Laten we met elkaar Jehovah’s naam verhogen
„O maakt met mij Jehovah groot, en laten wij te zamen zijn naam verhogen.” — PSALM 34:3.
1. Welk voortreffelijke voorbeeld gaf Jezus tijdens zijn aardse bediening?
OP DE avond van 14 Nisan 33 G.T. zongen Jezus en zijn apostelen met elkaar Jehovah’s lof in een bovenkamer van een huis in Jeruzalem (Mattheüs 26:30). Het was de laatste keer dat de mens Jezus dat met zijn apostelen zou doen. Maar het was passend dat hij zijn bijeenkomst met hen op die manier besloot. Van het begin tot het einde van zijn aardse bediening loofde Jezus zijn Vader en maakte hij ijverig Zijn naam bekend (Mattheüs 4:10; 6:9; 22:37, 38; Johannes 12:28; 17:6). Hij stemde in feite in met de enthousiaste uitnodiging van de psalmist: „O maakt met mij Jehovah groot, en laten wij te zamen zijn naam verhogen” (Psalm 34:3). Wat een voortreffelijk voorbeeld ter navolging voor ons!
2, 3. (a) Hoe weten we dat Psalm 34 een profetische betekenis heeft? (b) Wat gaan we in dit artikel en het volgende bespreken?
2 Enkele uren nadat de apostel Johannes met Jezus lofzangen had gezongen, was hij getuige van een heel andere gebeurtenis. Hij zag hoe zijn Meester en twee misdadigers aan een martelpaal ter dood werden gebracht. Romeinse soldaten braken de benen van de twee misdadigers om hun dood te bespoedigen. Maar Johannes bericht dat ze Jezus’ benen niet braken. Toen de soldaten bij Jezus kwamen, was hij al dood. Dat dit zo liep, werd door Johannes in zijn evangelie uitgelegd als een vervulling van een ander gedeelte van Psalm 34: „Geen been van hem zal worden verbrijzeld.” — Johannes 19:32-36; Psalm 34:20, Septuaginta.
3 Psalm 34 bevat nog veel meer punten die interessant zijn voor christenen. Daarom zullen we in dit artikel en het volgende de omstandigheden beschouwen waaronder David die psalm schreef en daarna de aanmoedigende inhoud van de psalm zelf bespreken.
Davids vlucht voor Saul
4. (a) Waarom werd David tot Israëls toekomstige koning gezalfd? (b) Hoe kwam het dat Saul David ’zeer lief kreeg’?
4 Toen David nog jong was, was Saul koning in Israël. Saul werd echter ongehoorzaam en verloor Jehovah’s gunst. Daarom zei de profeet Samuël tegen hem: „Jehovah heeft heden de koninklijke heerschappij over Israël van u afgescheurd en hij zal die stellig aan uw naaste geven, die beter is dan gij” (1 Samuël 15:28). Later gaf Jehovah Samuël opdracht om David, de jongste zoon van Isaï, tot Israëls volgende koning te zalven. Ondertussen ging koning Saul, nu Gods geest hem ontnomen was, onder sombere stemmingen gebukt. David, een bekwaam musicus, werd naar Gibea gebracht om de koning te dienen, en Davids muziek bracht Saul verlichting, waarop Saul ’hem zeer lief kreeg’. — 1 Samuël 16:11, 13, 21, 23.
5. Waarom veranderde Sauls houding tegenover David, en waartoe zag David zich gedwongen?
5 De tijd verstreek en Jehovah bleek met David te zijn. Jehovah hielp David de Filistijnse reus Goliath te verslaan en steunde hem ook daarna. David werd in Israël een gevierd man vanwege zijn militaire capaciteiten. Maar Jehovah’s zegen op David maakte Saul jaloers, en hij ging David haten. Tweemaal wierp Saul zijn speer naar David terwijl die voor hem op zijn harp speelde, maar beide keren wist David de speer te ontwijken. Toen Saul een derde poging deed om hem te doden, besefte Israëls toekomstige koning dat hij voor zijn leven moest vluchten. Omdat Saul pogingen bleef doen om hem gevangen te nemen en te doden, besloot David uiteindelijk een toevluchtsoord buiten het grondgebied van Israël te zoeken. — 1 Samuël 18:11; 19:9, 10.
