-
De nieuwe geboorte — Hoe vindt die plaats?De Wachttoren 2009 | 1 april
-
-
Jezus zei: „Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan” (Johannes 3:5). Iemand wordt dus wedergeboren door middel van water en geest. Maar wat wordt er met de uitdrukking „water en geest” bedoeld?
„Water en geest”
Als Joods godsdienstgeleerde was Nikodemus ongetwijfeld vertrouwd met de manier waarop in de Hebreeuwse Geschriften de uitdrukking „geest van God” wordt gebruikt: het is Gods werkzame kracht, die mensen ertoe kan brengen opmerkelijke dingen te doen (Genesis 41:38; Exodus 31:3; 1 Samuël 10:6). Toen Jezus het woord „geest” gebruikte, zal Nikodemus dus begrepen hebben dat het om de heilige geest ging, Gods werkzame kracht.
Wat bedoelde Jezus hier met water? Sta eens stil bij de gebeurtenissen die vlak voor en na het gesprek met Nikodemus opgetekend staan. Daaruit blijkt dat zowel Johannes de Doper als Jezus’ discipelen in water aan het dopen waren (Johannes 1:19, 31; 3:22; 4:1-3). Dat kreeg grote bekendheid in Jeruzalem. Toen Jezus over water sprak, zal Nikodemus dus begrepen hebben dat Jezus niet doelde op water in het algemeen maar op het water van de doop.a
Gedoopt „met heilige geest”
Als ’uit water geboren’ worden slaat op de doop in water, wat wil het dan zeggen ’uit geest geboren’ te worden? Vóór Nikodemus’ gesprek met Jezus had Johannes de Doper aangekondigd dat niet alleen water maar ook de geest een rol zou spelen bij de doop. Hij zei: „Ik heb u met water gedoopt, maar hij [Jezus] zal u met heilige geest dopen” (Markus 1:7, 8). De evangelieschrijver Markus beschrijft de eerste keer dat er zo’n doop plaatsvond: „In de loop van die dagen kwam Jezus uit Nazareth in Galilea en werd door Johannes in de Jordaan gedoopt. En onmiddellijk toen hij uit het water opkwam, zag hij de hemelen vaneengaan en de geest gelijk een duif op hem neerdalen” (Markus 1:9, 10). Toen Jezus in de Jordaan werd ondergedompeld, werd hij met water gedoopt. Op het moment dat hij de geest uit de hemel ontving, werd hij met heilige geest gedoopt.
Ongeveer drie jaar na zijn doop verzekerde Jezus zijn discipelen: „Gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt” (Handelingen 1:5). Wanneer gebeurde dat?
Met Pinksteren in het jaar 33 van onze jaartelling waren zo’n 120 discipelen van Jezus in een huis in Jeruzalem bijeen. „Plotseling kwam er uit de hemel een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries, en het vervulde het gehele huis waarin zij zaten. En hun werden tongen als van vuur zichtbaar (...) en zij werden allen met heilige geest vervuld” (Handelingen 2:1-4). Diezelfde dag kregen anderen in Jeruzalem de dringende raad zich in water te laten dopen. De apostel Petrus zei tegen een mensenmenigte: „Hebt berouw, en laat een ieder van u worden gedoopt in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden, en gij zult als vrije gave de heilige geest ontvangen.” Wat was de reactie? „Zij dan die zijn woord van harte aanvaardden, werden gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Handelingen 2:38, 41).
Een tweeledig proces
Wat onthullen die dopen over de nieuwe geboorte? Ze laten zien dat de nieuwe geboorte plaatsvindt via een tweeledig proces. Merk op dat Jezus eerst met water werd gedoopt. Daarna ontving hij de heilige geest. De eerste discipelen waren eveneens eerst in water gedoopt (sommige door Johannes de Doper) en ontvingen daarna de heilige geest (Johannes 1:26-36). Ook de drieduizend bekeerlingen werden eerst met water gedoopt en ontvingen daarna de heilige geest.
Hoe moeten we, met de dopen die met Pinksteren in het jaar 33 plaatsvonden in gedachten, verwachten dat de nieuwe geboorte tegenwoordig plaatsvindt? Op dezelfde manier als dat in het geval van Jezus’ apostelen en eerste discipelen gebeurde. Eerst heeft iemand berouw van zijn zonden; hij keert een verkeerde handelwijze de rug toe, draagt zijn leven aan Jehovah op om hem te aanbidden en te dienen, en maakt zijn opdracht openbaar door de waterdoop. Als God hem uitkiest om in Zijn koninkrijk te regeren, wordt hij vervolgens gezalfd met heilige geest. Tot het eerste deel van dit tweeledige proces (de doop met water) neemt de persoon in kwestie het initiatief; bij het tweede deel (de doop met geest) gaat het initiatief van God uit. Als iemand beide dopen ondergaat, heeft hij de nieuwe geboorte ervaren.
Maar waarom gebruikte Jezus in zijn gesprek met Nikodemus de uitdrukking ’uit water en geest geboren’? Om te beklemtonen dat degenen die met water en geest worden gedoopt een opmerkelijke verandering zouden ondergaan. Dat aspect van de nieuwe geboorte wordt in het volgende artikel onder de loep genomen.
