Hoofdstuk 22
Deel 5 — Getuigen tot de verst verwijderde streek der aarde
In 1975 werden er belangrijke beslissingen genomen inzake de wijze waarop de activiteit van Jehovah’s Getuigen vanuit hun hoofdbureau zou worden geleid. Destijds wisten zij niet welke velden wellicht nog geopend zouden worden waar vóór het einde van het huidige wereldsamenstel een uitgebreid getuigenis gegeven kon worden of in welke mate er nog gepredikt zou worden in landen waar zij dit al vele jaren openlijk hadden gedaan. Maar zij wilden elke gelegenheid zo goed mogelijk benutten. Op bladzijde 502 tot 520 worden enkele van de opwindende ontwikkelingen verhaald.
IN Zuid-Amerika hebben zich grote veranderingen voltrokken. Nog niet zo heel lang geleden werden Jehovah’s Getuigen in Ecuador met katholiek gepeupel geconfronteerd, hadden katholieke priesters in Mexico het in veel dorpen vrijwel voor het zeggen en werden in Argentinië en Brazilië door de regering verbodsbepalingen ten aanzien van Jehovah’s Getuigen uitgevaardigd. Maar de omstandigheden zijn beduidend veranderd. Thans zijn velen die geleerd werd de Getuigen te vrezen of te haten, zelf getuigen van Jehovah. Anderen luisteren graag wanneer de Getuigen hen bezoeken om de bijbelse boodschap van vrede met hen te delen. Jehovah’s Getuigen zijn algemeen bekend en worden veelal gerespecteerd.
Zowel de omvang van hun congressen als het christelijke gedrag van de aanwezigen heeft de aandacht getrokken. Op twee van zulke congressen, die in 1985 gelijktijdig in São Paulo en Rio de Janeiro (Brazilië) werden gehouden, was een hoogtepunt van 249.351 aanwezigen. Toen er later nog 23 congressen werden gehouden ten behoeve van geïnteresseerden in de rest van Brazilië, kwam het totale aantal aanwezigen op 389.387. De resultaten van het werk dat Jehovah’s Getuigen in Brazilië als onderwijzers van Gods Woord hadden verricht, traden duidelijk aan het licht toen tijdens die reeks congressen 4825 personen hun opdracht aan Jehovah door de waterdoop symboliseerden. Slechts vijf jaar later, in 1990, moesten er in heel Brazilië 110 congressen worden gehouden om plaats te bieden aan de 548.517 bezoekers. Deze keer boden 13.448 zich aan voor de waterdoop. In het hele land waren honderdduizenden afzonderlijke personen en gezinnen die graag door Jehovah’s Getuigen onderricht werden in Gods Woord.
En hoe stond het met Argentinië? Nadat Jehovah’s Getuigen hun werk tientallen jaren onder verbodsbepalingen van regeringswege hadden verricht, konden zij daar in 1985 weer vrij vergaderen. Wat een vreugde was het voor 97.167 personen aanwezig te zijn op hun eerste reeks congressen! Onder de kop „Het groeiende koninkrijk van Jehovah’s Getuigen” sprak de plaatselijke krant Ahora haar bewondering uit over de ordelijkheid van de grote menigte congresgangers in Buenos Aires, hun totale gemis van raciaal en sociaal vooroordeel, hun vreedzaamheid en de liefde die zij aan de dag legden. Vervolgens besloot het verslag met de woorden: „Of wij het nu wel of niet eens zijn met hun denkbeelden en leerstellingen, deze hele menigte verdient ons grootste respect.” Veel Argentijnen gingen echter een stapje verder. Zij begonnen de bijbel met Jehovah’s Getuigen te bestuderen, en zij bezochten vergaderingen in de Koninkrijkszaal om te zien hoe de Getuigen bijbelse beginselen in hun leven toepassen. Vervolgens namen deze waarnemers een beslissing. In de volgende zeven jaar droegen tienduizenden van hen hun leven aan Jehovah op, en het aantal Getuigen in Argentinië nam toe met 71 procent!
In Mexico was de reactie op het goede nieuws van Gods koninkrijk zelfs nog opmerkelijker. In voorbijgegane jaren waren Jehovah’s Getuigen daar dikwijls door het gepeupel aangevallen, dat door priesters was opgehitst. Maar het feit dat de Getuigen niet ook zelf geweld gebruikten of op wraak uit waren, maakte diepe indruk op rechtgeaarde mensen (Rom. 12:17-19). Zij merkten ook op dat de Getuigen al hun geloofsovertuigingen op de bijbel, Gods geïnspireerde Woord, baseerden en niet op menselijke overleveringen (Matth. 15:7-9; 2 Tim. 3:16, 17). Zij zagen dat de Getuigen een geloof hadden dat hen in weerwil van tegenspoed werkelijk schraagde. Steeds meer gezinnen aanvaardden gretig een gratis huisbijbelstudie wanneer Jehovah’s Getuigen hun dit aanbod deden. In feite bedroeg het aantal bijbelstudies dat gedurende 1992 in Mexico werd geleid, 12 procent van het totale aantal dat wereldwijd door de Getuigen werd geleid, en heel wat van deze studies werden met grote gezinnen gehouden. Als gevolg hiervan steeg het aantal getuigen van Jehovah in Mexico — niet slechts degenen die hun vergaderingen bezochten maar zij die actieve openbare verkondigers van Gods koninkrijk waren — van 80.481 in 1975 tot 354.023 in 1992!
Ook in Europa droegen buitengewone gebeurtenissen tot de verbreiding van de Koninkrijksboodschap bij.
Verbazingwekkende ontwikkelingen in Polen
Alhoewel het werk van Jehovah’s Getuigen in Polen van 1939 tot 1945 (gedurende de periode van de nazi- en Sovjet-overheersing) en opnieuw vanaf juli 1950 (onder Sovjet-heerschappij) was verboden, waren Jehovah’s Getuigen er niet mee opgehouden te prediken. Hoewel hun aantal in 1939 slechts 1039 bedroeg, waren er in 1950 18.116 Koninkrijksverkondigers, en dezen bleven ijverige (doch omzichtige) evangeliepredikers (Matth. 10:16). Congressen moesten echter gehouden worden buiten het gezicht van het publiek — op het platteland, in schuren en in bossen. Maar vanaf 1982 verleende de Poolse regering hun toestemming om eendaagse congressen van bescheiden afmetingen in gehuurde faciliteiten te houden.
Vervolgens werden in 1985 de grootste stadions in Polen aan Jehovah’s Getuigen beschikbaar gesteld voor vier grote congressen gedurende de maand augustus. Toen een afgevaardigde uit Oostenrijk per vliegtuig arriveerde, was hij verbaasd een aankondiging over de luidspreker te horen waarin Jehovah’s Getuigen welkom geheten werden in Polen voor hun congres. Zich bewust van de verandering in houding van regeringszijde die hieruit sprak, kon een oudere Poolse Getuige die daar was om de bezoeker te verwelkomen, zijn vreugdetranen niet bedwingen. Op deze congressen waren 94.134 afgevaardigden, inclusief groepen uit zestien landen. Wist het algemene publiek wat er gaande was? Zeer beslist! Tijdens en na deze congressen lazen zij verslagen in hun grote kranten, zagen de drommen congresgangers op de televisie en hoorden gedeelten van het programma over de nationale radio. Velen van hen waren ingenomen met wat zij zagen en hoorden.
