„Het uur is gekomen!”
„Zijn uur was gekomen om uit deze wereld naar de Vader te gaan.” — JOHANNES 13:1.
1. Van welke speculaties gonst Jeruzalem als het Pascha van 33 G.T. nadert, en waarom?
BIJ zijn doop in 29 G.T. begon Jezus de weg te volgen die tot het „uur” van zijn dood, opstanding en verheerlijking zou leiden. Nu is het de lente van 33 G.T. Er zijn slechts enkele weken verstreken sinds het joodse hooggerechtshof, het Sanhedrin, beraadslaagde om Jezus te doden. Jezus, die misschien van hun plan op de hoogte is gesteld door Nikodemus, een hem goedgezind lid van het Sanhedrin, heeft Jeruzalem verlaten en is naar het platteland aan de overzijde van de Jordaan gegaan. Omdat het paschafeest naderbij komt, trekken veel mensen van het land naar Jeruzalem, en de stad is vol geroezemoes van speculaties over Jezus. „Wat is uw mening?”, vragen mensen aan elkaar. „Dat hij helemaal niet naar het feest zal komen?” De overpriesters en Farizeeën hebben tot de opwinding bijgedragen door bevelen te geven dat iemand die Jezus ziet, hun moet melden waar hij zich ophoudt. — Johannes 11:47-57.
2. Welke daad van Maria verwekt beroering, en wat geeft Jezus’ antwoord ter verdediging van haar te kennen omtrent het besef dat hij van „zijn uur” heeft?
2 Op 8 Nisan, zes dagen vóór het Pascha, is Jezus terug in de omgeving van Jeruzalem. Hij komt naar Bethanië — de woonplaats van zijn geliefde vrienden Martha, Maria en Lazarus — een dorp dat ongeveer drie kilometer buiten Jeruzalem ligt. Het is vrijdagavond en Jezus brengt de sabbat daar door. De volgende avond wanneer Maria hem dient, waarbij zij kostbare welriekende olie gebruikt, maken de discipelen hier bezwaar tegen. Jezus antwoordt: „Laat haar begaan, opdat zij dit gebruik in acht kan nemen met het oog op de dag van mijn begrafenis. Want de armen hebt gij altijd bij u, maar mij zult gij niet altijd hebben” (Johannes 12:1-8; Mattheüs 26:6-13). Jezus weet dat „zijn uur is gekomen om uit deze wereld naar de Vader te gaan” (Johannes 13:1). Nog vijf dagen en hij zal „zijn ziel . . . geven als een losprijs in ruil voor velen” (Markus 10:45). Voortaan oefent een gevoel van dringendheid invloed uit op alles wat Jezus doet of onderwijst. Wat een schitterend voorbeeld verschaft dit ons terwijl wij vol verlangen uitzien naar het einde van dit samenstel van dingen! Beschouw eens wat de volgende dag al in het geval van Jezus gebeurt.
De dag van Jezus’ zegepralende intocht
3. (a) Hoe komt Jezus op zondag 9 Nisan Jeruzalem binnen, en hoe reageren de meeste mensen om hem heen? (b) Welk antwoord geeft Jezus de Farizeeën die over de schare klagen?
3 Op zondag 9 Nisan komt Jezus zegevierend naar Jeruzalem. Wanneer hij de stad nadert — rijdend op een ezelsveulen als vervulling van Zacharia 9:9 — spreiden de meeste mensen die zich rond hem hebben verzameld hun bovenklederen uit op de weg, terwijl anderen takken van de bomen afkappen en ze over de weg uitspreiden. „Gezegend is Hij die komt als de Koning in Jehovah’s naam!”, roepen zij. Sommige Farizeeën in de schare willen dat Jezus zijn discipelen bestraft. Maar Jezus antwoordt: „Ik zeg u: Indien dezen bleven zwijgen, zouden de stenen het uitroepen.” — Lukas 19:38-40; Mattheüs 21:6-9.
4. Waarom raakt Jeruzalem in beroering wanneer Jezus de stad binnenkomt?
4 Slechts enkele weken voordien hadden velen in de schare gezien hoe Jezus Lazarus opwekte. Nu blijven zij anderen over dat wonder vertellen. Terwijl Jezus dus Jeruzalem binnenkomt, geraakt de hele stad in beroering. „Wie is dit?”, vragen de mensen. En de scharen blijven zeggen: „Dit is de profeet Jezus, uit Nazareth in Galilea!” Wanneer de Farizeeën zien wat er gebeurt, klagen zij: „De wereld is hem achternagelopen.” — Mattheüs 21:10, 11; Johannes 12:17-19.