6. Waarom gaf Saul bevel de inwoners van Nob te doden?
6 Onderweg naar de grens van Israël hield David halt bij de stad Nob, waar Jehovah’s tabernakel zich bevond. Kennelijk werd David op zijn vlucht vergezeld door een groep jonge mannen, en David ging voor hen en zichzelf op zoek naar eten. Toen Saul hoorde dat de hogepriester voedsel aan David en zijn mannen gegeven had en ook het zwaard dat David de dode Goliath had ontnomen, werd hij woedend en liet hij alle inwoners van de stad doden, met inbegrip van 85 priesters. — 1 Samuël 21:1, 2; 22:12, 13, 18, 19; Mattheüs 12:3, 4.
Nogmaals aan de dood ontsnapt
7. Waarom bleek Gath geen veilige plaats voor David om zich te verbergen?
7 Vanuit Nob vluchtte David zo’n veertig kilometer in westelijke richting naar Filistijns gebied, waar hij zijn toevlucht zocht bij koning Achis in Gath, de geboorteplaats van Goliath. Misschien redeneerde David dat Gath wel de laatste plaats zou zijn waar Saul hem zou zoeken. Maar het duurde niet lang of de dienaren van de koning van Gath herkenden David. Toen David opving dat hij herkend was, „werd [hij] zeer bevreesd wegens Achis, de koning van Gath”. — 1 Samuël 21:10-12.
8. (a) Wat vertelt Psalm 56 ons over Davids ervaring in Gath? (b) Hoe ontsnapte David ternauwernood aan de dood?
8 De Filistijnen namen David vervolgens gevangen. Het kan in die tijd zijn geweest dat David de ontroerende psalm componeerde waarin hij Jehovah smeekte: „Doe mijn tranen toch in uw leren zak” (Psalm 56:8 en opschrift). Op die manier bracht hij zijn vertrouwen onder woorden dat Jehovah zijn verdriet niet zou vergeten maar liefdevol voor hem zou zorgen en hem zou beschermen. David bedacht ook een strategie om de Filistijnse koning om de tuin te leiden. Hij deed of hij waanzinnig was. Toen koning Achis hem zo zag, berispte hij zijn dienaren omdat ze een „waanzinnige” bij hem gebracht hadden. Het is duidelijk dat Jehovah Davids strategie zegende. David werd de stad uitgezet en was zo opnieuw ternauwernood aan de dood ontsnapt. — 1 Samuël 21:13-15.
9, 10. Wat was Davids reden om Psalm 34 te schrijven, en aan wie kan David gedacht hebben toen hij deze psalm componeerde?
9 De Bijbel vertelt niet of Davids aanhangers met hem Gath invluchtten of dat ze zich, om hem te beschermen, in naburige dorpen van Israël ophielden. Hoe het ook zij, het moet een blij weerzien zijn geweest toen David hun vertelde hoe Jehovah hem nogmaals bevrijd had. Die gebeurtenis was de achtergrond van Psalm 34, zoals uit het opschrift blijkt. In de eerste zeven verzen van de psalm looft David God omdat Hij hem bevrijd heeft en nodigt hij zijn aanhangers uit samen met hem Jehovah te verhogen als de Grote Verlosser van Zijn volk. — Psalm 34:3, 4, 7.
10 David en zijn mannen vonden een veilig onderkomen in de grot van Adullam in een bergachtig gebied van Israël, een kilometer of vijftien ten oosten van Gath. Daar begonnen Israëlieten die ontevreden waren over de toestanden onder de regering van koning Saul zich bij hen aan te sluiten (1 Samuël 22:1, 2). Toen David de woorden van Psalm 34:8-22 dichtte, kan hij aan die mensen hebben gedacht. De vermaningen in die verzen zijn ook voor ons belangrijk, en we zullen beslist veel hebben aan een uitvoerige bespreking van die prachtige psalm.
Deel je Davids voornaamste zorg?
11, 12. Welke redenen hebben we om Jehovah voortdurend te loven?
11 „Ik wil Jehovah te allen tijde zegenen; voortdurend zal zijn lof in mijn mond zijn” (Psalm 34:1). David leefde als een verstotene en moet dus veel materiële zorgen hebben gehad, maar zoals uit deze woorden blijkt, liet hij zijn dagelijkse zorgen niet zwaarder wegen dan zijn vaste besluit om Jehovah te loven. Wat een voortreffelijk voorbeeld voor ons als we met moeilijkheden te maken krijgen! Of we nu op school of op ons werk zijn, bij medechristenen of in de velddienst, onze voornaamste wens moet zijn Jehovah te loven. Denk eens aan de ontelbare redenen die we daarvoor hebben! Er komt bijvoorbeeld geen eind aan wat we in Jehovah’s schitterende scheppingswerken kunnen ontdekken aan dingen waarvan we kunnen genieten. En sta eens stil bij wat hij via het aardse deel van zijn organisatie tot stand heeft gebracht! Jehovah heeft in onze tijd op een indrukwekkende manier gebruikgemaakt van getrouwe mensen, ondanks hun onvolmaaktheid. Hoe laten Gods werken zich vergelijken met die van mensen die door de wereld verafgood worden? Ben je het niet eens met David, die ook schreef: „Er is niemand als gij onder de goden, o Jehovah, ook zijn er geen werken als de uwe”? — Psalm 86:8.