Plannen voor nog grotere congressen in Polen waren in de maak toen de regering op 12 mei 1989 wettelijke erkenning aan Jehovah’s Getuigen als religieuze vereniging verleende. Binnen drie maanden werden er drie internationale congressen gehouden — in Chorzów, in Poznań en in Warschau — met een gezamenlijk aantal van 166.518 bezoekers. Verbazingwekkend was dat duizenden Getuigen uit wat toen de Sovjet-Unie (USSR) en Tsjechoslowakije waren, de vereiste toestemming konden krijgen om te reizen zodat zij aanwezig konden zijn. Wierp het werk van Jehovah’s Getuigen dat bestaat in het maken van discipelen, resultaten af in deze landen waar de staat decennia lang het atheïsme sterk had gepropageerd? Het antwoord was duidelijk toen 6093, onder wie veel jongeren, zich op die congressen aanboden voor de waterdoop.
Het moest het publiek wel opvallen dat de Getuigen anders waren — op een heel gezonde manier. In de pers lazen zij uitspraken zoals de volgende: „Degenen die — om het in hún taal te zeggen — Jehovah God aanbidden, hechten grote waarde aan hun bijeenkomsten, die beslist een manifestatie van eenheid onder hen zijn. . . . Ten aanzien van ordelijkheid, vreedzaamheid en properheid verschaffen de congresgangers een navolgenswaardig voorbeeld” (Życie Warszawy). Sommige Poolse mensen besloten meer te doen dan de congresgangers slechts gade te slaan. Zij wilden dat Jehovah’s Getuigen de bijbel met hen bestudeerden. Als gevolg van dit onderricht in Gods Woord nam het aantal getuigen van Jehovah in Polen toe van 72.887 in 1985 tot 107.876 in 1992; en in het laatstgenoemde jaar besteedden zij er meer dan 16.800.000 uur aan om nog anderen in te lichten over de schitterende hoop die in de Schrift wordt uiteengezet.
Maar niet alleen in Polen voltrokken zich opwindende veranderingen.
Meer landen in Oost-Europa openen hun deuren
In Hongarije werd in 1989 aan Jehovah’s Getuigen de wettelijke status toegekend. In wat toen de Duitse Democratische Republiek (DDR) was, werd in 1990, slechts vier maanden nadat er met het neerhalen van de Berlijnse muur was begonnen, het veertigjarige verbod op de Getuigen opgeheven. De maand daarop werd de Christelijke Vereniging van Jehovah’s Getuigen in Roemenië officieel door de nieuwe Roemeense regering erkend. In 1991 verklaarde het Ministerie van Justitie in Moskou dat het charter van de „Religieuze Organisatie van Jehovah’s Getuigen in de USSR” officieel was geregistreerd. In datzelfde jaar werd het werk van Jehovah’s Getuigen in Bulgarije wettelijk erkend. In de loop van 1992 werd aan Jehovah’s Getuigen in Albanië de wettelijke status verleend.
Wat deden Jehovah’s Getuigen met de hun verleende vrijheid? Een journalist vroeg aan Helmut Martin, de coördinator van het werk van Jehovah’s Getuigen in de DDR: „Gaan jullie je met de politiek bemoeien?” Dat was per slot van rekening wat veel geestelijken van de christenheid deden. „Nee,” antwoordde broeder Martin, „Jezus gaf zijn discipelen een schriftuurlijke toewijzing, en die zien wij als onze hoofdtaak.” — Matth. 24:14; 28:19, 20.
Het was beslist niet zo dat Jehovah’s Getuigen er nog maar net mee begonnen waren zich in dit deel van de wereld van die verantwoordelijkheid te kwijten. Hoewel zij hun activiteit jarenlang onder zeer moeilijke omstandigheden hadden moeten verrichten, hadden in de meeste van deze landen gemeenten (die in kleine groepjes bijeenkwamen) gefunctioneerd en was er getuigeniswerk verricht. Maar nu opende zich een nieuwe gelegenheid. Zij konden vergaderingen houden waarvoor zij het publiek vrijelijk konden uitnodigen. Zij konden openlijk van huis tot huis prediken, zonder angst voor gevangenisstraf. Hier waren landen met een gezamenlijke bevolking van meer dan 390.000.000, waar veel werk te doen was. In het volste besef dat wij in de laatste dagen van het huidige wereldsamenstel van dingen leven, gingen Jehovah’s Getuigen snel tot actie over.
Zelfs al voordat er wettelijke erkenning werd verleend, hadden leden van het Besturende Lichaam een aantal landen bezocht om te zien wat er gedaan kon worden om hun christelijke broeders te helpen. Toen de verbodsbepalingen opgeheven waren, reisden zij naar meer van deze gebieden om het werk te helpen organiseren. Binnen een paar jaar hadden zij persoonlijk Getuigen ontmoet en gesproken in Polen, Hongarije, Roemenië, Tsjechoslowakije, Rusland, Oekraïne, Estland en Wit-Rusland.
Er werden congressen georganiseerd om Getuigen die in deze landen woonden te versterken en de boodschap van Gods koninkrijk krachtig onder de aandacht van het publiek te brengen. Nog geen vijf maanden na de opheffing van het verbod door wat toen de DDR was, werd er zo’n congres gehouden in het Olympiastadion van Berlijn. Getuigen uit 64 andere landen gaven gretig gehoor aan een uitnodiging om dit congres bij te wonen. Zij beschouwden het als een voorrecht om bij die gelegenheid samen te zijn met christelijke broeders en zusters die tientallen jaren ondanks hevige vervolging hun loyaliteit jegens Jehovah hadden getoond.
Zowel in 1990 als in 1991 werden in heel Oost-Europa andere congressen gehouden. Nadat in 1990 vier plaatselijke congressen in Hongarije waren gehouden, werden er regelingen getroffen voor een internationale bijeenkomst in 1991 in het Népstadion in Boedapest. Er waren 40.601 aanwezigen uit 35 landen. Voor het eerst in meer dan veertig jaar konden Jehovah’s Getuigen in 1990 openbare congressen in Roemenië houden. Dat jaar werd in de hele natie een reeks kringvergaderingen gehouden, en later twee grotere congressen. In 1991 werden nog acht congressen gehouden, met een aanwezigenaantal van 34.808. In 1990 werden in wat toen Joegoslavië was, congressen gehouden in elk van de republieken waaruit het land bestond. Hoewel het land door een burgeroorlog werd bedreigd, verheugden het jaar daarop 14.684 getuigen van Jehovah zich dat zij in Zagreb, de hoofdstad van Kroatië, op een internationaal congres aanwezig konden zijn. De politie was verbaasd Kroaten, Montenegrijnen, Serviërs, Slovenen en anderen vredig bijeen te zien om naar het programma te luisteren.