5. Wat gebeurt er wanneer Jezus naar de tempel gaat?
5 Overeenkomstig zijn gewoonte tijdens bezoeken aan Jeruzalem gaat Jezus, de Grote Onderwijzer, naar de tempel om te onderwijzen. Daar komen de blinden en de kreupelen naar hem toe, en hij geneest hen. Als de overpriesters en de schriftgeleerden dit zien en zij de jongens in de tempel horen uitroepen: „Red toch de Zoon van David!”, raken zij ontstemd. „Hoort gij wat die daar zeggen?”, protesteren zij. „Ja”, antwoordt Jezus. „Hebt gij het volgende nooit gelezen: ’Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt gij u lof bereid’?” Terwijl Jezus blijft onderwijzen, neemt hij wat er in de tempel gebeurt nauwkeurig in ogenschouw. — Mattheüs 21:15, 16; Markus 11:11.
6. In welk opzicht verschilt Jezus’ benadering nu van wat die voordien was, en waarom?
6 Wat een andere benadering gebruikt Jezus nu dan zes maanden daarvoor! Toen kwam hij Jeruzalem binnen voor het Loofhuttenfeest, „niet openlijk, maar als in het verborgen” (Johannes 7:10). En hij nam altijd maatregelen om veilig te ontkomen als zijn leven werd bedreigd. Nu komt hij openlijk de stad binnen waar bevelen zijn uitgevaardigd om hem te grijpen! Het was ook niet Jezus’ gewoonte om zichzelf als de Messias aan te prijzen (Jesaja 42:2; Markus 1:40-44). Hij wilde niet dat er lawaaierige reclame voor hem werd gemaakt of dat er verdraaide berichten over hem van mond tot mond gingen. Nu verklaren de scharen openlijk dat hij de Koning en Redder — de Messias — is en hij wijst het verzoek van de religieuze leiders om hen tot zwijgen te brengen af! Waarom die verandering? Omdat, zoals Jezus meteen de volgende dag aankondigt, „het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt moet worden”. — Johannes 12:23.
Een onverschrokken optreden — Vervolgens levensreddende leringen
7, 8. Hoe weerspiegelen Jezus’ handelingen op 10 Nisan 33 G.T. wat hij op het Pascha van 30 G.T. in de tempel had gedaan?
7 Wanneer Jezus op maandag 10 Nisan in de tempel komt, handelt hij op grond van wat hij de voorgaande middag had gezien. Hij begint ’hen die in de tempel verkopen en kopen eruit te werpen, en hij keert de tafels van de geldwisselaars en de banken van de duivenverkopers om; en hij laat niet toe dat iemand een gebruiksvoorwerp door de tempel draagt’. De kwaaddoeners veroordelend, verklaart hij: „Staat er niet geschreven: ’Mijn huis zal een huis van gebed voor alle natiën worden genoemd’? Maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt.” — Markus 11:15-17.
8 Jezus’ handelingen weerspiegelen wat hij drie jaar eerder had gedaan toen hij op het Pascha van 30 G.T. de tempel bezocht. Maar de veroordeling is ditmaal scherper. De handelaars in de tempel worden nu als ’rovers’ aangeduid (Lukas 19:45, 46; Johannes 2:13-16). Zij zijn rovers omdat zij buitensporig hoge prijzen vragen van degenen die offerdieren moeten kopen. De overpriesters, schriftgeleerden en voornaamsten van het volk horen wat Jezus doet en zoeken opnieuw naar manieren om hem ter dood te laten brengen. Toch weten zij niet hoe zij Jezus uit de weg moeten ruimen, aangezien alle mensen versteld staan van zijn onderwijs en dicht bij hem blijven om hem te horen. — Markus 11:18; Lukas 19:47, 48.
9. Welke les onderwijst Jezus, en welke uitnodiging richt hij tot zijn toehoorders in de tempel?
9 Terwijl Jezus in de tempel blijft onderwijzen, verklaart hij: „Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt moet worden.” Ja, hij weet dat hij nog maar enkele dagen als mens te leven heeft. Na verteld te hebben hoe een tarwekorrel moet sterven om vrucht te dragen — overeenkomend met zijn eigen sterven op grond waarvan hij het middel wordt waardoor aan anderen eeuwig leven wordt geschonken — richt Jezus een uitnodiging tot zijn toehoorders door te zeggen: „Wil iemand mij dienen, dan moet hij mij volgen, en waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Indien iemand mij dient, zal de Vader hem eren.” — Johannes 12:23-26.
