Ken Jehovah door middel van zijn Woord
„Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — JOHANNES 17:3.
1, 2. (a) Wat is de betekenis van de woorden „kennen” en „kennis” zoals ze in de Schrift worden gebruikt? (b) Welke voorbeelden verduidelijken deze betekenis?
IEMAND kennen als louter een bekende of oppervlakkige kennis van iets bezitten, voldoet niet aan de betekenis van de woorden „kennen” en „kennis” zoals ze in de Schrift worden gebruikt. In de bijbel gaat het hierbij om „het kennen door ervaring”, om kennis die „een vertrouwensrelatie tussen personen” uitdrukt (The New International Dictionary of New Testament Theology). Dat omvat ook Jehovah te leren kennen door acht te slaan op specifieke daden van hem, zoals die vele gevallen in het boek Ezechiël waar God oordelen aan kwaaddoeners voltrok en deze oordelen vergezeld liet gaan van de bekendmaking: ’En gij zult moeten weten dat ik Jehovah ben.’ — Ezechiël 38:23.
2 De verscheidenheid van manieren waarop de woorden „kennen” en „kennis” kunnen worden gebruikt, kan aan de hand van enkele voorbeelden worden verduidelijkt. Tot velen die beweerden in zijn naam gehandeld te hebben, zei Jezus: „Ik heb u nooit gekend”; hij bedoelde dat hij nooit enige bemoeienis met hen had gehad (Mattheüs 7:23). Twee Korinthiërs 5:21 zegt dat Christus „geen zonde kende”. Dat betekent niet dat hij niet wist dat er zonde bestond, maar veeleer dat hij persoonlijk niet betrokken was bij zonde. Evenzo hielden Jezus’ woorden: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus”, meer in dan louter iets omtrent God en Christus weten. — Vergelijk Mattheüs 7:21.
3. Waardoor wordt aangetoond dat Jehovah een identificerend kenmerk tentoonspreidt waardoor wordt bewezen dat hij de ware God is?
3 Veel van Jehovah’s eigenschappen kan men door middel van zijn Woord, de bijbel, leren kennen. Een daarvan is zijn vermogen om nauwkeurig te profeteren. Dit is een kenmerk van de ware God: „Voert aan en vertelt ons de dingen die geschieden zullen. De eerste dingen — wat ze waren — vertelt toch, opdat wij ons hart erop kunnen toeleggen en de toekomst ervan weten. Of doet ons zelfs de toekomstige dingen horen. Vertelt de dingen die later zullen komen, opdat wij weten dat gij goden zijt” (Jesaja 41:22, 23). In zijn Woord vertelt Jehovah de eerste dingen betreffende de schepping van de aarde en het leven daarop. Hij vertelde ver van tevoren dingen die later zouden gebeuren en die inderdaad hebben plaatsgevonden. En ook nu „doet [hij] ons zelfs de toekomstige dingen horen”, in het bijzonder dingen die in deze „laatste dagen” moeten geschieden. — 2 Timotheüs 3:1-5, 13; Genesis 1:1-30; Jesaja 53:1-12; Daniël 8:3-12, 20-25; Mattheüs 24:3-21; Openbaring 6:1-8; 11:18.
4. Hoe heeft Jehovah zijn eigenschap kracht of macht gebruikt, en hoe zal hij die in de toekomst gebruiken?
4 Een andere eigenschap van Jehovah is kracht of macht. Die is duidelijk waarneembaar aan de hemel, waar sterren die als grote kernreactoren werken, enorme hoeveelheden licht en warmte uitstralen. Wanneer opstandige mensen of engelen Jehovah’s soevereiniteit betwisten, gebruikt hij zijn kracht als „een manlijk persoon van oorlog” en verdedigt zijn goede naam en rechtvaardige maatstaven. Bij zulke gelegenheden aarzelt hij niet om op verwoestende wijze kracht te ontketenen, zoals bij de vloed in Noachs dagen, bij de vernietiging van Sodom en Gomorra en bij de bevrijding van Israël door de Rode Zee heen (Exodus 15:3-7; Genesis 7:11, 12, 24; 19:24, 25). Binnenkort zal God zijn kracht gebruiken om ’Satan onder uw voeten te verbrijzelen’. — Romeinen 16:20.