Ook in wat toen Tsjechoslowakije was, werden onmiddellijk congressen georganiseerd. Een nationaal congres in 1990 in Praag werd door 23.876 personen bijgewoond. De beheerders van het stadion waren zo ingenomen met wat zij zagen, dat zij de Getuigen de grootste faciliteiten in het land ter beschikking stelden voor hun volgende congres. Bij die historische gelegenheid, in 1991, vulden 74.587 enthousiaste congresgangers het Strahovstadion in Praag. Tsjechische en Slowaakse afgevaardigden waren verrukt en applaudisseerden enthousiast toen de vrijgave werd aangekondigd van de complete Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in hun eigen talen, zowel voor gebruik in de openbare bediening als bij hun persoonlijke en gemeentelijke studie.
Het was ook gedurende 1991 dat Jehovah’s Getuigen voor het eerst in de geschiedenis openlijk congressen konden houden in plaatsen die toen in de Sovjet-Unie lagen. Na een congres in Tallin (Estland) was er één in Siberië. Vier werden er gehouden in grote steden in Oekraïne, en één in Kazachstan. Het totale aantal aanwezigen bedroeg 74.252. En als recente vrucht van het werk van Jehovah’s Getuigen om in deze gebieden discipelen te maken, boden 7820 personen zich aan voor de waterdoop. Dit was geen emotionele beslissing die genomen werd omdat zij opgewonden waren over het congres. De doopkandidaten waren gedurende een periode van maanden — en in sommige gevallen jaren — zorgvuldig op hun onderdompeling in water voorbereid.
Waar kwamen al deze mensen vandaan? Het was duidelijk dat het werk van Jehovah’s Getuigen in dat deel van de aarde niet nog maar net begonnen was. Reeds in 1887 waren er publikaties van het Wachttorengenootschap naar een geïnteresseerde in Rusland gezonden. De eerste president van het Wachttorengenootschap had zelf in 1891 Kisjinev (nu in Moldavië) bezocht. Sommige Bijbelonderzoekers waren in de jaren ’20 naar Rusland gegaan om te prediken; maar er was krachtige weerstand van regeringswege geweest, en de paar groepjes die belangstelling voor de bijbelse boodschap toonden, waren klein. De situatie veranderde echter tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Er werden nieuwe nationale grenzen getrokken en grote delen van de bevolking werden verplaatst. Als gevolg hiervan bevonden meer dan 1000 Oekraïenssprekende Getuigen uit wat het oosten van Polen was geweest, zich binnen de Sovjet-Unie. Andere Getuigen die in Roemenië en Tsjechoslowakije woonden, bemerkten dat de plaatsen waar zij woonden, een deel van de Sovjet-Unie waren geworden. Bovendien keerden Russen die tijdens hun verblijf in Duitse concentratiekampen getuigen van Jehovah waren geworden, naar hun geboorteland terug, en zij namen het goede nieuws van Gods koninkrijk met zich mee. Tegen 1946 waren er 4797 Getuigen in de Sovjet-Unie werkzaam. Velen van hen werden in de loop der jaren door de regering van de ene naar de andere plaats overgebracht. Sommigen werden in gevangenkampen opgesloten. Overal waar zij naar toe gingen, gaven zij getuigenis. Hun aantallen groeiden. Zelfs voordat zij door de regering wettelijk werden erkend, waren groepen van hen actief helemaal van Lviv in het westen tot Vladivostok aan de oostgrens van de Sovjet-Unie, tegenover Japan aan de andere kant van de zee.
Velen nu bereid te luisteren
Toen de Getuigen in 1991 congressen hielden in wat destijds de USSR was, had het publiek de gelegenheid hen van meer nabij gade te slaan. Wat was de reactie? In Lviv (Oekraïne) zei een politiefunctionaris tegen een van de congresgangers: „Jullie munten uit in het onderwijzen van het goede, jullie spreken over God en jullie houden je niet op met geweld. Wij hadden het erover waarom wij jullie vroeger vervolgden, en wij kwamen tot de conclusie dat wij niet naar jullie geluisterd hadden en niets over jullie wisten.” Maar nu luisterden velen, en Jehovah’s Getuigen wilden hen helpen.
Teneinde hun werk in deze landen het doeltreffendst te kunnen verrichten, was er bijbelse lectuur nodig. Er werd veel moeite gedaan om die vlug te verschaffen. In Selters⁄Taunus (Duitsland) verdubbelden Jehovah’s Getuigen nagenoeg hun drukfaciliteiten. Hoewel deze uitbreiding nog niet voltooid was, werd er ongeveer twee weken na de opheffing van het verbod in wat toen Oost-Duitsland was, 21 ton lectuur vanuit de drukkerij in Selters naar dit gebied verzonden. Vanaf de tijd van de opheffing van verbodsbepalingen in Oosteuropese landen tot 1992 werd er bijna 9100 ton lectuur in 14 hoofdtalen vanuit Duitsland naar deze verschillende landen verzonden, met ook nog zendingen uit Italië (633 ton) en uit Finland.
Daar de Getuigen in sommige landen jarenlang grotendeels geïsoleerd waren geweest, hadden zij ook hulp nodig met betrekking tot het opzicht in de gemeenten en de leiding over de organisatie. Om aan deze dringende behoefte te voldoen, werd er contact opgenomen met ervaren ouderlingen — waar mogelijk personen die de taal van het land konden spreken — in Duitsland, de Verenigde Staten, Canada en elders. Zouden zij bereid zijn naar een van deze landen in Oost-Europa te verhuizen teneinde de nood te helpen lenigen? De reactie was werkelijk bevredigend! Naar plaatsen waar dit nuttig was, werden ook ouderlingen gezonden die de Gileadschool of de bedienarenopleidingsschool bezocht hadden.
Vervolgens werd in 1992 een opmerkelijk internationaal congres gehouden in Sint-Petersburg, de op een na grootste stad in Rusland. Ongeveer 17.000 afgevaardigden kwamen uit 27 landen buiten Rusland. Er werd zeer veel publiciteit aan het congres gegeven. Onder de bezoekers bevonden zich mensen die nog nooit van Jehovah’s Getuigen hadden gehoord. Het aanwezigenaantal bereikte een hoogtepunt van 46.214. Er waren afgevaardigden uit alle delen van Rusland, sommigen zelfs helemaal uit het in het oosten gelegen eiland Sachalin, bij Japan. Grote groepen kwamen uit Oekraïne, Moldavië en andere landen die vroeger een deel van de USSR waren. Zij brachten goed nieuws met zich mee. Uit verslagen bleek dat afzonderlijke gemeenten in steden als Kiëv, Moskou en Sint-Petersburg op hun vergaderingen gemiddeld tweemaal zoveel aanwezigen of nog meer hadden als het aantal Getuigen. Veel mensen die wilden dat Jehovah’s Getuigen de bijbel met hen bestudeerden, moesten op een wachtlijst worden geplaatst. Uit Letland waren zo’n 600 afgevaardigden gekomen en uit Estland zelfs nog meer. Een gemeente in Sint-Petersburg had meer dan 100 doopkandidaten op het congres. Velen van hen die belangstelling tonen, zijn jongeren of goed opgeleide personen. Er is werkelijk een groot geestelijk oogstwerk aan de gang in dit uitgestrekte gebied dat lange tijd door de wereld als een bolwerk van het atheïsme werd beschouwd!
