Een overeenkomstige losprijs voor allen
’De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.’ — MATTHEÜS 20:28.
1, 2. (a) Waarom kan er gezegd worden dat de losprijs Gods grootste geschenk aan de mensheid is? (b) Hoe trekken wij er voordeel van als wij de losprijs beschouwen?
DE LOSPRIJS is Gods grootste geschenk aan de mensheid. Door middel van „de verlossing door losprijs” kunnen wij „de vergeving van onze overtredingen” hebben (Efeziërs 1:7). Het is het fundament van een hoop op eeuwig leven, hetzij in de hemel of op een paradijsaarde (Lukas 23:43; Johannes 3:16). En vanwege de losprijs kunnen christenen nu reeds een reine positie voor het aangezicht van God innemen. — Openbaring 7:14, 15.
2 De losprijs is dan ook niet iets vaags of abstracts. Hij heeft een wettelijke basis in goddelijke beginselen en hij kan daarom werkelijke, tastbare voordelen brengen. Bepaalde aspecten van deze leer zijn wellicht „moeilijk te begrijpen” (2 Petrus 3:16). Maar u zult het alleszins de moeite waard vinden de losprijs nauwkeurig te beschouwen, want hij weerspiegelt Gods allesovertreffende liefde voor de mensheid. Als wij de betekenis van de losprijs vatten, hebben wij begrip verworven van een uitermate belangrijk facet van Gods onpeilbare „rijkdom en wijsheid en kennis”. — Romeinen 5:8; 11:33.
Strijdvragen die een antwoord eisten
3. Hoe werd een losprijs noodzakelijk, en waarom kon God de zondigheid van de mensheid niet eenvoudig vergeven?
3 De losprijs werd noodzakelijk vanwege de zonde van de eerste mens, Adam, die zijn nageslacht een armzalige erfenis van kwalen, ziekten, droefenis en pijn meegaf (Romeinen 8:20). Op grond van hun overgeërfde onvolmaaktheid zijn al Adams nakomelingen „kinderen der gramschap”, die de dood verdienen (Efeziërs 2:3; Deuteronomium 32:5). God kon niet toegeven aan beginselloze sentimentaliteit en de mensheid eenvoudig prompt vergiffenis schenken. Zijn eigen Woord laat zien dat ’het loon dat de zonde betaalt, de dood is’ (Romeinen 6:23). Om de zondigheid van de mensheid door de vingers te zien, had God zijn eigen rechtvaardige maatstaven moeten negeren, zijn eigen wettelijke gerechtigheid krachteloos moeten maken! (Job 40:8) Maar „rechtvaardigheid en recht zijn de vaste plaats van [Gods] troon” (Psalm 89:14). Iedere afwijking van rechtvaardigheid van zijn kant zou alleen maar tot wetteloosheid aanmoedigen en zijn positie als Universele Soeverein ondermijnen. — Vergelijk Prediker 8:11.
4. Welke strijdvragen werden door Satans opstand opgeworpen?
4 God moest ook andere strijdvragen beslechten die waren opgeworpen door Satans opstand, zaken van veel groter belang dan de hachelijke situatie waarin de mens zich bevond. Satan wierp een donkere schaduw op Gods goede naam door Jehovah ervan te beschuldigen dat hij een leugenaar was en een wrede dictator die zijn schepselen kennis en vrijheid onthield (Genesis 3:1-5). Bovendien deed Satan, door schijnbaar Gods voornemen de aarde met rechtvaardige mensen te vullen, te verijdelen, het voorkomen alsof God faalde (Genesis 1:28; Jesaja 55:10, 11). Satan verstoutte zich ook Gods loyale dienstknechten te lasteren, de beschuldiging uitend dat zij Hem alleen uit zelfzuchtige motieven dienden. Als zij onder druk kwamen te staan, zo pochte Satan, zou geen van hen God loyaal blijven! — Job 1:9-11.
5. Waarom kon God niet aan Satans uitdagingen voorbijgaan?
5 Deze uitdagingen konden niet genegeerd worden. Als er geen antwoord op werd verschaft, zouden vertrouwen in en steun voor Gods heerschappij uiteindelijk uitgehold worden (Spreuken 14:28). Als wet en orde hun betekenis verloren, zou er dan geen chaos gaan heersen in heel het universum? God was het dus aan zichzelf en zijn rechtvaardige wegen verplicht zijn soevereiniteit te rechtvaardigen. Hij was het aan zijn getrouwe dienstknechten verplicht hun de gelegenheid te bieden hun onverbrekelijke loyaliteit aan hem te bewijzen. Dit betekende dat de ellendige toestand waarin de zondige mensheid verkeerde, zo werd aangepakt dat de belangrijker kwesties voorrang kregen. Hij zei later tot Israël: „Ik — ik ben het die uw overtredingen uitwist om mijnentwil.” — Jesaja 43:25.