5. Welke hoedanigheid bezit Jehovah naast zijn kracht nog meer?
5 Maar hoewel hij zo’n onbegrensde kracht bezit, is hij deemoedig. Psalm 18:35, 36 zegt: „Uw eigen deemoed zal mij groot maken. Gij zult voldoende ruimte maken voor mijn schreden onder mij.” Gods deemoed maakt het hem mogelijk te doen wat in Psalm 113:6, 7 staat: „Hij verwaardigt zich om naar de hemel en de aarde te zien, richt de geringe zelfs op uit het stof; uit de askuil verheft hij de arme.”
6. Welke hoedanigheid van Jehovah is levenreddend?
6 Jehovah’s barmhartigheid in zijn bemoeienissen met de mens is levenreddend. Wat een barmhartigheid werd Manasse betoond toen hij vergeving ontving, ook al had hij verschrikkelijke wreedheden begaan! Jehovah zegt: „Wanneer ik tot de goddeloze zeg: ’Gij zult beslist sterven’, en hij zich werkelijk afkeert van zijn zonde en gerechtigheid en rechtvaardigheid betracht, [zal] geen van zijn zonden waarmee hij heeft gezondigd, . . . tegen hem in herinnering worden gebracht. Gerechtigheid en rechtvaardigheid heeft hij betracht. Hij zal beslist blijven leven” (Ezechiël 33:14, 16; 2 Kronieken 33:1-6, 10-13). Jezus weerspiegelde Jehovah toen hij erop aandrong 77 maal, zelfs 7 maal op één dag, te vergeven! — Psalm 103:8-14; Mattheüs 18:21, 22; Lukas 17:4.
Een God met gevoelens
7. Waarin verschilt Jehovah van de Griekse goden, en welk kostbare voorrecht staat voor ons open?
7 Griekse filosofen, zoals de epicuristen, geloofden in goden maar beschouwden hen als te ver van de aarde verwijderd om enige belangstelling voor de mens te hebben of door zijn gevoelens geraakt te worden. Hoe anders is de verhouding tussen Jehovah en zijn getrouwe Getuigen! „Jehovah heeft een welgevallen in zijn volk” (Psalm 149:4). Goddeloze mensen vóór de Vloed maakten dat hij spijt gevoelde en ’gekrenkt was in zijn hart’. De Israëlieten bedroefden en griefden Jehovah door hun ontrouw. Christenen kunnen door hun ongehoorzaamheid Jehovah’s geest bedroeven; door hun getrouwheid kunnen zij hem echter vreugde bereiden. Wat is het verbazingwekkend te bedenken dat de nietige mens op aarde kan maken dat de Schepper van het universum zich gegriefd of vreugdevol voelt! Wat is het, gezien alles wat hij voor ons doet, geweldig dat wij het kostbare voorrecht hebben hem vreugde te verschaffen! — Genesis 6:6; Psalm 78:40, 41; Spreuken 27:11; Jesaja 63:10; Efeziërs 4:30.
8. Hoe richtte Abraham zich met vrijmoedigheid van spreken tot Jehovah?
8 Gods Woord laat zien dat Jehovah’s liefde ons toestaat ons met grote „vrijmoedigheid van spreken” te uiten (1 Johannes 4:17). Merk eens op hoe dit in Abrahams geval zo was, toen Jehovah kwam om Sodom te vernietigen. Abraham zei tot Jehovah: „Zult gij werkelijk de rechtvaardige met de goddeloze wegvagen? Veronderstel dat er vijftig rechtvaardigen in het midden van de stad zijn. Zult gij hen dan wegvagen en de plaats geen vergiffenis schenken ter wille van de vijftig rechtvaardigen die erin zijn? . . . Het is van u niet denkbaar. Zal de Rechter van de gehele aarde geen recht doen?” Wat een woorden om tegen God te bezigen! Maar Jehovah stemde ermee in Sodom te sparen als daar vijftig rechtvaardigen waren. Abraham hield aan en kreeg het aantal omlaag van vijftig naar twintig. Hij werd bang dat hij misschien te sterk aandrong. Hij zei: „Moge Jehovah alstublieft niet in toorn ontbranden, maar laat mij nog deze ene keer spreken: Veronderstel dat er tien worden gevonden.” En weer gaat Jehovah ermee akkoord: „Ik zal ze niet verderven wegens de tien.” — Genesis 18:23-33.