Velden wit om geoogst te worden
Toen de houding inzake vrijheid van religie veranderde, hieven ook andere landen hun verbodsbepalingen ten aanzien van Jehovah’s Getuigen op of verleenden ze de Getuigen de wettelijke erkenning die hun lange tijd was ontzegd. Op veel van deze plaatsen was een overvloedige geestelijke oogst gereed om binnengehaald te worden. De omstandigheden waren zoals Jezus die aan zijn discipelen beschreef toen hij zei: „Slaat uw ogen op en ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden” (Joh. 4:35). Beschouw eens enkele plaatsen in Afrika waar dit zo was.
In Zambia was in 1969 een verbod op de van-huis-tot-huisbediening van Jehovah’s Getuigen uitgevaardigd. Als gevolg hiervan besteedden de Getuigen meer tijd aan het leiden van huisbijbelstudies bij geïnteresseerden. Ook anderen begonnen de Getuigen op te zoeken om onderricht te ontvangen. Geleidelijk werden de door de regering opgelegde beperkingen soepeler en het vergaderingbezoek nam toe. In 1992 bezochten 365.828 personen in Zambia het Avondmaal des Heren, één op elke 23 inwoners!
Ten noorden van Zambia, in Zaïre, waren nog eens duizenden die te weten wilden komen wat Jehovah’s Getuigen leren over een christelijke levenswijze en over Gods voornemen met de mensheid. Toen in 1990 de omstandigheden het toelieten dat de Getuigen hun Koninkrijkszalen weer openden, stroomden in sommige gebieden wel 500 mensen naar hun vergaderingen. Binnen twee jaar leidden de 67.917 Getuigen in Zaïre 141.859 huisbijbelstudies bij zulke personen.
Het aantal landen die hun deuren openden, was verbazingwekkend. In 1990 werd zendelingen van het Wachttorengenootschap die veertien jaar voordien Benin waren uitgezet, nu officieel de gelegenheid geboden terug te keren, en de mogelijkheid werd geopend voor de komst van nog andere zendelingen. In datzelfde jaar ondertekende de minister van Justitie in de republiek Kaapverdië een verordening waarin de statuten van de plaatselijke Vereniging van Jehovah’s Getuigen werden goedgekeurd, wat betekende dat zij wettelijk erkend werden. Vervolgens werd in 1991 het verbod op Jehovah’s Getuigen opgeheven in Mozambique (waar voormalige heersers hen hevig hadden vervolgd), Ghana (waar hun activiteit door de regering aan banden was gelegd) en Ethiopië (waar het 34 jaar niet mogelijk was geweest openlijk te prediken of vergaderingen te houden). Vóór het einde van het jaar hadden ook Niger en Kongo hen wettelijk erkend. Begin 1992 werden verbodsbepalingen opgeheven of werden Jehovah’s Getuigen wettelijk erkend in Tsjaad, Kenia, Rwanda, Togo en Angola.
Hier waren velden die gereed waren voor een geestelijke oogst. In Angola bijvoorbeeld beleefden de Getuigen een snelle toename van 31 procent; bovendien leidden de bijna 19.000 Koninkrijksverkondigers daar nagenoeg 53.000 huisbijbelstudies. Om met het oog op dit uitgebreide programma van bijbels onderwijs in Angola alsook in Mozambique (waar velen Portugees spreken) in de nodige leiding te voorzien, werden bekwame ouderlingen uit Portugal en Brazilië uitgenodigd naar Afrika te verhuizen om hun bediening te verrichten. Portugeessprekende zendelingen werden toegewezen aan het pasgeopende gebied Guinee-Bissau. En bekwame Getuigen in Frankrijk en andere landen werden uitgenodigd om mee te helpen bij het dringende werk dat in verband met het prediken en maken van discipelen verricht moest worden in Benin, Tsjaad en Togo, waar veel mensen Frans spreken.
Tot de gebieden die een bijzonder overvloedige oogst aan lofprijzers van Jehovah hebben opgeleverd, behoren die welke vroeger rooms-katholieke bolwerken waren. Dit bleek niet alleen in Latijns-Amerika zo te zijn, maar ook in Frankrijk (waar volgens het bericht van 1992 119.674 Getuigen-evangeliepredikers waren), Spanje (waar er 92.282 waren), de Filippijnen (met 114.335), Ierland (waar de toename in Getuigen 8 tot 10 procent per jaar bedraagt) en Portugal.
Toen in 1978 37.567 personen een congres van Jehovah’s Getuigen in Lissabon (Portugal) bijwoonden, verklaarde het blad Opção: „Voor ieder die in de bedevaartstijd wel eens in Fátima is geweest, is dit werkelijk iets heel anders. . . . Hier [op het congres van Jehovah’s Getuigen] verdwijnt de mystiek, om plaats te maken voor een vergadering waar de gelovigen eensgezind hun problemen, hun geloof en hun geestelijke zienswijze bespreken. Zij onderscheiden zich door een oprechte belangstelling voor elkaar.” Gedurende het volgende decennium nam het aantal Getuigen in Portugal met bijna 70 procent toe.
En wat valt er te zeggen over Italië? Wegens een ernstig tekort aan kandidaten voor het katholieke priesterschap hebben enkele seminaries hun deuren moeten sluiten. Talloze kerken hebben geen parochiepriester meer. In veel gevallen zijn vroegere kerkgebouwen nu winkels of kantoren. Ondanks dit alles heeft de kerk elke mogelijke moeite gedaan om de activiteiten van Jehovah’s Getuigen een halt toe te roepen. Jaren geleden oefenden zij druk op functionarissen uit om zendelingen van de Getuigen het land uit te zetten en eisten zij dat de politie hun vergaderingen ontbond. In sommige gebieden lieten parochiepriesters in de jaren ’80 bij iedereen (ook bij sommigen die notabene getuigen van Jehovah waren) een sticker op de deur aanbrengen waarop stond: „Niet kloppen. Wij zijn katholiek.” Krantekoppen luidden: „Kerk slaat alarm tegen de Jehovah’s Getuigen” en „’Heilige oorlog’ tegen Jehovah’s Getuigen”.
Toen de eerste-eeuwse joodse priesterschap trachtte de apostelen het zwijgen op te leggen, gaf Gamaliël, een leraar der Wet, de wijze raad: „Indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten” (Hand. 5:38, 39). Wat was het resultaat toen de twintigste-eeuwse rooms-katholieke priesterschap trachtte Jehovah’s Getuigen het zwijgen op te leggen? Het werk van de 120 Getuigen in Italië in 1946 werd niet te gronde gericht. Integendeel, tegen 1992 waren er in het hele land 194.013 actieve Getuigen, die met 2462 gemeenten verbonden waren. Zij hebben Italië met hun onderwijs uit Gods Woord feitelijk overspoeld. Sinds 1946 hebben zij er meer dan 550 miljoen uur aan besteed om met hun mede-Italianen over Gods koninkrijk te spreken. Terwijl zij dit deden, hebben zij miljoenen exemplaren van de bijbel zelf alsook meer dan 400 miljoen bijbelverklarende boeken, brochures en tijdschriften in de handen van de mensen gelegd. Zij willen er zeker van zijn dat de mensen in Italië ten volle de gelegenheid hebben om hun standpunt aan Jehovah’s zijde in te nemen voordat Armageddon komt. Terwijl zij dit doen, houden zij in gedachte wat de apostel Paulus in 2 Korinthiërs 10:4, 5 schreef, namelijk: „De wapenen van onze oorlogvoering zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot omverwerping van sterk verschanste dingen. Want wij werpen redeneringen omver en elke hoogte die wordt opgericht tegen de kennis van God.”