12 Net als David voelen we ons gedrongen Jehovah voortdurend te loven wegens zijn onvergelijkelijke werken. Bovendien is het geweldig te weten dat Gods koninkrijk nu in handen is van Davids blijvende Erfgenaam, Jezus Christus (Openbaring 11:15). Dat betekent dat het einde van dit samenstel van dingen nabij is. De eeuwige toekomst van ruim zes miljard mensen staat op het spel. Nooit eerder is het zo hard nodig geweest om anderen te vertellen over Gods koninkrijk en wat het in de nabije toekomst voor de mensheid zal doen en hen te helpen Jehovah samen met ons te loven. Laten we elke gelegenheid aangrijpen om anderen aan te moedigen dit „goede nieuws” te aanvaarden voordat het te laat is. Dat moet in ons leven op de eerste plaats komen. — Mattheüs 24:14.
13. (a) Op wie beroemde David zich, en wat voor mensen reageerden daar gunstig op? (b) Hoe worden zachtmoedigen in deze tijd tot de christelijke gemeente getrokken?
13 „Op Jehovah zal mijn ziel zich beroemen; de zachtmoedigen zullen het horen en zich verheugen” (Psalm 34:2). David beroemde zich hier niet op persoonlijke prestaties. Hij schepte bijvoorbeeld niet op over de manier waarop hij de koning van Gath misleid had. Hij besefte dat Jehovah hem had beschermd toen hij in Gath was en dat hij met Jehovah’s hulp was ontsnapt (Spreuken 21:1). David beroemde zich dus niet op zichzelf maar op Jehovah. Daardoor werden zachtmoedigen tot Jehovah getrokken. Jezus verheerlijkte eveneens de naam van Jehovah, en dat trok nederige, leergierige mensen tot Hem. In deze tijd worden zachtmoedigen uit alle naties getrokken tot de internationale gemeente van gezalfde christenen, waarvan Jezus het Hoofd is (Kolossenzen 1:18). Het hart van zulke zachtmoedigen wordt geraakt als ze Gods naam horen verheerlijken door zijn nederige aanbidders en als ze de Bijbelse boodschap horen, die ze dankzij Gods heilige geest kunnen begrijpen. — Johannes 6:44; Handelingen 16:14.
Vergaderingen versterken ons geloof
14. (a) Was David er tevreden mee Jehovah alleen privé te loven? (b) Welk voorbeeld heeft Jezus gegeven op het punt van bijeenkomsten voor aanbidding?
14 „O maakt met mij Jehovah groot, en laten wij te zamen zijn naam verhogen” (Psalm 34:3). David was er niet tevreden mee Jehovah alleen privé te loven. Hij nodigde zijn metgezellen hartelijk uit om samen met hem Gods naam te verhogen. Ook Jezus Christus, de Grotere David, vond het heerlijk Jehovah in het openbaar te loven: in de plaatselijke synagoge, op feesten in Gods tempel in Jeruzalem, en in het gezelschap van zijn volgelingen (Lukas 2:49; 4:16-19; 10:21; Johannes 18:20). Wat een vreugdevol voorrecht is het Jezus’ voorbeeld te volgen door Jehovah bij elke mogelijke gelegenheid samen met geloofsgenoten te loven, vooral nu we ’de dag zien naderen’! — Hebreeën 10:24, 25.
15. (a) Welke uitwerking had Davids ervaring op zijn mannen? (b) Hoe trekken we voordeel van het bijwonen van onze vergaderingen?
15 „Ik heb Jehovah geraadpleegd en hij heeft mij geantwoord, en uit al mijn verschrikkingen heeft hij mij bevrijd” (Psalm 34:4). Die ervaring was belangrijk voor David. Vandaar dat hij vervolgde: „Deze ellendige riep, en Jehovah zelf hoorde. En uit al zijn noden redde Hij hem” (Psalm 34:6). In het gezelschap van geloofsgenoten hebben we veel gelegenheden om opbouwende ervaringen te vertellen over de manier waarop Jehovah ons heeft geholpen moeilijke omstandigheden te doorstaan. Dat is versterkend voor het geloof van onze broeders en zusters, net zoals dat wat David vertelde het geloof van zijn aanhangers versterkte. In Davids geval zagen zijn metgezellen „naar [Jehovah] op en gingen stralen, en hun aangezicht zelf kon onmogelijk schaamrood worden” (Psalm 34:5). Hoewel ze op de vlucht waren voor koning Saul schaamden ze zich niet. Ze hadden het volste vertrouwen dat God met David was, en hun gezicht straalde. Zo zien ook pasgeïnteresseerden en personen die allang ware christenen zijn naar Jehovah op voor steun. Omdat ze persoonlijk zijn hulp ervaren hebben, weerspiegelt hun stralende gezicht hun vastbeslotenheid om getrouw te blijven.
