld dat teruggevoerd kan worden tot heel vroeg in de geschiedenis. De auteur ervan is degene die Gods duidelijke verklaring tegensprak dat de mens bij ongehoorzaamheid ’beslist zou sterven’ (Genesis 2:17). Het was de tegenstander, Satan de Duivel, die zei: „Gij zult volstrekt niet sterven” (Genesis 3:4). En dat was een leugen (Johannes 8:44). Later heeft Satan de leer van de onsterfelijkheid van de menselijke ziel gepropageerd. Maar de waarheid omtrent de toestand van de mens na de dood is zoals wordt opgemerkt in Gods geïnspireerde Woord in Prediker 9:5: „De doden . . . zijn zich van helemaal niets bewust.” — Zie ook Romeinen 5:12.
De hoop op eeuwig leven
3. Over welke hoop heeft de bijbel veel te zeggen?
3 Hoewel de bijbel duidelijk laat zien dat er niet zoiets als een onsterfelijke ziel bestaat, heeft dit boek wel een heleboel te zeggen over eeuwig leven. De hoop op eindeloos leven was een van Jezus’ fundamentele leringen. Hij zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Betreffende hen die geloof oefenen in God en Christus, verklaarde Jezus: „Ik geef hun eeuwig leven” (Johannes 10:28). Met een absoluut vertrouwen zei hij: „Wie gelooft, heeft eeuwig leven. . . . Hij [zal] leven in eeuwigheid” (Johannes 6:47, 51). En hij verklaarde ook: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Johannes 3:16.
4. Wat zei Jezus over de hoop voor de toekomst?
4 Hoe zal, aangezien er geen onsterfelijke ziel is die na de dood voortleeft, de bijbelse belofte van eeuwig leven worden verwezenlijkt? Jezus gaf hier meer informatie over toen hij Martha en Maria bezocht nadat hun broer Lazarus was gestorven. Hij zei tot Martha: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen.” Hij vroeg Martha: „Gelooft gij dit?” Zij antwoordde: „Ja, Heer; ik heb geloofd dat gij de Christus zijt, de Zoon van God.” — Johannes 11:25-27.
5, 6. Wat werd door Jezus’ opwekking van Lazarus gedemonstreerd?
5 Om aan te tonen dat hij, als de Zoon van God, de macht had ontvangen de doden weer tot leven op te wekken, ging Jezus naar het graf van Lazarus. Lazarus was al vier dagen dood en de ontbinding van zijn lichaam was al begonnen. Niettemin „riep [Jezus] met een luide stem: ’Lazarus, kom naar buiten!’ De man die dood was geweest, kwam naar buiten, zijn voeten en handen met zwachtels omwonden en een doek om zijn gelaat gebonden. Jezus zei tot hen: ’Maakt hem los en laat hem gaan’” (Johannes 11:43, 44). De dode Lazarus was weer tot leven gebracht!
6 Lazarus was niet teruggebracht uit de hemel of uit enig ander deel van het geestenrijk. Hij was niet naar het geestenrijk gegaan toen hij stierf maar had zich zonder bewustzijn in het graf bevonden, waar alle doden zijn (Psalm 146:4; Johannes 3:13; Handelingen 2:34). Het zou niet logisch zijn te denken dat de onsterfelijke ziel van Lazarus de hemelse gelukzaligheid genoot en dan uit de hemel werd weggerukt om met zijn onvolmaakte lichaam op aarde herenigd te worden teneinde opnieuw te leven in een wereld vol lijden, ziekte en dood. Maar omdat hij zich niet in de hemel bevond, was zijn herstel tot leven welkom, want het betekende een aantal toegevoegde jaren van bestaan voor hem en een hereniging met zijn geliefden. Later zou hij opnieuw sterven.
7, 8. (a) Bij welke andere gelegenheden bracht Jezus mensen tot leven terug? (b) Waarom verrichtte Jezus deze wonderen van het opwekken van doden?
7 Toen Jezus een jong meisje dat dood was geweest, opwekte, waren haar ouders „buiten zichzelf van grote verrukking” (Markus 5:42). Toch is ook dat meisje uiteindelijk weer gestorven. Toen Jezus de dode zoon van de weduwe uit Naïn opwekte, „werden allen door vrees aangegrepen, en zij gingen God verheerlijken” (Lukas 7:16). Maar die man stierf uiteindelijk ook weer. Betreffende deze wonderen bevestigt The New International Dictionary of New Testament Theology: „Degenen die door Christus in zijn aardse bediening werden opgewekt, moesten weer sterven, aangezien deze opstandingen geen onsterfelijkheid schonken.”