Jehovah’s Getuigen richten hun aandacht niet alleen op vroegere katholieke bolwerken. Zij weten dat Jezus Christus zei: „In alle natiën [moet] het goede nieuws worden gepredikt” (Mark. 13:10). En dat werk doen de Getuigen. Tegen 1992 waren 12.168 van hen er druk mee bezig de mensen in India over Gods koninkrijk te vertellen. Nog eens 71.428 van hen predikten in de Republiek Korea. In Japan waren er 171.438, en hun aantal nam elke maand toe. Zij bleven hun werk ook uitbreiden naar landen waar weinig of helemaal niet gepredikt was.
Zo waren zij in de tweede helft van de jaren ’70 voor het eerst in staat de Koninkrijksboodschap naar mensen op de Marquiseseilanden en op Kosrae — die beide in de Grote Oceaan liggen — te brengen. Zij bereikten ook Bhutan, tegen de zuidgrens van China, en de Komoren, voor de oostkust van Afrika. Gedurende de jaren ’80 werd het eerste predikingswerk door Jehovah’s Getuigen gerapporteerd van de eilandengroepen Wallis en Futuna, alsook van de eilanden Nauru en Rota, alle gelegen in het zuidwesten van de Grote Oceaan. Sommige hiervan zijn betrekkelijk klein, maar er wonen mensen, en levens zijn kostbaar. Jehovah’s Getuigen zijn zich scherp bewust van Jezus’ profetie dat voordat het einde zou komen, de Koninkrijksboodschap „op de gehele bewoonde aarde” gepredikt zou worden. — Matth. 24:14.
Mensen waar maar ook en wanneer maar ook bereiken
Terwijl de van-huis-tot-huisprediking de voornaamste methode blijft waarvan Jehovah’s Getuigen zich bedienen om mensen te bereiken, beseffen zij dat zelfs deze systematische methode niet toereikend is om met iedereen in aanraking te komen. Met een gevoel van dringendheid blijven zij mensen zoeken overal waar die te vinden zijn. — Vergelijk Johannes 4:5-42; Handelingen 16:13, 14.
Wanneer schepen — zelfs maar voor een kort oponthoud — in de havens van Duitsland en Nederland aanleggen, proberen Jehovah’s Getuigen ze te bezoeken, waarbij zij eerst getuigenis geven aan de kapitein en vervolgens aan de bemanning. Zij hebben lectuur in vele talen bij zich voor de schepelingen. Op de inheemse markten van Tsjaad (Centraal-Afrika) is het niet ongewoon een groep van vijftien of twintig personen om een van Jehovah’s Getuigen heen te zien staan die met hen spreekt over de hoop van Gods koninkrijk. In ploegen werkend, spreken de Getuigen met marktkramers en de duizenden mensen die ’s zaterdagsmorgens de rommelmarkten in Auckland (Nieuw-Zeeland) afstruinen. Aankomende en vertrekkende reizigers bij de busstations in Guayaquil (Ecuador) — velen van hen uit afgelegen delen van het land — worden door Getuigen benaderd die hun een actuele brochure of La Atalaya en ¡Despertad! aanbieden. Nachtploegen in markthallen waar continu voedsel wordt aangevoerd in de stad New York worden op het werk door Getuigen bezocht zodat ook zij de gelegenheid hebben het goede nieuws te horen.
Wanneer zij per vliegtuig, trein, bus en metro reizen, delen veel getuigen van Jehovah kostbare bijbelse waarheden met medepassagiers. Tijdens lunchpauzes op hun werelds werk en op school, alsook wanneer verkopers of vertegenwoordigers bij hen aan de deur komen, grijpen zij gelegenheden aan om getuigenis te geven. Zij weten dat veel van deze mensen misschien niet thuis zijn wanneer de Getuigen hun geregelde bezoekjes brengen.
Bij het getuigenisgeven aan anderen vergeten zij hun naaste familieleden en andere verwanten niet. Toen Maria Caamano, een Getuige in Argentinië, haar familie echter probeerde te vertellen hoe diep bewogen zij was door wat zij uit de bijbel leerde, staken zij de draak met haar of waren onverschillig. Zij gaf het niet op maar maakte een reis van 1900 kilometer om aan andere familieleden getuigenis te geven. Sommigen reageerden gunstig. Geleidelijk aan luisterden anderen. Als gevolg hiervan zijn er nu van haar familieleden ruim tachtig volwassenen en meer dan veertig kinderen die de bijbelse waarheden hebben aanvaard en deze met anderen delen.
Teneinde zijn familieleden te helpen, ging Michael Regan terug naar zijn geboortestad Boyle in de provincie Roscommon (Ierland). Hij gaf hun allemaal getuigenis. Zijn nicht was onder de indruk van de opgewektheid en gezonde instelling van Michaels kinderen. Al gauw stemden zij en haar man met een bijbelstudie in. Toen zij werden gedoopt, wilde haar vader haar niet meer bij zich thuis ontvangen. Langzamerhand werd zijn houding echter milder, en hij aanvaardde wat lectuur — met de bedoeling de „dwaling” van de Getuigen aan de kaak te stellen. Maar al gauw drong het tot hem door dat wat hij las, de waarheid was, en na verloop van tijd werd hij gedoopt. Meer dan twintig leden van de familie zijn nu met de gemeente verbonden, van wie de meesten al gedoopt zijn.
Hoe staat het met mensen in de gevangenis? Zouden zij voordeel kunnen trekken van de boodschap van Gods koninkrijk? Jehovah’s Getuigen zien hen niet over het hoofd. In een strafgevangenis in Noord-Amerika hebben persoonlijke bijbelstudies met gedetineerden, gekoppeld aan het bezoeken van vergaderingen die geregeld in de gevangenis door Jehovah’s Getuigen worden geleid, zulke goede resultaten afgeworpen dat het gevangenisbestuur het mogelijk maakte daar congressen te houden. Deze werden niet alleen door gevangenen bezocht maar ook door duizenden Getuigen van buiten. Ook in andere landen worden serieuze pogingen gedaan om aan mannen en vrouwen in de gevangenis getuigenis te geven.
Jehovah’s Getuigen geloven niet dat bijbelstudie alle gevangenen zal hervormen. Maar zij weten uit ervaring dat sommigen geholpen kunnen worden, en zij willen hun de gelegenheid geven om de hoop van Gods koninkrijk te aanvaarden.