Losprijs: een bedekking
6. Wat zijn enkele termen die de bijbel gebruikt ter beschrijving van Gods methode om de mensheid te redden?
6 In Psalm 92:5 lezen wij: „Hoe groot zijn uw werken, o Jehovah! Zeer diep zijn uw gedachten.” Het vereist daarom inspanningen van onze zijde om te begrijpen wat God voor de mensheid heeft gedaan. (Vergelijk Psalm 36:5, 6.) Gelukkig helpt de bijbel ons de zaak te begrijpen door het gebruik van een aantal termen die Gods grootse werken vanuit een verscheidenheid van gezichtspunten beschrijven of illustreren. De bijbel spreekt over de losprijs in termen van een koop, een verzoening en een zoenoffer (Psalm 49:8; Daniël 9:24; Galaten 3:13; Kolossenzen 1:20; Hebreeën 2:17). Maar wellicht wordt de zaak het best beschreven door de uitdrukking die door Jezus zelf in Mattheüs 20:28 werd gebruikt: ’De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs [Grieks: luʹtron] in ruil voor velen.’
7, 8. (a) Wat leren wij van de Griekse en Hebreeuwse woorden voor losprijs? (b) Illustreer hoe een losprijs overeenkomstigheid inhoudt.
7 Wat is een losprijs? Het Griekse woord luʹtron komt van een werkwoord met de betekenis „losmaken”. Het werd gebruikt als aanduiding voor geld dat werd betaald in ruil voor het vrijlaten van krijgsgevangenen. In de Hebreeuwse Geschriften komt het woord voor losprijs, koʹfer, echter van een werkwoord dat „bedekken” of „bekleden” betekent. God zei Noach bijvoorbeeld de ark te bedekken (ka·farʹ) met teer (Genesis 6:14). Vanuit dit gezichtspunt betekent loskopen of zonden verzoenen dus zonden bedekken. — Psalm 65:3.
8 De Theological Dictionary of the New Testament merkt op dat koʹfer „altijd de aanduiding is van een equivalent”, een overeenkomen van zaken. Zo kwam het deksel (kap·poʹreth) van de ark van het verbond dus in vorm overeen met de ark zelf. Evenzo eist de goddelijke gerechtigheid bij het verzoenen van zonde, ofte wel het loskopen, „ziel voor ziel, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet” (Deuteronomium 19:21). Soms kan echter aan de gerechtigheid voldaan worden als er een equivalent wordt aangeboden in plaats van de strikte straf. Bij wijze van illustratie: Exodus 21:28-32 spreekt over een stier die iemand stoot met het gevolg dat de persoon sterft. Als de eigenaar wist dat de stier stotig was maar geen juiste voorzorgsmaatregelen had genomen, kon hij ertoe veroordeeld worden het leven van de gedode persoon te bedekken, of ervoor te betalen, met zijn eigen leven! Maar als de eigenaar nu slechts ten dele verantwoordelijk was? Hij zou een koʹfer nodig hebben, iets om zijn fout te bedekken. Aangestelde rechters konden hem een losprijs, een boete, opleggen als een loskoopprijs.
9. Hoe illustreert een situatie in verband met Israëls eerstgeborenen de nauwkeurigheid die bij een loskoopprijs vereist is?
9 Een andere Hebreeuwse term die met „loskopen” verband houdt, is pa·dhahʹ, een werkwoord dat in de grond der zaak „verlossen” betekent. Numeri 3:39-51 illustreert hoe exact de prijs bij het verlossen moest zijn. Omdat God de Israëlitische eerstgeborenen met Pascha 1513 v.G.T. van terechtstelling had gered, was hij hun eigenaar. Hij had dus kunnen eisen dat iedere Israëlitische eerstgeboren zoon hem in de tempel zou dienen. In plaats daarvan accepteerde God een „loskoopprijs” (pidh·jōmʹ, een naamwoord afgeleid van pa·dhahʹ), verordenend: „Gij moet voor mij de levieten nemen . . . in plaats van alle eerstgeborenen onder de zonen van Israël.” Maar de vervanging moest exact kloppen. Er vond een telling plaats van de stam Levi: 22.000 mannen. Vervolgens een telling van alle Israëlitische eerstgeborenen: 22.273 mannen. Alleen door het betalen van een „losprijs” van vijf sikkelen voor iedere persoon konden de 273 eerstgeborenen die er meer waren, verlost worden, vrijgesteld van tempeldienst.