8 Waarom wekte Jezus deze personen uit de doden op? Niet om op dat moment eeuwig leven te schenken, maar om te demonstreren dat hij de Messías was en om te laten zien waartoe God hem had gemachtigd. Het bouwde geloof op in de hoop op de opstanding en eeuwig leven onder de toekomstige heerschappij van Gods hemelse koninkrijk in de handen van Christus. — Matthéüs 6:9, 10; Johannes 11:41, 42.
9. Welk juiste begrip hadden Martha en Paulus omtrent Jezus’ leer over de opstandingshoop?
9 Martha wist van die hoop door haar omgang met Jezus, want zij had voordien met betrekking tot Lazarus tegen hem gezegd: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag” (Johannes 11:24). Zij wist dat de opstanding zou plaatsvinden, niet op zijn (Lazarus’) laatste dag, maar in de toekomst, „op de laatste dag” — de Oordeelsdag, wanneer onder Gods Koninkrijksheerschappij de doden zullen worden opgewekt. De apostel Paulus wist dat ook, want hij zei: „[God] heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen” (Handelingen 17:31). Paulus zei ook: ’Er zal een opstanding zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen’ (Handelingen 24:15). Hij zei niet dat de opstanding reeds plaatsvond maar dat ze in de toekomst lag — onder de Koninkrijksheerschappij.
10. Welke opmerking maakt een Franse hoogleraar over enerzijds de geloofsovertuigingen in de christenheid over de opstanding en anderzijds de duidelijke leer van de bijbel hierover?
10 In het boek Immortality of the Soul or Resurrection of the Dead? schrijft de Franse protestantse hoogleraar Oscar Cullmann: „Er is een radicaal verschil tussen de christelijke verwachting van de opstanding van de doden en het Griekse geloof in de onsterfelijkheid van de ziel. . . . Hoewel het christendom later een verbinding heeft gelegd tussen deze twee overtuigingen, en tegenwoordig de gemiddelde christen ze totaal verwart, zie ik geen reden om te verbergen wat voor mij en voor de meerderheid der bijbelgeleerden de waarheid is. . . . Het leven en denken van het Nieuwe Testament worden volledig gedomineerd door geloof in de opstanding. . . . De hele mens, die werkelijk dood is, wordt tot leven teruggebracht door een nieuwe scheppingsdaad van God.”
Opstanding — tot welke bestemming?
11, 12. (a) Wat is Gods voornemen voor de mens en deze aarde? (b) Hoe demonstreerde Jezus dat Gods voornemen voor de aarde niet is gewijzigd?
11 Toen God mensen schiep, gaf hij hun de aarde als hun eeuwige tehuis en was het zijn voornemen dat zij deze planeet zouden bevolken met een rechtvaardig mensenras (Genesis 1:26-28; Psalm 115:16). De bijbel spreekt over Jehovah als „de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar geformeerd heeft om ook bewoond te worden”. — Jesaja 45:18.
12 Ondanks de duizenden jaren van onvolmaaktheid en dood die er sinds de opstand van de mens zijn verstreken, is het nog steeds Gods voornemen dat de aarde het eeuwige tehuis van de mens zal zijn: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven” (Psalm 37:29). „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matthéüs 5:5). Toen Jezus doden tot leven terugbracht, wekte hij hen dan ook hier op aarde op, en zij werden onmiddellijk door anderen herkend als de personen die dood waren geweest. Dit bevestigt dat onder de Koninkrijksheerschappij de doden tot leven op aarde teruggebracht zullen worden teneinde de gelegenheid te hebben er voor eeuwig op te leven (Openbaring 20:12, 13). Dat zal Gods voornemen vervullen zowel voor de mens als voor de aarde. — Jesaja 46:9-11; 55:11; Titus 1:1, 2.