Wees dankbaar voor de hulp van engelen
16. Hoe heeft Jehovah zijn engelen gebruikt om ons te hulp te komen?
16 „De engel van Jehovah legert zich rondom degenen die hem vrezen, en hij verlost hen” (Psalm 34:7). David bezag zijn verlossing door Jehovah niet als iets wat alleen hem kon gebeuren. David was weliswaar Jehovah’s gezalfde, Israëls toekomstige koning, maar hij wist dat Jehovah zijn engelen gebruikt om over al zijn trouwe aanbidders te waken, of ze nu een prominente of een nederige positie bekleden. Ook in onze tijd hebben ware aanbidders de bescherming ervaren die Jehovah verschaft. Zowel in nazi-Duitsland als in Angola, Malawi, Mozambique en veel andere landen hebben de autoriteiten campagnes gevoerd om Jehovah’s Getuigen uit te roeien. Hun inspanningen zijn vergeefs geweest. In plaats daarvan gedijt Jehovah’s volk nog steeds in die landen en wordt Gods naam er eensgezind geloofd. Hoe komt dat? Doordat Jehovah zijn heilige engelen gebruikt om zijn volk te beschermen en te leiden. — Hebreeën 1:14.
17. Op welke manieren helpen Gods engelen ons?
17 Bovendien kunnen Jehovah’s engelen aangelegenheden zo manoeuvreren, dat iedereen die anderen doet struikelen uit Gods volk verwijderd wordt (Mattheüs 13:41; 18:6, 10). En ook al zijn we ons daar op het moment niet van bewust, engelen verwijderen obstakels die onze dienst voor God zouden kunnen belemmeren, en ze beschermen ons tegen dingen die onze band met Jehovah in gevaar zouden kunnen brengen. Het belangrijkste is nog dat ze ons leiden bij het bekendmaken van „eeuwig goed nieuws” aan de hele mensheid, ook in gebieden waar de prediking onder gevaarlijke omstandigheden wordt verricht (Openbaring 14:6). In de lectuur die Jehovah’s Getuigen uitgeven, hebben vaak bewijzen voor de hulp van engelen gestaan.a Zulke ervaringen zijn veel te talrijk om ze als toeval af te doen.
18. (a) Wat wordt er van ons verlangd willen we de hulp van engelen ontvangen? (b) Wat wordt in het volgende artikel besproken?
18 Om voordeel te blijven trekken van de leiding en bescherming van engelen moeten we Jehovah’s naam zelfs onder tegenstand blijven verhogen. Bedenk dat Gods engel zich alleen legert ’rondom degenen die Jehovah vrezen’. Wat houdt dat in? Wat is de vrees voor God, en hoe kunnen we die ontwikkelen? Waarom zou een liefdevolle God willen dat we hem vrezen? Die vragen zullen in het volgende artikel besproken worden.
[Voetnoot]
a Zie Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, blz. 550; Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 2005, blz. 54; De Wachttoren van 1 maart 2000, blz. 5, 6; 1 januari 1991, blz. 27; en 15 februari 1991, blz. 26.
Overzichtsvragen
• Welke beproevingen heeft David als jonge man doorstaan?
• Wat is, net als bij David, onze voornaamste zorg?
• Hoe bezien we christelijke vergaderingen?
• Hoe gebruikt Jehovah zijn engelen om ons te helpen?
[Kaart op blz. 21]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Rama
Gath
Ziklag
Gibea
Nob
Jeruzalem
Bethlehem
Adullam
Kehila
Hebron
Zif
Choresa
Karmel
Maon
En-Gedi
Zoutzee
[Verantwoording]
Map: Based on maps copyrighted by Pictorial Archive (Near Eastern History) Est. and Survey of Israel
[Illustratie op blz. 21]
Zelfs als vluchteling verhoogde David Jehovah’s naam
[Illustratie op blz. 23]
Ons geloof wordt versterkt als we op onze bijeenkomsten naar opbouwende ervaringen luisteren