10. Hoe denkt Jezus over de smartelijke dood die hem te wachten staat?
10 Als Jezus denkt aan de smartelijke dood die nog maar vier dagen in het verschiet ligt, zegt hij vervolgens: „Nu is mijn ziel verontrust, en wat zal ik zeggen? Vader, red mij uit dit uur.” Maar wat Jezus te wachten staat, kan niet vermeden worden. „Niettemin”, zegt hij, „ben ik juist hierom tot dit uur gekomen.” Ja, Jezus gaat akkoord met de gehele regeling van God. Hij is vastbesloten om tot aan zijn offerandelijke dood zijn daden door Gods wil te laten leiden (Johannes 12:27). Wat een voorbeeld heeft hij ons gegeven — een voorbeeld van volledige onderwerping aan Gods wil!
11. Welke onderwijzingen brengt Jezus over aan de schare die juist een stem uit de hemel heeft gehoord?
11 Daar Jezus zich ten zeerste bekommert om de uitwerking die zijn dood op de reputatie van zijn Vader zal hebben, bidt hij: „Vader, verheerlijk uw naam.” Tot verbazing van de schare in de tempel verkondigt een stem uit de hemel: „Ik heb hem verheerlijkt en zal hem wederom verheerlijken.” De Grote Onderwijzer benut deze gelegenheid om de schare te vertellen waarom de stem heeft gesproken, wat de gevolgen van zijn dood zullen zijn en waarom zij geloof moeten oefenen (Johannes 12:28-36). De laatste twee dagen zijn voor Jezus beslist boordevol actie geweest. Maar een uiterst belangrijke dag ligt nog in het verschiet.
De dag van veroordelingen
12. Hoe proberen de religieuze leiders Jezus op dinsdag 11 Nisan in de val te laten lopen, en met welk resultaat?
12 Op dinsdag 11 Nisan gaat Jezus wederom de tempel binnen om te onderwijzen. Er is een vijandig gehoor aanwezig. Doelend op Jezus’ daden die hij de dag daarvoor had verricht, vragen de overpriesters en oudere mannen van het volk hem: „Krachtens welke autoriteit doet gij deze dingen? En wie heeft u die autoriteit gegeven?” De Meesteronderwijzer verbijstert hen door zijn antwoord, en hij vertelt drie levendige illustraties — twee ervan over een wijngaard en een over een huwelijksfeest — die tonen hoe goddeloos zijn tegenstanders in feite zijn. Vertoornd door wat zij horen, willen de religieuze leiders hem grijpen. Maar zij vrezen de scharen, die Jezus voor een profeet houden. Daarom proberen zij hem in de val te lokken door hem iets te laten zeggen waarvoor zij hem kunnen laten arresteren. De antwoorden die Jezus geeft, snoeren hun de mond. — Mattheüs 21:23–22:46.
13. Welke raad geeft Jezus zijn toehoorders met betrekking tot de schriftgeleerden en de Farizeeën?
13 Aangezien de schriftgeleerden en de Farizeeën beweren Gods Wet te onderwijzen, drukt Jezus zijn toehoorders nu op het hart: „Doet en onderhoudt . . . alles wat zij u zeggen, maar doet niet naar hun daden, want zij zeggen het wel, maar volbrengen het niet” (Mattheüs 23:1-3). Wat een krachtige openlijke veroordeling! Maar Jezus is nog niet klaar met hen. Dit is zijn laatste dag in de tempel, en hij uit moedig een reeks ontmaskeringen — de een na de ander als rollende donder.
14, 15. Welke vernietigende veroordelingen spreekt Jezus over de schriftgeleerden en Farizeeën uit?
14 „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars!”, verklaart Jezus zesmaal. Zij zijn huichelaars omdat, zoals hij uiteenzet, zij het koninkrijk der hemelen voor mensen toesluiten en degenen die op weg zijn er binnen te gaan dit niet toestaan. Deze huichelaars doorkruisen de zee en het droge land om één proseliet te maken maar maken hem tot een voorwerp voor de eeuwige vernietiging. Terwijl zij „de gewichtiger zaken van de Wet, namelijk gerechtigheid en barmhartigheid en getrouwheid” veronachtzamen, schenken zij veel aandacht aan het betalen van de tiende. In feite reinigen zij „de buitenkant van de beker en van de schotel, maar van binnen zijn ze vol roof en onmatigheid” doordat hun innerlijke toestand van bederf en verrotting verborgen gaat achter een uiterlijk vertoon van vroomheid. Bovendien zijn zij bereid graven te bouwen voor de profeten en ze te versieren om hiermee de aandacht te vestigen op hun eigen goede werken, hoewel zij „zonen [zijn] van hen die de profeten hebben vermoord”. — Mattheüs 23:13-15, 23-31.