13. Voor welk dilemma staan de kerken van de christenheid, en hoe proberen ze het op te lossen?
13 Het feit dat de kerken van de christenheid in de onsterfelijkheid van de ziel geloven, plaatst ze echter voor een dilemma: Hoe kunnen ze de opstanding van „de hele mens”, zoals door Jezus gedemonstreerd, in overeenstemming brengen met hun geloof in een onsterfelijke ziel die zich reeds in de hemel of in de hel bevindt? The Catholic Encyclopedia beweert: „Het Vierde Lateraans Concilie leert dat alle mensen, hetzij uitverkoren of verdoemd, ’weer zullen verrijzen met hun eigen lichaam dat zij nu met zich meedragen’.” Dat werk voegt eraan toe: „Aangezien het lichaam deelgenoot is van de misdaden van de ziel, en metgezel van haar deugden, schijnt de gerechtigheid Gods te vereisen dat het lichaam deelt in straf en beloning van de ziel.” Volgens dit geloof zal het lichaam in de hemel of in de hel met de ziel herenigd worden. Voor hoe lang? „De verrezen lichamen van zowel heiligen als zondaars zullen met onsterfelijkheid bekleed worden”, beweert dat naslagwerk.
14. Hoe probeert een jezuïtische schrijver opheldering te bieden over de wijze waarop de christenheid de opstanding van het lichaam beziet?
14 In het boek The Future Life, door de jezuïet J. C. Sasia, lezen wij: „Dat het hemelse leven er een van genoegens zal zijn, komt daarom ook door de verheerlijkte zinnen [van het met de ziel herenigde lichaam].” Betreffende lichamen die met hun ziel in de hel herenigd worden, beweert dat boek: „In de hel zal na de opstanding [van het lichaam] ieder zintuig van het menselijk lichaam zijn eigen specifieke straf hebben . . . Het zintuig van het gevoel of de tast zal in het bijzonder gepijnigd worden, want vooral door de zonden van het vlees hebben de verdoemden God gekrenkt. . . . Hun verbinding met hun lichaam zal voor hen een oorzaak zijn van extra pijnigingen en ellende.”
15. Waarom is het godslasterlijk om te onderwijzen dat God mensen voor eeuwig in een hel pijnigt?
15 Het aanvaarden van het heidense denkbeeld van de onsterfelijkheid van de ziel baande dus voor de christenheid de weg om vervolgens ook het heidense denkbeeld te aanvaarden dat zielen — en zelfs lichamen — voor eeuwig folterende pijnen lijden in een hel. Toch verklaarde Jehovah betreffende de oude praktijk van het verbranden van kinderen als offer voor valse goden: ’Zij verbranden hun zonen in het vuur als volledige brandoffers voor de Baäl, iets wat ik niet geboden had en waarvan ik niet gesproken had en wat in mijn hart niet was opgekomen’ (Jeremia 19:5). Het is daarom godslasterlijk om te leren dat God mensen voor eeuwig pijnigt, terwijl zijn eigen Woord duidelijk laat zien dat onberouwvolle boosdoeners zullen worden vernietigd, niet langer zullen bestaan. „Elke ziel die niet naar die Profeet [Jezus] luistert, zal volledig worden verdelgd.” — Handelingen 3:23; zie ook Matthéüs 10:28; Lukas 17:27; Johannes 3:16; 2 Petrus 2:12; Judas 5.
Onsterfelijkheid
16. Wat leert de bijbel over onsterfelijkheid?
16 Maar leert de bijbel niet dat mensen in de hemel zouden worden opgenomen om daar onsterfelijk leven te hebben? Ja, dat is zo. Maar dat heeft niets te maken met onsterfelijke menselijke zielen. Onsterfelijkheid vloeit voort uit het feit dat iemand als een geestelijke schepping wordt opgewekt (zoals dat met Jezus gebeurde) en niet uit het bezitten van een onsterfelijke ziel die na de dood voortleeft. De toekomstige beloning van onsterfelijkheid werd enkele getrouwe, in dat opzicht op Christus lijkende mensen voorgehouden en zou pas verwezenlijkt worden wanneer Christus in de hemel Koninkrijksmacht zou krijgen, niet onmiddellijk na Christus’ hemelvaart in de eerste eeuw. — Psalm 110:1; 1 Korinthiërs 15:53, 54.