9. Waarom stond Jehovah Abraham toe zo te spreken, en wat kunnen wij hieruit leren?
9 Waarom stond Jehovah Abraham toe zich met zo’n vrijmoedigheid van spreken te uiten? In de eerste plaats bespeurde Jehovah Abrahams gevoelens van ongerustheid. Hij wist dat Abrahams neef Lot in Sodom woonde, en Abraham maakte zich bezorgd om zijn veiligheid. Bovendien was Abraham Gods vriend (Jakobus 2:23). Wanneer iemand bars tegen ons spreekt, proberen wij dan de gevoelens achter zijn woorden te onderscheiden en houden wij daar rekening mee, vooral als hij een vriend is die onder de een of andere emotionele druk staat? Is het geen troost te beseffen dat Jehovah, net als in Abrahams geval, begrip zal hebben voor de wijze waarop wij ons met vrijmoedigheid van spreken tot hem richten?
10. Hoe helpt vrijmoedigheid van spreken ons bij onze gebeden?
10 Vooral wanneer wij hem zoeken als onze „Hoorder van het gebed” hebben wij deze vrijmoedigheid van spreken hard nodig om, als wij hevig verontrust en emotioneel van streek zijn, ons hart voor hem uit te storten (Psalm 51:17; 65:2, 3). Zelfs op momenten dat wij misschien geen woorden kunnen vinden, ’pleit de geest zelf voor ons met onuitgesproken verzuchtingen’ en luistert Jehovah. Hij is in staat onze gedachten te kennen: „Gij hebt mijn gedachte van verre beschouwd. Want er is geen woord op mijn tong, of zie! o Jehovah, gij weet het reeds.” Maar ook al is dit zo, wij moeten blijven vragen, zoeken en kloppen. — Romeinen 8:26; Psalm 139:2, 4; Mattheüs 7:7, 8.
11. Waaruit blijkt dat Jehovah zich werkelijk om ons bekommert?
11 Jehovah bekommert zich om ons. Hij zorgt voor het leven dat hij heeft geschapen. „Naar u zien de ogen van allen hoopvol uit, en gij geeft hun hun voedsel te rechter tijd. Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Psalm 145:15, 16). Wij worden uitgenodigd om te zien hoe hij de vogels in het struikgewas van voedsel voorziet. Kijk naar de leliën in het veld, hoe prachtig hij ze tooit. Jezus voegde eraan toe dat God minstens evenveel en nog meer voor ons zal doen dan hij voor hen doet. Dus waarom zouden wij bezorgd moeten zijn? (Deuteronomium 32:10; Mattheüs 6:26-32; 10:29-31) Eén Petrus 5:7 nodigt u uit om ’al uw bezorgdheid op hem te werpen, want hij zorgt voor u’.
„De nauwkeurige afdruk van zijn wezen”
12, 13. Hoe kunnen wij Jehovah nog meer zien en horen, behalve door middel van zijn schepping en zijn in de bijbel opgetekende daden?
12 Wij kunnen Jehovah God zien door middel van zijn schepping; wij kunnen hem zien door in de bijbel over zijn daden te lezen; wij kunnen hem ook zien door de woorden en daden die aangaande Jezus Christus zijn opgetekend. Jezus zelf zegt dat, in Johannes 12:45: „Hij die mij aanschouwt, aanschouwt ook hem die mij heeft gezonden.” En in Johannes 14:9: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien.” In Kolossenzen 1:15 staat: „[Jezus] is het beeld van de onzichtbare God.” Hebreeën 1:3 verklaart: „[Jezus] is de weerspiegeling van [Gods] heerlijkheid en de nauwkeurige afdruk van zijn wezen.”
13 Jehovah zond zijn Zoon niet alleen om in een losprijs te voorzien, maar ook om zowel in woord als in daad een voorbeeld ter navolging te verschaffen. Jezus sprak Gods woorden. Hij zei in Johannes 12:50: „De dingen die ik . . . spreek, spreek ik zoals de Vader ze mij heeft gezegd.” Hij deed niet wat hij zelf wilde, maar hij deed wat God hem gebood te doen. In Johannes 5:30 zei hij: „Ik kan niets uit mijzelf doen.” — Johannes 6:38.