Herhaalde pogingen om harten te bereiken
Jehovah’s Getuigen bezoeken de mensen telkens opnieuw. Net als Jezus’ vroege discipelen gaan zij „steeds weer” naar de mensen in de hun toegewezen gebieden om te trachten hun belangstelling voor Gods koninkrijk op te wekken (Matth. 10:6, 7). Op sommige plaatsen kunnen zij alle huisbewoners in hun gebied slechts eenmaal per jaar bezoeken; elders komen zij om de paar maanden terug. In Portugal worden de mensen in de agglomeratie Lissabon, waar één Getuige op elke 160 inwoners is, bijna elke week door de Getuigen bezocht. In Venezuela zijn steden waar gebieden geregeld meer dan eens per week worden bewerkt.
Wanneer Jehovah’s Getuigen herhaalde bezoeken brengen, trachten zij niet de mensen de bijbelse boodschap op te dringen. Zij proberen hen eenvoudig in de gelegenheid te stellen een verstandelijke beslissing te nemen. Sommige mensen zeggen vandaag misschien dat zij geen belangstelling hebben; maar drastische veranderingen in hun leven of in de wereldtoestanden kunnen hen een andere keer ontvankelijker maken. Veel mensen hebben uit vooroordeel of omdat zij het eenvoudig te druk hebben om te luisteren, nog nooit echt gehoord wat de Getuigen leren. Maar door herhaalde vriendelijke bezoeken kan het zijn dat zij er aandacht aan schenken. Vaak raken mensen onder de indruk van de eerlijkheid en morele rechtschapenheid van Getuigen die in hun buurt wonen of hun collega’s zijn. Als gevolg hiervan krijgen sommigen na verloop van tijd voldoende belangstelling om te willen weten wat hun boodschap nu eigenlijk inhoudt. Eén zo’n vrouw in Venezuela zei, nadat zij gretig lectuur en het aanbod van een gratis huisbijbelstudie had aanvaard: „Deze dingen heeft nog nooit iemand aan mij verklaard.”
Op een vriendelijke manier proberen de Getuigen het hart te bereiken van degenen met wie zij spreken. In Guadeloupe, waar in 1992 één Getuige op elke 57 inwoners was, is het niet ongewoon wanneer huisbewoners zeggen: „Ik heb geen belangstelling.” Eric Dodote antwoordde dan vaak: „Dat kan ik begrijpen, en ik probeer mij in uw situatie te verplaatsen.” Dan voegde hij eraan toe: „Maar wat ik u wil vragen, is: Zou u graag onder betere omstandigheden leven dan wat wij momenteel hebben?” Na het antwoord van de huisbewoner te hebben aangehoord, gebruikte hij dan de bijbel om te laten zien hoe God zulke omstandigheden in Zijn nieuwe wereld tot stand zal brengen.
Het gebied zelfs nog grondiger bewerken
In recente jaren is het in sommige landen steeds moeilijker geworden mensen thuis te treffen. Dikwijls werkt zowel de man als de vrouw, en in de weekeinden zoeken zij wellicht ontspanning buitenshuis. Teneinde aan deze situatie het hoofd te bieden, verrichten Jehovah’s Getuigen in veel landen een steeds groter deel van hun van-huis-tot-huisprediking in de avonden. In Engeland gaan sommige Getuigen de afwezigen niet alleen tussen zes en acht uur ’s avonds na, maar brengen andere zulke bezoeken vóór acht uur ’s morgens, in een poging mensen te bereiken voordat zij naar hun werk gaan.
Zelfs wanneer de mensen thuis zijn, kan het wegens de zorgvuldige veiligheidsmaatregelen die met het oog op de heersende misdaad zijn getroffen, heel moeilijk zijn hen zonder voorafgaande uitnodiging te bereiken. Maar wanneer in Brazilië sommigen die moeilijk te bereiken zijn, een vroege ochtendwandeling op de boulevard van Copacabana maken, kan het zijn dat zij benaderd worden door een ijverige Getuige die daar net zo vroeg is en anderen betrekt in een gesprek over de wijze waarop Gods koninkrijk de problemen van de mensheid zal oplossen. Wanneer in Parijs mensen laat in de middag naar hun appartement terugkeren, treffen zij bij de ingang van het gebouw wellicht een vriendelijk Getuige-echtpaar aan, dat daar wacht om met afzonderlijke bewoners te spreken die bereid zijn een paar minuten te luisteren naar de manier waarop God ware zekerheid zal brengen. In Honolulu, de stad New York en vele andere plaatsen worden ook pogingen gedaan om bewoners van afgesloten, beveiligde flatgebouwen via de telefoon te bereiken.
Indien de Getuigen erin slagen iemand in elk huis te spreken te krijgen, menen zij nog niet dat hun taak volbracht is. Zij willen graag in elk huis zoveel mogelijk personen bereiken. Dit wordt soms tot stand gebracht door op verschillende dagen of op verschillende tijdstippen langs te gaan. Toen op Porto Rico een huisbewoonster zei dat zij geen belangstelling had, vroeg een Getuige of er iemand anders in het huis was met wie zij zou kunnen spreken. Dit leidde tot een gesprek met de heer des huizes, die al veertien jaar ziek was en bijna constant het bed moest houden. Zijn hart werd verwarmd door de hoop die in Gods Woord wordt uiteengezet. Met hernieuwde belangstelling voor het leven kwam hij al vlug van bed, ging vergaderingen in de Koninkrijkszaal bezoeken en zijn pasverworven hoop met anderen delen.
Het getuigenis intensiveren daar het einde nadert
Er is nog een factor die er veel toe heeft bijgedragen het getuigenis in recente jaren te intensiveren. Dat is de snelle toename in het aantal Getuigen die als pionier dienen. Gemotiveerd door het sterke verlangen om zoveel mogelijk van hun tijd aan de dienst van God te geven, alsook uit liefdevolle bezorgdheid voor hun medemensen, regelen zij hun aangelegenheden zo dat zij elke maand 60, 90, 140 uur of meer aan de velddienst kunnen besteden. Net als de apostel Paulus toen deze in Korinthe (Griekenland) predikte, houden degenen die de pioniersdienst opnemen, ’zich intensief met het woord bezig’ en proberen zij aan zoveel mogelijk mensen getuigenis te geven omtrent het Messiaanse koninkrijk. — Hand. 18:5.
In 1975 waren er over de hele wereld 130.225 pioniers. Tegen 1992 waren er gemiddeld elke maand 605.610 (onder wie gewone, hulp- en speciale pioniers). In een periode waarin het aantal Getuigen wereldwijd met 105 procent toenam, namen de gelederen van hen die plaats maakten voor de volle-tijdbediening bijgevolg toe met 365 procent! Daardoor steeg de hoeveelheid tijd die werkelijk aan het getuigeniswerk werd besteed, van ongeveer 382 miljoen tot meer dan een miljard uur per jaar!
’De kleine is tot duizend geworden’
Jezus Christus droeg zijn volgelingen op getuigen van hem te zijn tot de verst verwijderde streek der aarde (Hand. 1:8). Bij monde van de profeet Jesaja had Jehovah voorzegd: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen” (Jes. 60:22). Het bericht laat duidelijk zien dat Jehovah’s Getuigen het door Jezus voorzegde werk doen, en zij hebben de soort van groei ervaren die God zelf heeft beloofd.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werden zij hoofdzakelijk aangetroffen in Noord-Amerika en Europa; er waren er enkelen in Afrika; en anderen, in kleinere groepen, waren over de hele wereld verspreid. Zij hadden bij lange na niet elk land met de Koninkrijksboodschap bereikt, en ook hadden zij in die landen waar zij wel predikten, niet elk deel bereikt. Dit beeld verandert echter verbazingwekkend snel.