Een overeenkomstige losprijs
10. Waarom konden dierenoffers de zonden van de mensheid niet afdoende bedekken?
10 Het voorgaande illustreert dat een losprijs het equivalent moet zijn van datgene waarvoor het in de plaats komt, wat het bedekt. De dierenoffers die mannen des geloofs vanaf Abel aanboden, konden niet echt de zonden van mensen bedekken, aangezien mensen superieur zijn aan redeloze dieren (Psalm 8:4-8). Paulus kon dus schrijven dat ’het niet mogelijk is dat het bloed van stieren en van bokken zonden wegneemt’. Zulke slachtoffers konden eenvoudig als een figuurlijke of symbolische bedekking dienen in afwachting van de losprijs die zou komen. — Hebreeën 10:1-4.
11, 12. (a) Waarom was het niet nodig dat miljarden mensen een offerandelijke dood stierven om de zondigheid van de mensheid te bedekken? (b) Wie alleen kon als „een overeenkomstige losprijs” dienen, en welk doel dient zijn dood?
11 Deze voorschaduwde losprijs moest het exacte equivalent zijn van Adam, omdat de doodstraf die God terecht aan Adam had opgelegd, geresulteerd had in de veroordeling van het mensengeslacht. ’In Adam sterven allen’, zegt 1 Korinthiërs 15:22. Het was dus niet nodig dat miljarden afzonderlijke mensen een offerandelijke dood stierven om dat te doen corresponderen met ieder afzonderlijk individu in Adams nageslacht. ’Door één mens [Adam] is de zonde de wereld binnengekomen en door de zonde de dood’ (Romeinen 5:12). En „aangezien de dood door een mens is”, kon ook de verlossing van de mensheid „door een mens” komen. — 1 Korinthiërs 15:21.
12 De mens die de losprijs kon zijn, moest een volmaakt mens van vlees en bloed zijn — de exact gelijke van Adam (Romeinen 5:14). Een geestelijk schepsel of een „God-mens” zou niet de weegschaal der gerechtigheid in evenwicht brengen. Alleen een volmaakt mens, iemand die niet onder de Adamitische doodstraf stond, kon „een overeenkomstige losprijs” aanbieden, een die perfect overeenkwam met Adam (1 Timotheüs 2:6).a Door vrijwillig zijn leven te offeren kon deze „laatste Adam” het loon betalen voor de zonde van de „eerste mens, Adam”. — 1 Korinthiërs 15:45; Romeinen 6:23.
13, 14. (a) Trekken Adam en Eva voordeel van de losprijs? Leg dit uit. (b) Hoe strekt de losprijs Adams nakomelingen tot voordeel? Illustreer dit.
13 Noch Adam noch Eva profiteert echter van de losprijs. De Mozaïsche wet bevatte dit beginsel: „Gij moogt geen losprijs aannemen voor de ziel van een moordenaar, die verdient te sterven” (Numeri 35:31). Adam werd niet bedrogen, en zijn zonde was dus moedwillig, opzettelijk (1 Timotheüs 2:14). Ze kwam neer op moord op zijn nageslacht, want zij erfden nu zijn onvolmaaktheid en kwamen daardoor onder het doodsoordeel te staan. Het is duidelijk dat Adam verdiende te sterven, want hij had als volmaakt man opzettelijk verkozen Gods wet ongehoorzaam te zijn. Het zou tegen Jehovah’s rechtvaardige beginselen in zijn gegaan als hij de losprijs ten behoeve van Adam aangewend zou hebben. Het betalen van het loon voor Adams zonde voorziet echter in het opheffen van het doodsoordeel over Adams nageslacht! (Romeinen 5:16) In wettelijk opzicht wordt de verwoestende kracht van zonde direct aan de bron afgesneden. De loskoper ’smaakt de dood voor iedereen’, de consequenties van zonde dragend voor al Adams kinderen. — Hebreeën 2:9; 2 Korinthiërs 5:21; 1 Petrus 2:24.