17. Hoevelen zullen onsterfelijkheid verwerven, en welke rol spelen zij in Gods voornemen voor de aarde?
17 Bovendien werd die hoop aan betrekkelijk weinigen van de menselijke familie voorgehouden. Jezus noemde dezen een „kleine kudde” (Lukas 12:32). Deze groep, 144.000 in getal, wordt tot hemels leven als onsterfelijke geestelijke schepselen opgewekt om met Christus in zijn hemelse koninkrijk over de aarde te heersen (2 Petrus 3:13; Openbaring 7:4; 14:1, 4; 20:4). De aarde waarover zij heersen, zal mettertijd bevolkt worden door tot volmaaktheid gebrachte mensen, ongetwijfeld miljarden van hen. Veel van deze mensen zullen degenen zijn die op aarde terugkomen in de ’opstanding van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen’ (Handelingen 24:15). Maar buiten degenen die uit de doden worden opgewekt, zullen er nog anderen zijn die in de nieuwe wereld leven verwerven. Wie zijn deze anderen?
„Nooit sterven”
18. Welke verbazingwekkende zaak voorzei Jezus nog naast de opstanding voor de doden?
18 Terwijl de stellige hoop voor de doden de opstanding is, bestaat er in onze tijd nog een andere prachtige hoop. Deze heeft te maken met wat Jezus vervolgens aan Martha vertelde. Na gezegd te hebben: „Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen [in de opstanding]”, voegde Jezus eraan toe: „en een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven” (Johannes 11:25, 26). In deze laatste verklaring voorzei Jezus een verbazingwekkende zaak: Er zou een tijd komen dat mensen die dan leefden, niet zouden hoeven te sterven! Maar wanneer zou dat zijn?
19. (a) Gedurende welke tijdsperiode zou de hoop om nooit te hoeven sterven verwezenlijkt worden? (b) Hoe beschrijft de bijbel degenen die de hoop hebben nooit te sterven?
19 Nu — onze tijd — is de periode dat die belofte verwezenlijkt zal worden! Alle bewijzen tonen dat wij heel dicht voor het einde van deze goddeloze wereld staan (Matthéüs 24:3-14; 2 Timótheüs 3:1-5, 13). Mensen die nu geloof oefenen in God en in zijn Zoon, hebben dus de opwindende hoop het einde van dit samenstel te overleven en levend Gods nieuwe wereld binnen te gaan — zonder de dood te smaken! Over dezen wordt in Openbaring 7:9, 14 gesproken als „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen . . . die uit de grote verdrukking komen”, door God bewaard omdat zij geloof oefenden. Jezus sprak over de komende ontbinding van dit huidige goddeloze samenstel als een „grote verdrukking . . . zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen”. — Matthéüs 24:21; zie ook Spreuken 2:21, 22; Psalm 37:10, 11, 34.
20, 21. Hoe oefenen miljoenen in deze tijd geloof in God en Christus, en wat zullen velen van hen niet nodig hebben?
20 In de hele wereld wordt er reeds door miljoenen van de grote schare die eeuwig op aarde willen leven, geloof geoefend in Gods beloften en in degene die hij heeft gemachtigd om „de opstanding en het leven” te zijn, Jezus Christus. En zij hebben zich aan God opgedragen en dit gesymboliseerd door de waterdoop (Matthéüs 28:19, 20). Zij erkennen dat zij redding geheel en al te danken hebben aan „God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam”, Jezus Christus. — Openbaring 7:10.
21 Degenen van de grote schare die het einde van deze wereld overleven, zullen geen opstanding uit de doden nodig hebben omdat zij ’nooit zullen sterven’! Onderneemt u stappen om tot deze groep te behoren? Zo ja, wat een verbazingwekkend, uniek voorrecht wacht u dan — het einde van Satans goddeloze samenstel te overleven en een rechtvaardig nieuw tijdperk binnengeleid te worden dat u volmaakte gezondheid en eeuwig leven op een paradijsaarde zal brengen! (Lukas 23:43; Openbaring 21:4, 5) Door te weten te komen wat Gods wil is en die wil te blijven doen, zult u kunnen demonstreren dat u ’niet tot het soort behoort dat terugdeinst’. Ook u kunt ’geloof hebben, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt’. — Hebreeën 10:39; 1 Johannes 2:15-17; Openbaring 7:15.
Vragen ter herhaling
◻ Wat is de ware hoop voor de doden?
◻ Waarom is het geloof van de christenheid in de opstanding van het lichaam een belediging voor God?
◻ Wat leert de bijbel over onsterfelijkheid?
◻ Welke verbazingwekkende hoop kunnen mensen in deze tijd hebben?