Neem bijvoorbeeld Noord-Amerika. Het vasteland strekt zich uit van Canada in het noorden tot Panama, met negen landen daartussenin. Tegen 1945 waren er 81.410 Getuigen in dit uitgestrekte gebied. Vier van de landen rapporteerden elk minder dan twintig Getuigen, en in één land werd helemaal geen georganiseerd predikingswerk verricht. Sindsdien is er in al deze landen een grondig en aanhoudend getuigenis gegeven. Met ingang van 1992 waren er 1.440.165 getuigen van Jehovah in dit deel van de aarde. In de meeste van deze landen heeft elke Getuige gemiddeld slechts een paar honderd mensen om tot te prediken. Een groot deel van de bevolking wordt om de paar maanden door de Getuigen bezocht; velen krijgen elke week bezoek. Er worden geregeld meer dan 1.240.000 huisbijbelstudies met belangstellende personen en groepen gehouden.
Hoe staat het met Europa? Dit deel van de aarde strekt zich uit van Scandinavië tot de Middellandse Zee. Met uitzondering van het grootste deel van het gebied dat vroeger als de Sovjet-Unie bekendstond, was er vóór de Tweede Wereldoorlog al een uitgebreid getuigenis in Europa gegeven. Sindsdien zijn er nieuwe generaties opgegroeid, en ook hun wordt aan de hand van de Schrift getoond dat Gods koninkrijk binnenkort alle menselijke regeringen zal vervangen (Dan. 2:44). Van de paar duizend Getuigen die hun predikingswerk tijdens de oorlog onder strenge beperkingen verrichtten, was het aantal Koninkrijksverkondigers in de 47 landen waarover in 1992 berichten werden gepubliceerd, gestegen tot 1.176.259, inclusief degenen in gebieden die voorheen een deel van de USSR waren, in zowel Europa als Azië. Vijf landen — Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië en Polen — hadden elk ver over de 100.000 ijverige Getuigen. En wat deden al deze Getuigen? Hun bericht over 1992 laat zien dat zij gedurende dat jaar meer dan 230.000.000 uur aan de openbare prediking besteedden door van-huis-tot-huisbezoeken te brengen en huisbijbelstudies te leiden. In hun evangelisatiewerk zagen deze Getuigen zelfs de kleine republiek San Marino, vorstendommen als Andorra en Liechtenstein, of Gibraltar niet over het hoofd. Het voorzegde getuigenis werd inderdaad gegeven.
Ook Afrika ontvangt een uitgebreid getuigenis. De berichten laten zien dat het goede nieuws tot aan 1945 28 landen op dat continent had bereikt, maar in de meeste van deze landen was heel weinig echt getuigeniswerk verricht. Sindsdien is daar echter veel tot stand gebracht. Tegen 1992 waren er 545.044 ijverige Getuigen op het Afrikaanse continent, die het goede nieuws in 45 landen predikten. Op de herdenking van het Avondmaal des Heren dat jaar waren 1.834.863 aanwezigen. Dus niet alleen de groei is verbazingwekkend geweest, maar er is ook een buitengewoon potentieel voor verdere expansie!
Het bericht voor Zuid-Amerika is niet minder opmerkelijk. Hoewel vóór de Tweede Wereldoorlog alle dertien landen op één na met de bijbelse boodschap waren bereikt, waren er destijds op het hele continent slechts 29 gemeenten, en in sommige van die landen was nog geen georganiseerde predikingsactiviteit. De Koninkrijksprediking lag toen nog grotendeels in de toekomst. Sindsdien hebben de Getuigen daar flink gewerkt. Degenen die door het water des levens zijn verkwikt, nodigen heel graag anderen uit door te zeggen: ’Kom, en neem het water des levens om niet’ (Openb. 22:17). In 1992 namen 683.782 dienstknechten van Jehovah in 10.399 gemeenten in Zuid-Amerika vreugdevol deel aan dit werk. Sommigen van hen deden moeite om gebieden te bereiken waar nog geen grondig getuigenis was gegeven. Anderen bezochten de mensen telkens opnieuw in gebieden waar al getuigenis was gegeven, teneinde hen aan te moedigen ’te proeven en te zien dat Jehovah goed is’ (Ps. 34:8). Zij leidden geregeld 905.132 huisbijbelstudies om belangstellenden te helpen hun leven overeenkomstig Jehovah’s wegen in te richten.
Beschouw ook Azië en de vele eilanden en eilandengroepen over de hele aarde. Wat is daar tot stand gebracht? Tot aan het naoorlogse tijdperk waren veel van deze plaatsen nauwelijks met de Koninkrijksprediking bereikt. Maar Jezus Christus voorzei dat dit goede nieuws van het Koninkrijk gepredikt zou worden ’op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis voor alle natiën’ (Matth. 24:14). In overeenstemming daarmee werd de prediking van het goede nieuws die zich voordien tot 76 van deze landen, eilanden en eilandengroepen had uitgestrekt, gedurende de decennia sinds de Tweede Wereldoorlog uitgebreid met nog 40 gebieden en werd ze op reeds eerder bereikte plaatsen geïntensiveerd. In dit uitgestrekte gebied waren in 1992 627.537 toegewijde Getuigen die er grote vreugde in schepten Jehovah’s ’machtige daden en de heerlijkheid van de pracht van zijn koningschap’ bekend te maken (Ps. 145:11, 12). Hun bediening was niet gemakkelijk. Op sommige plaatsen moesten zij urenlang per boot of vliegtuig reizen om afgelegen eilanden in hun gebied te bereiken. Maar gedurende 1992 besteedden zij meer dan 200.000.000 uur aan het evangelisatiewerk en leidden geregeld 685.211 huisbijbelstudies.
De belofte dat ’de kleine tot duizend zou worden’ is beslist vervuld, en wel in overvloedige mate! Meer dan 50 landen waar zelfs geen „kleine” was — waar destijds in 1919 geen getuigen van Jehovah waren, waar zij geen enkele prediking hadden verricht — hebben thans elk meer dan 1000 lofprijzers van Jehovah. In sommige van deze landen zijn nu tienduizenden, ja, zelfs meer dan honderdduizend, getuigen van Jehovah die ijverige verkondigers van Gods koninkrijk zijn! Wereldwijd zijn Jehovah’s Getuigen „een machtige natie” geworden — die als verenigde wereldomvattende gemeente qua aantal groter is dan de afzonderlijke bevolking van elk van ten minste 80 onafhankelijke naties van de wereld.
Hoeveel getuigenis wordt er in „andere landen” gegeven?
Inbegrepen bij al het bovenstaande waren er, met ingang van 1992, nog 24 „andere landen” — die waar Jehovah’s Getuigen onder strenge beperkingen van regeringswege stonden en waarover geen gedetailleerde berichten worden gepubliceerd. In sommige van deze landen is veel getuigeniswerk verricht. Maar in bepaalde landen is het aantal Getuigen heel beperkt. Er zijn nog steeds mensen die de Koninkrijksboodschap niet hebben gehoord. Jehovah’s Getuigen hebben echter het vertrouwen dat het nodige getuigenis gegeven zal worden. Waarom?