14 Laten wij dit illustreren: Stel u een grote fabriek voor met honderden werknemers. Een oneerlijke bedrijfsleider veroorzaakt een faillissement; de fabriek gaat dicht. Honderden hebben nu geen werk en kunnen hun rekeningen niet betalen. Hun vrouwen, kinderen en ook de crediteuren ondervinden er allemaal de nadelige gevolgen van dat één man corrupt was! Dan komt er een rijke weldoener opdagen die de schuld van het bedrijf betaalt en de fabriek weer opent. De vereffening van die ene schuld brengt vervolgens volledig herstel voor de vele werknemers, hun gezinnen en de crediteuren. Maar krijgt de oorspronkelijke bedrijfsleider deel aan de nieuwe voorspoed? Nee, hij zit in de gevangenis en krijgt nooit meer zijn baan terug! Evenzo brengt de vereffening van Adams ene schuld voordelen voor miljoenen van zijn nakomelingen — maar niet voor Adam.
Wie verschaft de losprijs?
15. Wie kon een losprijs voor de mensheid verschaffen, en waarom?
15 De psalmist uitte de weeklacht: „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar dat die tot onbepaalde tijd heeft opgehouden).” The New English Bible zegt dat de losprijs ’voor altijd zijn mogelijkheden om te betalen te boven ging’ (Psalm 49:7, 8). Wie moest dan de losprijs verschaffen? Alleen Jehovah kon voorzien in het volmaakte „Lam . . . dat de zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). God zond geen engel om de mensheid te redden. Hij bracht het hoogste offer; hij zond namelijk zijn eniggeboren Zoon, ’degene op wie hij bijzonder gesteld was’. — Spreuken 8:30; Johannes 3:16.
16. (a) Hoe werd bewerkstelligd dat Gods Zoon als een volmaakt mens geboren werd? (b) Hoe kon Jezus in een wettelijke zin genoemd worden?
16 Door zijn bereidwillige deelname aan de goddelijke regeling heeft Gods Zoon „zichzelf ontledigd”, zich van zijn hemelse natuur ontdaan (Filippenzen 2:7). Jehovah bracht de levenskracht en het persoonlijkheidspatroon van zijn eerstgeboren hemelse Zoon over naar de schoot van een joodse maagd genaamd Maria. Heilige geest ’overschaduwde haar’ toen, ervoor zorgend dat het kind dat in haar schoot groeide heilig zou zijn, absoluut vrij van zonde (Lukas 1:35; 1 Petrus 2:22). Als mens zou hij Jezus genoemd worden. Maar in een wettelijke zin kon hij ’de tweede Adam’ genoemd worden, want hij kwam perfect overeen met Adam (1 Korinthiërs 15:45, 47). Jezus kon zichzelf dus offeren als „een onbesmet en onbevlekt lam”, een losprijs voor de zondige mensheid. — 1 Petrus 1:18, 19.
17. (a) Aan wie wordt de losprijs betaald, en waarom? (b) Waarom vindt de uitwisseling feitelijk plaats, aangezien God de losprijs zowel verschaft als ontvangt?
17 Aan wie echter zou die losprijs betaald worden? Eeuwenlang hebben theologen van de christenheid geargumenteerd dat hij werd betaald aan Satan de Duivel. Het is een feit dat de mensheid „verkocht [is] onder” de zonde en aldus onder beheersing door Satan is gekomen (Romeinen 7:14; 1 Johannes 5:19). Niettemin is Jehovah en niet Satan degene die „straf eist” voor kwaaddoen (1 Thessalonicenzen 4:6). Daarom moet zoals uitdrukkelijk in Psalm 49:7 staat, de losprijs aan God betaald worden. Jehovah stelt de losprijs beschikbaar, maar nadat het Lam Gods geofferd is, moet de waarde van zijn losprijs aan God betaald worden. (Vergelijk Genesis 22:7, 8, 11-13; Hebreeën 11:17.) Dit reduceert de losprijs niet tot een zinloze, automatische uitwisseling, alsof geld uit de ene zak werd gehaald en in de andere werd gestopt. De losprijs betreft niet zozeer een fysieke, letterlijke uitwisseling als wel een wettelijke transactie. Door erop te staan dat er een losprijs werd betaald — zelfs met grote kosten voor zichzelf — bevestigde Jehovah zijn onwankelbare trouw aan rechtvaardige beginselen. — Jakobus 1:17.