15 Terwijl hij het gebrek aan geestelijke waarden van de zijde van zijn tegenstanders veroordeelt, zegt Jezus: „Wee u, blinde gidsen.” Zij zijn moreel blind omdat zij meer nadruk leggen op het goud van de tempel dan op de geestelijke waarde van die plaats van aanbidding. Vervolgens uit Jezus zijn krachtigste veroordelende woorden. „Slangen, adderengebroed,” zegt hij, „hoe zult gij het oordeel van Gehenna ontvlieden?” Ja, Jezus vertelt hun dat zij wegens hun goddeloze handelwijze de eeuwige vernietiging zullen ondergaan (Mattheüs 23:16-22, 33). Mogen ook wij blijk geven van moed als wij de Koninkrijksboodschap bekendmaken, zelfs als het erom gaat valse religie aan de kaak te stellen.
16. Welke belangrijke profetie uit Jezus ten overstaan van zijn discipelen terwijl hij op de Olijfberg zit?
16 Jezus gaat nu de tempel uit. In de dalende namiddagzon gaan hij en zijn apostelen de Olijfberg op. Terwijl Jezus daar zit, uit hij de profetie over de verwoesting van de tempel en het teken van zijn tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen. De betekenis van deze profetische woorden strekt zich tot in onze tijd uit. Die avond vertelt Jezus zijn discipelen ook: „Gij weet dat over twee dagen het Pascha plaatsvindt, en de Zoon des mensen moet overgeleverd worden om aan een paal te worden gehangen.” — Mattheüs 24:1-14; 26:1, 2.
Jezus ’heeft de zijnen tot het einde toe lief’
17. (a) Welke les leert Jezus de twaalf tijdens het Pascha op 14 Nisan? (b) Welke herdenking stelt Jezus in nadat hij Judas Iskariot heeft weggestuurd?
17 De daaropvolgende twee dagen — 12 en 13 Nisan — vertoont Jezus zich niet openlijk in de tempel. De religieuze leiders zoeken hem te doden, en hij wil niet dat iets zal verhinderen dat hij met zijn apostelen het Pascha zal vieren. Bij zonsondergang op donderdag begint 14 Nisan — de laatste dag van Jezus’ leven op aarde als mens. Die avond zijn Jezus en zijn apostelen bijeen in een huis in Jeruzalem waar voorbereidingen zijn getroffen opdat zij het Pascha kunnen vieren. Terwijl zij samen het Pascha eten, leert hij de twaalf een schitterende les in nederigheid door hun voeten te wassen. Na Judas Iskariot, die overeengekomen is om zijn Meester voor dertig zilverstukken te verraden — de prijs van niet meer dan een slaaf volgens de Mozaïsche wet — te hebben weggestuurd, stelt Jezus de Gedachtenisviering in ter herinnering aan zijn dood. — Exodus 21:32; Mattheüs 26:14, 15, 26-29; Johannes 13:2-30.
18. Welke onderwijzingen deelt Jezus zijn elf getrouwe apostelen liefdevol nog meer mee, en hoe bereidt hij hen op zijn naderende heengaan voor?
18 Na de instelling van de Gedachtenisviering geraken de apostelen in een verhitte woordentwist over de vraag wie van hen de grootste is. In plaats van tegen hen uit te varen, onderwijst Jezus hen geduldig over de waarde die het heeft anderen te dienen. Waardering uitend voor het feit dat zij tijdens zijn beproevingen bij hem zijn gebleven, sluit hij een persoonlijk verbond met hen voor een koninkrijk (Lukas 22:24-30). Jezus gebiedt hen ook elkaar lief te hebben net zoals hij hen heeft liefgehad (Johannes 13:34). Terwijl hij hun verblijf in die kamer zo lang mogelijk rekt, bereidt Jezus hen liefdevol voor op zijn naderende heengaan. Hij verzekert hen van zijn vriendschap, moedigt hen aan geloof te oefenen en belooft hun de hulp van de heilige geest (Johannes 14:1-17; 15:15). Voordat Jezus het huis verlaat, smeekt hij zijn Vader: „Het uur is gekomen; verheerlijk uw zoon, opdat uw zoon u verheerlijkt.” Ja, Jezus heeft de apostelen op zijn heengaan voorbereid, en hij ’heeft de zijnen beslist tot het einde toe lief’. — Johannes 13:1; 17:1.