14. (a) Door het zien van welke dingen werd Jezus met medelijden bewogen? (b) Waarom maakte Jezus’ manier van spreken dat de mensen samenstroomden om hem te horen?
14 Jezus zag mensen die melaats, gebrekkig, doof, blind en door demonen bezeten waren, alsook personen die over hun doden rouwden. Door medelijden bewogen, genas hij de zieken en wekte de doden op. Hij zag hoe de scharen in geestelijk opzicht gestroopt en heen en weer gedreven waren, en hij begon hun vele dingen te leren. Hij onderwees niet alleen met juiste woorden maar ook met uit zijn hart komende innemende woorden, die rechtstreeks tot het hart van anderen doordrongen, die hen tot hem trokken, die hen al vroeg naar de tempel voerden om hem te horen, die maakten dat zij dicht bij hem bleven om met genoegen naar hem te luisteren. Zij stroomden samen om hem te horen en verklaarden dat ’nooit iemand anders zo had gesproken als hij’. Zij stonden versteld van zijn manier van onderwijzen (Johannes 7:46; Mattheüs 7:28, 29; Markus 11:18; 12:37; Lukas 4:22; 19:48; 21:38). En wanneer zijn vijanden trachtten hem door middel van vragen in de val te laten lopen, draaide hij de rollen om en bracht hen tot zwijgen. — Mattheüs 22:41-46; Markus 12:34; Lukas 20:40.
15. Wat was het centrale thema van Jezus’ prediking, en tot in welke mate betrok hij anderen bij de verbreiding van deze boodschap?
15 Hij verkondigde dat ’het koninkrijk der hemelen nabij gekomen was’ en drong er bij zijn toehoorders op aan ’eerst het koninkrijk te blijven zoeken’. Hij zond anderen uit om te prediken dat ’het koninkrijk der hemelen nabij gekomen was’, om „discipelen van mensen uit alle natiën” te maken, om getuigen van Christus te zijn „tot de verst verwijderde streek der aarde”. Thans treden bijna vier en een half miljoen getuigen van Jehovah in zijn voetstappen en doen die dingen. — Mattheüs 4:17; 6:33; 10:7; 28:19; Handelingen 1:8.
16. Hoe werd Jehovah’s eigenschap liefde zwaar beproefd, maar wat werd hierdoor voor de mensheid tot stand gebracht?
16 „God is liefde”, zo wordt ons in 1 Johannes 4:8 verteld. Deze in het oog springende eigenschap van hem werd aan de zwaarst denkbare folterende beproeving onderworpen toen hij zijn eniggeboren Zoon naar de aarde zond om te sterven. De ondraaglijke pijn die deze geliefde Zoon leed en de smeekbeden die hij tot zijn hemelse Vader opzond, moeten Jehovah smartelijk getroffen hebben, ook al stelde Jezus de leugenachtigheid aan de kaak van Satans uitdaging dat Jehovah geen mensen op aarde kon hebben die onder zware beproeving aan hun rechtschapenheid jegens Hem zouden vasthouden. Wij dienen ook de volle omvang van Jezus’ slachtoffer te beseffen, want God zond hem naar de aarde om voor ons te sterven (Johannes 3:16). Het was geen gemakkelijke, snelle dood. Laten wij, om beter te begrijpen wat het zowel God als Jezus gekost moet hebben en daardoor tot een dieper besef te komen van de volle omvang van hun offer ten behoeve van ons, het bijbelse verslag over het verloop van de gebeurtenissen beschouwen.
17-19. Hoe beschreef Jezus de vuurproef die hem wachtte?
17 Ten minste viermaal beschreef Jezus voor zijn apostelen wat er zou gebeuren. Slechts enkele dagen voordat het zover was, zei hij: „Wij trekken nu op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en de schriftgeleerden worden overgeleverd, en zij zullen hem ter dood veroordelen en aan mensen uit de natiën overleveren, en zij zullen de spot met hem drijven en hem bespuwen en geselen en doden.” — Markus 10:33, 34.