„Het is volbracht!”
18, 19. Waarom moest Jezus lijden?
18 In de lente van 33 G.T. was de tijd aangebroken om de losprijs te betalen. Jezus Christus werd op valse beschuldigingen gearresteerd, veroordeeld en aan een terechtstellingspaal genageld. Hij zond smeekbeden op tot God, „met sterk geroep en tranen” vanwege de intense pijn en de vernedering die ermee gemoeid waren (Hebreeën 5:7). Was het noodzakelijk dat Jezus zo leed? Ja, want door tot het laatst toe „loyaal, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars” te blijven, beslechtte Jezus definitief en op dramatische wijze de strijdvraag betreffende de rechtschapenheid van Gods dienstknechten. — Hebreeën 7:26.
19 Het lijden dat Christus onderging, diende er ook toe hem te vervolmaken voor zijn rol als Hogepriester voor de mensheid. Als zodanig zou hij niet een of andere kille, afstandelijke bureaucraat zijn. „Want doordat hij zelf heeft geleden toen hij op de proef werd gesteld, kan hij degenen die op de proef worden gesteld, te hulp komen” (Hebreeën 2:10, 18; 4:15). Met zijn laatste adem kon Jezus in triomf uitroepen: „Het is volbracht!” (Johannes 19:30) Niet alleen had hij zijn eigen rechtschapenheid bewezen maar hij was er ook in geslaagd de basis te leggen voor de redding van de mensheid — en belangrijker nog, de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit!
20, 21. (a) Waarom werd Jezus uit de dood opgewekt? (b) Waarom werd Jezus Christus „levend gemaakt in de geest”?
20 Op welke wijze zou de losprijs nu in feite ten behoeve van de zondige mensheid aangewend worden? Wanneer? Hoe? Deze zaken werden niet aan het toeval overgelaten. Op de derde dag na Christus’ dood wekte Jehovah hem uit de dood op (Handelingen 3:15; 10:40). Door deze grandioze daad, een feit dat door honderden ooggetuigen is gestaafd, beloonde Jehovah niet alleen de getrouwe dienst van zijn Zoon maar gaf hij hem ook de gelegenheid zijn verlossingswerk te voltooien. — Romeinen 1:4; 1 Korinthiërs 15:3-8.
21 Jezus werd „levend gemaakt in de geest” en zijn aardse stoffelijk overschot werd op de een of andere ons niet onthulde manier uit de weg geruimd (1 Petrus 3:18; Psalm 16:10; Handelingen 2:27). Als een geestelijk schepsel kon de opgestane Jezus nu op triomfantelijke wijze in de hemel terugkeren. Wat moet er bij die gelegenheid een tomeloos gejubel in de hemel zijn geweest! (Vergelijk Job 38:7.) Jezus keerde niet alleen maar terug om te genieten van het hem bereide welkom. Hij kwam om nog meer werk te doen, met inbegrip van werk dat het mogelijk maakte dat de hele mensheid voordeel zou trekken van zijn losprijs. (Vergelijk Johannes 5:17, 20, 21.) Hoe hij dit bewerkte en wat het voor de mensheid betekent, zal in het volgende artikel besproken worden.
[Voetnoten]
a Het hier gebruikte Griekse woord, an·ti·luʹtron, komt nergens anders in de bijbel voor. Het is verwant aan het woord dat Jezus in Markus 10:45 voor losprijs (luʹtron) gebruikte. The New International Dictionary of New Testament Theology merkt echter op dat an·ti·luʹtron ’de gedachte aan een ruil beklemtoont’. Terecht geeft de Nieuwe-Wereldvertaling het weer met „overeenkomstige losprijs”.
Herhalingsvragen
◻ Welke kwesties waren van zelfs nog groter belang dan de redding van de mensheid?
◻ Wat betekent het zondaars „los te kopen”?
◻ Met wie moest Jezus overeenkomen, en waarom?
◻ Wie verschaft de losprijs, en aan wie wordt hij betaald?
◻ Waarom was het noodzakelijk dat Christus als een geest uit de dood opgewekt werd?
[Illustratie op blz. 13]
Dierenoffers waren ontoereikend om menselijke zonden te bedekken; ze vormden een afbeelding van het komende grotere offer