Baptisteria — Stille getuigen van een verloren gebruik
DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN FRANKRIJK
„GEDOOPT door onderdompeling in de kathedraal”, zo luidde een kop van een Franse krant in 2001. Maar op de foto die bij het artikel hoorde, was een nieuwe bekeerling te zien die in een groot doopbassin stond met water dat tot aan zijn knieën reikte en een katholieke bisschop die water over het hoofd van de bekeerling uitgoot. Dit tafereel, dat in veel plaatsen over de hele wereld herhaald wordt, weerspiegelt de trend die sinds het Tweede Vaticaans Concilie in de katholieke kerk heerst om nieuwe bekeerlingen door gedeeltelijke onderdompeling te dopen. Hoewel de meeste katholieken als baby met enkele druppels water zijn gedoopt, kunnen we ons afvragen: Welke vorm van dopen komt overeen met het voorbeeld dat Johannes de Doper en Jezus’ apostelen hebben gegeven? Hoe moeten christenen in deze tijd gedoopt worden? De geschiedenis van de baptisteriaa zal een hulp zijn om die vragen te beantwoorden.
Oorsprong en betekenis van de doop
De christelijke doop vond oorspronkelijk door volledige onderdompeling plaats. Dit feit wordt gestaafd door het Bijbelverslag van de Ethiopische functionaris die door Filippus werd gedoopt. Nadat Filippus hem over de Christus had verteld, zag de functionaris een plaats waar water was en zei toen: „Wát verhindert mij ondergedompeld te worden?” (Handelingen 8:26-39, Naardense Bijbel) Het hier gebruikte Griekse werkwoord is baptizo, dat betrekking heeft op volledige onderdompeling. Dit wordt ondersteund door het feit dat de doop vergeleken wordt met begraven worden (Romeinen 6:4; Kolossenzen 2:12). Het is ook interessant dat een aantal Franse Bijbelvertalers (bijvoorbeeld Chouraqui en Pernot) Johannes de Doper Johannes de Onderdompeler noemen. — Zie de voetnoot bij Mattheüs 3:1 in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen.
In de allereerste eeuwen van het christendom werden personen volledig ondergedompeld op allerlei plaatsen waar voldoende water was, zoals in rivieren, in de zee of in particuliere baden. Maar wegens het groeiende aantal bekeerlingen werden er in veel plaatsen in de Romeinse wereld, van Dalmatië tot Palestina en van Griekenland tot Egypte, baptisteria gebouwd. Een van de oudste die tot nu toe is blootgelegd, bevindt zich in Syrië, aan de oever van de Eufraat, en dateert uit ongeveer 230 van onze jaartelling.
Toen het ’christelijke’ geloof in de vierde eeuw een erkende religie werd in het Romeinse Rijk, werden miljoenen mensen ’christelijk’ en moesten ze gedoopt worden. Overal kwamen daarvoor dus openlijk doopkapellen te staan. Tegen de zesde eeuw waren er alleen al in Rome 25 baptisteria gebouwd, waaronder een bij de basiliek Sint-Jan van Lateranen. In Gallië had elk bisdom waarschijnlijk zijn eigen doopkapel. Dat waren er volgens één bron in totaal zo’n 150. En op het platteland waren er waarschijnlijk nog eens honderden te vinden bij kerkjes, grafmonumenten of kloosters.
Architectuur en watervoorziening
Doopkapellen waren vaak rond of veelhoekig. Ze werden óf als vrijstaand bouwwerk speciaal voor dat doel gebouwd óf aan een bestaande kerk vastgebouwd. Opgravingen onthullen dat het kleine gebouwen waren (gewoonlijk nog geen tweehonderd vierkante meter). Wel waren ze prachtig gedecoreerd met zuilen, marmer, mozaïeken en fresco’s, die soms Bijbelse taferelen voorstelden. Sommige, zoals het baptisterium in Mariana (Corsica), hadden zelfs een sierlijk baldakijn boven het bassin. De naam baptisterium werd ook gebruikt voor het bassin zelf, dat vierkant, rond, langwerpig, zeshoekig, achthoekig of kruisvormig kon zijn. Uit hun breedte en diepte valt af te leiden dat de eerste baptisteria bedoeld waren voor de doop van volwassenen. Ze waren gewoonlijk groot genoeg voor minstens twee personen. In Lyon bijvoorbeeld was het bassin 3,25 meter breed. Veel bassins hadden treden — meestal zeven — om het water in te gaan.
De watertoevoer was uiteraard een voorname zorg voor de ontwerpers. Vaak werd een baptisterium, zoals dat in Nice, gebouwd in de buurt van een natuurlijke bron of in de ruïnes van thermen. Water werd vaak via pijpleidingen in en uit de bassins geleid. In andere gevallen werd met een emmer regenwater uit een nabijgelegen waterreservoir gehaald.
Het baptisterium St.-Jean in Poitiers werd rond het jaar 350 gebouwd en is een goed voorbeeld van hoe een vierde-eeuwse ’christelijke’ doopkapel eruitzag. In een rechthoekige ruimte, omringd door verscheidene bijgebouwtjes, bevond zich een groot achthoekig bassin met drie treden. Het bassin is zo’n 1,40 meter diep en op het breedste punt 2,15 meter breed. Het was aangesloten op een aquaduct dat vanaf een nabijgelegen bron water naar de stad voerde.