19. Waarom geraakt Jezus in de hof van Gethsemane in hevige smart?
19 Het kan al ver na middernacht zijn wanneer Jezus en zijn elf getrouwe apostelen de hof van Gethsemane bereiken. Hij is daar vaak met zijn apostelen heengegaan (Johannes 18:1, 2). Binnen enkele uren zal Jezus sterven alsof hij een verachtelijke misdadiger was. De hevige smart van deze te verwachten ervaring en hoe die smaad kan werpen op zijn Vader is zo intens dat terwijl Jezus bidt, zijn zweet als druppels bloed wordt die op de grond vallen (Lukas 22:41-44). „Het uur is gekomen!”, zegt Jezus tot de apostelen. „Ziet! Mijn verrader is nabij gekomen.” Terwijl hij nog spreekt, komt Judas Iskariot eraan, vergezeld van een grote menigte met fakkels en lampen en wapens. Zij zijn gekomen om Jezus te arresteren. Hij biedt geen weerstand. „Hoe zouden”, legt hij uit, „in dat geval de Schriften worden vervuld, dat het aldus moet geschieden?” — Markus 14:41-43; Mattheüs 26:48-54.
De Zoon des mensen verheerlijkt!
20. (a) Welke wreedheden overkomen Jezus na zijn arrestatie? (b) Waarom roept Jezus slechts enkele ogenblikken voordat hij sterft uit: „Het is volbracht”?
20 Na zijn arrestatie wordt Jezus door valse getuigen beschuldigd, schuldig bevonden door vooringenomen rechters, veroordeeld door Pontius Pilatus, beschimpt door priesters en gepeupel en bespot en gemarteld door soldaten (Markus 14:53-65; 15:1, 15; Johannes 19:1-3). Tegen vrijdagmiddag wordt Jezus aan een martelpaal genageld en hij lijdt ondraaglijke pijn als het gewicht van zijn lichaam aan de spijkerwonden in zijn handen en voeten trekt (Johannes 19:17, 18). Omstreeks drie uur ’s middags roept Jezus uit: „Het is volbracht!” Ja, hij heeft alles voltooid waarvoor hij naar de aarde is gekomen. Terwijl hij zijn geest aan God toevertrouwt, buigt hij zijn hoofd en sterft (Johannes 19:28, 30; Mattheüs 27:45, 46; Lukas 23:46). Op de derde dag vanaf deze gebeurtenissen wekt Jehovah zijn Zoon op (Markus 16:1-6). Veertig dagen na zijn opstanding stijgt Jezus naar de hemel op en wordt verheerlijkt. — Johannes 17:5; Handelingen 1:3, 9-12; Filippenzen 2:8-11.
21. Hoe kunnen wij Jezus navolgen?
21 Hoe kunnen wij ’nauwkeurig in Jezus’ voetstappen treden’? (1 Petrus 2:21) Laten wij ons, net als hij, krachtig inspannen in het werk dat erin bestaat het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken en onverschrokken en moedig het woord van God spreken (Mattheüs 24:14; 28:19, 20; Handelingen 4:29-31; Filippenzen 1:14). Laten wij nooit uit het oog verliezen waar wij ons in de stroom des tijds bevinden of in gebreke blijven elkaar tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen (Markus 13:28-33; Hebreeën 10:24, 25). Mogen wij ons bij alles wat wij ondernemen laten leiden door Gods wil en het besef dat wij in „de tijd van het einde” leven. — Daniël 12:4.
Wat zou u antwoorden?
• Welke invloed had Jezus’ kennis van het feit dat zijn dood nabij was op zijn afsluitende bediening in de tempel in Jeruzalem?
• Waaruit blijkt dat Jezus ’de zijnen tot het einde toe liefhad’?
• Wat geven de gebeurtenissen van de laatste paar uur van Jezus’ leven over hem te kennen?
• Hoe kunnen wij Christus Jezus in onze bediening navolgen?
[Illustratie op blz. 18]
Jezus ’had hen tot het einde toe lief’