[Voetnoot]
a In soortgelijke zin zei de apostel Petrus eens ter gelegenheid van een doop: „Kan iemand water verbieden?” — Handelingen 10:47.
-
-
De nieuwe geboorte — Wat wordt erdoor tot stand gebracht?De Wachttoren 2009 | 1 april
-
-
De nieuwe geboorte — Wat wordt erdoor tot stand gebracht?
WAAROM gebruikte Jezus de uitdrukking ’uit geest geboren’ toen hij over de doop met heilige geest sprak? (Johannes 3:5) Als het woord „geboorte” figuurlijk wordt gebruikt, betekent het „begin”, bijvoorbeeld in de uitdrukking „de geboorte van een natie”. De term „nieuwe geboorte” duidt dan ook op een „nieuw begin”. Met het figuurlijke gebruik van „geboren” en „nieuwe geboorte” wordt dus beklemtoond dat de relatie tussen God en degenen die met heilige geest worden gedoopt, een nieuw begin krijgt. Hoe vindt die totale verandering in de relatie plaats?
Toen de apostel Paulus uitlegde hoe God mensen gereedmaakt om in de hemel te regeren, gebruikte hij een aan het gezinsleven ontleende illustratie. Hij schreef aan toenmalige christenen dat ze een „aanneming als zonen” zouden meemaken en dat God hen daarom „als zonen” kon behandelen (Galaten 4:5; Hebreeën 12:7). Laten we om te zien hoe het voorbeeld van aanneming of adoptie helpt om te begrijpen wat voor verandering er plaatsvindt als iemand met heilige geest wordt gedoopt, nogmaals stilstaan bij de illustratie van de jongeman die ingeschreven wil worden op een school voor leerlingen die tot een bepaalde inheemse stam behoren.
Een verandering door adoptie
In de illustratie kan de jongeman niet op de school ingeschreven worden omdat hij niet tot die stam behoort. Stel nu dat er op een dag een grote verandering plaatsvindt. Hij wordt officieel geadopteerd door de vader van een gezin dat tot de bewuste stam behoort. Wat betekent dat voor de jongeman? Omdat hij als zoon aangenomen is, kan hij nu dezelfde rechten hebben als andere jongeren van die stam, het recht om zich op de school te laten inschrijven incluis. Door de adoptie zijn zijn vooruitzichten totaal veranderd.
Dat illustreert wat er op een veel betekenisvoller manier gebeurt met degenen die de nieuwe geboorte ondergaan. Er zijn bepaalde overeenkomsten. De jongeman in de illustratie wordt alleen op de school toegelaten als hij aan de toelatingsvoorwaarde voldoet: dat hij tot een bepaalde stam behoort. Daar kan hij echter niet zelf voor zorgen. In dezelfde zin zullen sommige mensen een plaats in Gods koninkrijk of hemelse regering krijgen, maar alleen als ze aan de toelatingsvoorwaarde voldoen, namelijk dat ze „wedergeboren” zijn. Zelf kunnen ze echter niet aan die voorwaarde voldoen: de nieuwe geboorte hangt van God af.
Waardoor is de situatie van de jongeman veranderd? Door het officiële adoptieproces. Uiteraard is door dat proces niet de aard van de jongeman veranderd. Na zijn adoptie was hij nog steeds dezelfde. Desondanks kreeg de jongeman nadat aan de wettelijke vereisten voor adoptie was voldaan een nieuwe status. Hij kreeg een nieuw begin, een nieuwe geboorte als het ware. Hij werd een zoon, wat hem het recht gaf de school te doorlopen en deel uit te maken van het gezin van zijn adoptievader.
In dezelfde zin heeft Jehovah de situatie van een groep onvolmaakte mensen veranderd door een wettelijke procedure op te starten om hen als zijn kinderen te adopteren. De apostel Paulus, die tot die groep behoorde, schreef aan geloofsgenoten: „Gij hebt een geest van aanneming als zonen ontvangen, door welke geest wij uitroepen: ’Abba, Vader!’ De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn” (Romeinen 8:15, 16). Ja, via het adoptieproces waren die christenen leden van Gods gezin of „kinderen van God” geworden (1 Johannes 3:1; 2 Korinthiërs 6:18).
Natuurlijk heeft die adoptie door God niet de aard van de geadopteerden veranderd, want ze zijn onvolmaakt gebleven (1 Johannes 1:8). Maar zoals Paulus verder uitlegde, kregen ze, nadat aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie was voldaan, een nieuwe status. Tegelijkertijd plantte Gods geest in die aangenomen zonen de overtuiging dat ze bij Christus in de hemel zouden leven (1 Johannes 3:2). Die door de heilige geest teweeggebrachte onmiskenbare overtuiging gaf hun een heel nieuwe kijk op het leven (2 Korinthiërs 1:21, 22). Ze kregen een nieuw begin, een nieuwe geboorte als het ware.
-