Volledige of gedeeltelijke onderdompeling?
Werden mensen in zulke baptisteria bij hun doop volledig ondergedompeld? Sommige katholieke historici zeggen dat dit niet zo was, omdat volgens hen gedeeltelijke doop door besprenkeling (het gieten van water op het hoofd) vroeg in de geschiedenis van de katholieke kerk als mogelijke methode werd genoemd. Ze merken ook op dat veel bassins nog geen meter diep waren, en dus niet diep genoeg om een volwassene onder te kunnen dompelen. Een katholieke encyclopedie zegt dat in Poitiers „de celebrant [priester] zijn voeten op de derde trede kon zetten zonder dat ze nat werden”.
Maar zelfs op afbeeldingen uit latere perioden is volledige onderdompeling de norm, waarbij de kandidaat vóór de doop tot aan zijn borstkas of zelfs tot aan zijn nek in het water staat. (Zie bovenstaande afbeeldingen.) Was volledige onderdompeling ook mogelijk als het water maar tot aan het middel van een volwassene van gemiddelde grootte reikte? Een naslagwerk oppert dat het afvoersysteem tijdelijk stilgelegd kon worden tot de knielende of hurkende doopkandidaat ondergedompeld kon worden.b Pierre Jounel, professor katholieke liturgie in Parijs, merkt op dat de kandidaat „tot zijn middel in het water stond. Door een hand op zijn hoofd te leggen, liet de priester of de diaken hem buigen in het water zodat hij helemaal ondergedompeld kon worden.”
Geleidelijk kleiner
Uiteindelijk veranderde de eenvoudige doopceremonie uit apostolische tijden in een ingewikkeld ritueel, met speciale gewaden en gebaren, exorcismegebeden, waterwijding, het opzeggen van de geloofsbelijdenis en de zalving. De gedeeltelijke onderdompeling kwam steeds meer in zwang. De bassins in baptisteria werden verkleind, sommige tot wel de helft of minder van hun oorspronkelijke breedte en diepte. Het oorspronkelijke meer dan een meter diepe bassin in Cazères bijvoorbeeld was tegen de zesde eeuw nog maar een halve meter diep. Later, rond de twaalfde eeuw, werd in het rooms-katholicisme de gedeeltelijke onderdompeling vervangen door besprenkeling. Volgens de Franse hoogleraar Pierre Chaunu kwam dit doordat „de kinderdoop in landen met een koud klimaat gebruikelijker werd, want je kon een pasgeboren kind niet in koud water dompelen”.
Die ontwikkelingen hadden tot gevolg dat er steeds kleinere doopgelegenheden werden gebouwd. In zijn onderzoek naar de geschiedenis van de doop zegt de historicus Frédéric Buhler: „Uit de archeologie, geschreven documenten en beeldende kunsten blijkt dat de methode om te dopen over het algemeen veranderde van de volledige onderdompeling van volwassenen in de eerste eeuwen van het christelijke tijdperk tot de besprenkeling van baby’s, met als tussenstadia de gedeeltelijke onderdompeling van volwassenen en de volledige onderdompeling van kinderen.”
Momenteel lijkt het gebruik van gedeeltelijke onderdompeling van volwassenen steeds populairder te worden, en de hedendaagse baptisteria zijn groter dan ooit. En in overeenstemming met wat Buhler de nostalgie van de onderdompeling noemde, raadt de hedendaagse liturgie van de katholieke kerk meer dan ooit doop door volledige onderdompeling aan. Het is interessant dat de Bijbel al vanaf het begin heeft aangegeven dat volledige onderdompeling de juiste methode is voor de christelijke doop.
[Voetnoten]
a De term baptisterium of doopkapel duidt gewoonlijk op een kerkgebouw of een deel van een kerk waar doopplechtigheden worden gehouden.
b Veel Getuigen van Jehovah in deze tijd zijn bij hun doop volledig ondergedompeld in kleine zwembadjes of zelfs badkuipen.
[Illustratie op blz. 13]
Het baptisterium St.-Jean in Poitiers
[Illustratie op blz. 13]
Reconstructie van het vijfde-eeuwse baptisterium van Mariana (Corsica)
[Verantwoording]
© J.-B. Héron pour “Le Monde de la Bible”/Restitution: J. Guyon and J.-F. Reynaud, after G. Moracchini-Mazel
[Illustraties op blz. 14]
AFBEELDINGEN VAN CHRISTUS’ DOOP
De Jordaan reikt tot aan Jezus’ romp en engelen brengen handdoeken om zijn lichaam af te drogen (9de eeuw)
[Verantwoording]
Cristal de roche carolingien - Le baptême du Christ © Musée des Antiquités, Rouen, France/Yohann Deslandes
Jezus in de Jordaan, tot aan zijn nek in het water. Links twee engelen met een doek, klaar om zijn lichaam af te drogen (12de eeuw)
[Verantwoording]
© Musée d’Unterlinden - F 68000 COLMAR/Photo O. Zimmermann