18 Jezus voelde de druk van wat hem te wachten stond, want hij wist heel goed dat de Romeinse geseling iets vreselijks was. Aan de leren riemen van de zweep die voor geselingen werd gebruikt, waren stukjes metaal en schapebot bevestigd; duurde de geseling dus voort, dan werden de rug en de benen tot repen bloedend vlees geslagen. Maanden voordien gaf Jezus te kennen dat de vuurproef die hem wachtte, een zware emotionele druk voor hem zou vormen, toen hij, zoals wij in Lukas 12:50 lezen, zei: „Ik moet inderdaad met een doop worden gedoopt, en hoe benauwt het mij totdat het is volbracht!”
19 De druk verhevigde naarmate de tijd dichterbij kwam. Hij sprak erover tot zijn hemelse Vader: „Nu is mijn ziel verontrust, en wat zal ik zeggen? Vader, red mij uit dit uur. Niettemin ben ik juist hierom tot dit uur gekomen” (Johannes 12:27). Hoe moet Jehovah’s hart getroffen zijn door deze smeekbede van zijn eniggeboren Zoon! In Gethsemane werd Jezus, slechts enkele uren voor zijn dood, hevig verontrust en zei hij tot Petrus, Jakobus en Johannes: „Mijn ziel is diepbedroefd, ja, tot de dood toe.” Enkele minuten later bracht hij deze kwestie voor het laatst ter sprake in gebed tot Jehovah: „’Vader, indien gij het wenst, neem deze beker dan van mij weg. Doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede.’ Maar in hevige smart gerakend, vervolgde hij zijn gebed nog vuriger; en zijn zweet werd als druppels bloed, die op de grond vielen” (Mattheüs 26:38; Lukas 22:42, 44). Dit kan geweest zijn wat in medische termen haemathidrosis wordt genoemd. Het is een zeldzaam verschijnsel, maar kan bij zeer emotionele gemoedsgesteldheden voorkomen.
20. Waardoor werd Jezus geholpen zijn vuurproef te doorstaan?
20 Over deze ogenblikken in Gethsemane zegt Hebreeën 5:7: „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan Degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd wegens zijn godvruchtige vrees verhoord.” In welke zin werd zijn gebed verhoord, aangezien hij door „Degene die hem uit de dood kon redden” niet van de dood werd gered? Lukas 22:43 antwoordt: „[Er] verscheen hem een engel uit de hemel, die hem sterkte.” Het gebed werd verhoord doordat de engel die God zond, Jezus inderdaad sterkte om het onder de vuurproef uit te houden.
21. (a) Waaruit blijkt dat Jezus de vuurproef zegevierend heeft doorstaan? (b) Wat willen wij kunnen zeggen wanneer onze beproevingen toenemen?
21 Dit bleek uit de afloop. Toen zijn innerlijke strijd voorbij was, stond Jezus op, ging terug naar Petrus, Jakobus en Johannes, en zei: „Staat op, laten wij gaan” (Markus 14:42). In feite zei hij: ’Laat ik gaan om met een kus verraden te worden, door een bende gearresteerd te worden, onwettig terecht te staan en ten onrechte veroordeeld te worden. Laat ik gaan om bespot, bespuwd, gegeseld en aan een martelpaal genageld te worden.’ Zes uur lang heeft hij daar gehangen, onder ondraaglijke pijn, tot het einde toe volhardend. Toen hij stierf, riep hij zegevierend uit: „Het is volbracht!” (Johannes 19:30) Hij was standvastig gebleven en had zijn rechtschapenheid bewezen door Jehovah’s soevereiniteit hoog te houden. Alles waarvoor Jehovah hem naar de aarde had gezonden, had hij volbracht. Wanneer wij sterven of wanneer Armageddon losbarst, zullen wij dan over onze van Jehovah afkomstige opdracht kunnen zeggen: „Het is volbracht”?
22. Waaruit blijkt in welke mate de kennis van Jehovah zich zal verbreiden?
22 In ieder geval kunnen wij er zeker van zijn dat op Jehovah’s snel naderende bestemde tijd heel „de aarde . . . stellig vervuld [zal] zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken”. — Jesaja 11:9.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wat betekent het te kennen en kennis te hebben?
◻ Hoe zijn Jehovah’s barmhartigheid en vergevensgezindheid ons in zijn Woord getoond?
◻ Hoe richtte Abraham zich met vrijmoedigheid van spreken tot Jehovah?
◻ Waarom kunnen wij naar Jezus kijken en in hem Jehovah’s hoedanigheden zien?