Omdat de Schrift laat zien dat Jezus Christus, vanaf zijn hemelse troon, zelf het opzicht heeft over het werk (Matth. 25:31-33). Onder zijn leiding is aan een ’engel die in het midden van de hemel vliegt’, de verantwoordelijkheid toevertrouwd eeuwig goed nieuws bekend te maken en „elke natie en stam en taal en elk volk” ertoe aan te sporen ’God te vrezen en hem heerlijkheid te geven’ (Openb. 14:6, 7). Geen macht in de hemel of op aarde kan Jehovah ervan weerhouden degenen tot zich te trekken die „de juiste gezindheid voor het eeuwige leven” bezitten. — Hand. 13:48; Joh. 6:44.
Geen streek op aarde is zo geïsoleerd dat de Koninkrijksboodschap die niet kan bereiken. Familieleden komen op bezoek. Via de telefoon en de post komt er nieuws. Zakenlieden, arbeiders, studenten en toeristen komen in contact met mensen van andere naties. Net als in het verleden blijft ook nu het belangrijke nieuws dat Jehovah zijn hemelse Koning op de troon heeft geplaatst en hem autoriteit over de naties heeft gegeven, door deze middelen bekendgemaakt worden. De engelen kunnen erop toezien dat degenen die hongeren en dorsten naar waarheid en rechtvaardigheid worden bereikt.
Indien het de wil des Heren is dat de Koninkrijksboodschap in sommige gebieden waar regeringen dit tot nu toe verhinderd hebben, rechtstreekser gepredikt wordt, kan God de omstandigheden dusdanig manoeuvreren dat die regeringen hun beleid veranderen (Spr. 21:1). En daar waar de deuren van gelegenheid misschien nog opengaan, zullen Jehovah’s Getuigen zich graag inspannen om ervoor te zorgen dat mensen in die landen zoveel mogelijk hulp ontvangen om Jehovah’s liefdevolle voornemen te leren kennen. Zij zijn vastbesloten om zonder onderbreking te blijven dienen totdat Jehovah door bemiddeling van Jezus Christus zegt dat het werk volbracht is!
In 1992 waren Jehovah’s Getuigen er druk mee bezig te prediken in 229 landen. Tegen dat jaar had het goede nieuws van Gods koninkrijk op diverse manieren 235 landen bereikt. Tien hiervan werden pas na 1975 bereikt.
Hoe grondig werd er getuigenis gegeven? Welnu, in de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog besteedden Jehovah’s Getuigen 4.635.265.939 uur aan het prediken en onderwijzen over Jehovah’s naam en koninkrijk. Maar met meer Getuigen en een groter deel van hen in de volle-tijddienst werd er in de volgende vijftien jaar (slechts in de helft van het aantal jaren) 7.858.677.940 uur aan het in het openbaar en van huis tot huis getuigenis geven alsook aan het leiden van huisbijbelstudies besteed. En de intensiteit van het werk bleef toenemen, daar zij in 1990⁄91 nog eens 951.870.021 uur en het jaar daarop meer dan een miljard uur aan deze activiteit besteedden.
De hoeveelheid bijbelse lectuur die door de Getuigen is verspreid om het Koninkrijk bekend te maken, alsook de verscheidenheid van talen waarin ze beschikbaar is gesteld, vindt op geen enkel terrein van menselijke inspanningen haar weerga. De berichten zijn onvolledig; maar uit rapporten die nog beschikbaar zijn, blijkt dat er tussen de jaren 1920 en 1992 in 294 talen 10.107.565.269 boeken, brochures en tijdschriften alsmede talloze miljarden traktaten in de handen van belangstellende mensen zijn gelegd.
Terwijl dit geschreven wordt, is het wereldomvattende getuigenis nog niet ten einde. Maar het werk dat tot stand is gebracht en de omstandigheden waaronder het is verricht, verschaffen het overtuigende bewijs van de werking van Gods geest.
[Inzet op blz. 502]
Grote congressen en het christelijke gedrag van de afgevaardigden hebben de aandacht getrokken
[Inzet op blz. 505]
„Ten aanzien van ordelijkheid, vreedzaamheid en properheid verschaffen de congresgangers een navolgenswaardig voorbeeld”
[Inzet op blz. 507]
Historische congressen werden gehouden op plaatsen waar de Getuigen tientallen jaren verboden waren geweest
[Inzet op blz. 508]
Duizenden tonnen bijbelse lectuur werden naar Oosteuropese landen verzonden
[Inzet op blz. 509]
Bekwame ouderlingen boden zich aan om te verhuizen naar landen waar een speciale behoefte bestond
[Inzet op blz. 516]
Zij willen graag in elk huis zoveel mogelijk personen bereiken
[Inzet op blz. 518]
Verbazingwekkende groei en een potentieel voor verdere expansie
[Grafieken/Illustraties op blz. 513]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Toename in Koninkrijksverkondigers in de Oriënt
India
10.000
5.000
1950 1960 1970 1980 1992
Republiek Korea
60.000
30.000
1950 1960 1970 1980 1992
Japan
150.000
100.000
50.000
1950 1960 1970 1980 1992
[Illustratie op blz. 503]
Het Morumbistadion (onder) in São Paulo (Brazilië) en het Maracanãstadion in Rio de Janeiro waren in 1985 gelijktijdig nodig om plaats te bieden aan de menigte congresgangers van Jehovah’s Getuigen
[Illustraties op blz. 504]
Enkele van de doopkandidaten in Chorzów (Polen) in 1989
[Illustraties op blz. 506]
Enkele historische congressen in 1991
Praag, Tsjechoslowakije
Tallin, Estland (rechts)
Zagreb, Kroatië (rechts)
Boedapest, Hongarije (boven)
Baia Mare, Roemenië (rechts)
Oesolje-Sibirskoje, Rusland (onder)
Alma-Ata, Kazachstan (boven)
Kiëv, Oekraïne (links)
[Illustraties op blz. 511]
Internationaal congres van Jehovah’s Getuigen in Sint-Petersburg (Rusland) in 1992
Een hartelijke internationale geest
Uit Rusland
Uit Moldavië
Uit Oekraïne
Veel jongeren waren aanwezig
M. G. Henschel (links) bespreekt met de hulp van een tolk het programma met Stepan Kozhemba (midden)
Buitenlandse afgevaardigden brachten Russische bijbels mee voor gebruik door Getuigen in heel Rusland
[Illustraties op blz. 512]
In de jaren ’80 verklaarde de Katholieke Kerk de Getuigen de oorlog, volgens deze Italiaanse kranteknipsels
[Illustratie op blz. 514]
Wanneer schepen in Rotterdam aanleggen, zijn daar Getuigen om met de bemanning over Gods koninkrijk te spreken
[Illustratie op blz. 515]
Zelfs waar het gebied vaak wordt bewerkt, zoals hier in Guadeloupe, blijven de Getuigen proberen de harten van hun medemensen met het goede nieuws te bereiken