Aan de vereisten voor de christelijke doop voldoen
„Wat belet mij gedoopt te worden?” — HANDELINGEN 8:36.
1, 2. Hoe begon Filippus een gesprek met een Ethiopische functionaris, en hoe weten we dat deze man belangstelling voor geestelijke zaken had?
ZO’N twee jaar na de dood van Jezus was een regeringsfunctionaris in zijn wagen onderweg van Jeruzalem naar Gaza. Hij had nog een vermoeiende reis van misschien wel 1500 kilometer voor de boeg. Deze vrome man was helemaal vanuit Ethiopië naar Jeruzalem gekomen om Jehovah te aanbidden. Tijdens de lange terugreis gebruikte hij zijn tijd verstandig door Gods Woord te lezen, wat wel bewijst dat de man gelovig was. Jehovah merkte deze oprechte man op, en door bemiddeling van een engel gebood hij de discipel Filippus om tot hem te prediken. — Handelingen 8:26-28.
2 Het was voor Filippus niet moeilijk een gesprek te beginnen, want de Ethiopische functionaris las naar de gewoonte van die tijd hardop. Filippus kon dus horen dat hij de rol van Jesaja aan het lezen was. Door één eenvoudige vraag, namelijk „Weet gij eigenlijk wel wat gij leest?”, wist Filippus de belangstelling van de man te wekken. Dat leidde tot een bespreking van Jesaja 53:7, 8, waarna Filippus ’hem het goede nieuws omtrent Jezus bekendmaakte’. — Handelingen 8:29-35.
3, 4. (a) Waarom doopte Filippus de Ethiopiër zonder uitstel? (b) Welke vragen zullen we nu beschouwen?
3 Al snel begreep de Ethiopiër Jezus’ rol in Gods voornemen en zag hij in dat hij een gedoopte discipel van Christus moest worden. „Wat belet mij gedoopt te worden?”, vroeg hij Filippus toen hij een geschikt water zag. Natuurlijk waren dit speciale omstandigheden. Deze gelovige man aanbad God al als een joodse proseliet. Hij zou waarschijnlijk niet snel een nieuwe gelegenheid krijgen om gedoopt te worden. En wat nog belangrijker was, hij besefte wat God van hem verlangde en wilde daar zonder meer gehoor aan geven. Filippus stemde verheugd met zijn verzoek in, en eenmaal gedoopt ’vervolgde de Ethiopiër zijn weg met blijdschap’. Ongetwijfeld werd hij in zijn vaderland een vurig prediker van het goede nieuws. — Handelingen 8:36-39.
4 Hoewel de stappen van opdracht en doop niet overhaast of ondoordacht genomen mogen worden, blijkt uit het voorbeeld van de Ethiopische functionaris dat personen soms kort nadat ze de waarheid uit Gods Woord gehoord hadden, werden gedoopt.a Het is daarom passend de volgende vragen te beschouwen: Hoe moet iemand zich op de doop voorbereiden? Welke rol speelt iemands leeftijd? Welke geestelijke vorderingen moet iemand hebben gemaakt voordat hij gedoopt kan worden? En wat nog belangrijker is, waarom wil Jehovah dat zijn dienstknechten deze stap doen?
Een plechtige overeenkomst
5, 6. (a) Hoe reageerde Gods volk in de oudheid op Jehovah’s liefde? (b) In welke intieme verhouding met God kunnen we ons verheugen als we gedoopt zijn?
5 Toen Jehovah de Israëlieten uit Egypte had bevrijd, deed hij het aanbod hen als zijn „speciale bezit” te aanvaarden, hen lief te hebben en te beschermen en hen tot „een heilige natie” te maken. Maar om die zegeningen te ontvangen, moest het volk op Gods liefde reageren door concrete stappen te doen. Dat deden ze door zich bereid te verklaren ’alles te doen wat Jehovah gesproken had’ en door in een verbond met hem te treden (Exodus 19:4-9). In de eerste eeuw gebood Jezus zijn volgelingen discipelen te maken van mensen uit alle naties en degenen die zijn leer aanvaardden, te dopen. Een goede verhouding met God hing af van geloof in Jezus Christus, gevolgd door de doop. — Mattheüs 28:19, 20; Handelingen 2:38, 41.
6 Deze bijbelse verslagen laten zien dat Jehovah degenen zegent die plechtig beloven hem te dienen en dat vervolgens ook doen. Voor christenen zijn opdracht en doop noodzakelijke stappen die tot Jehovah’s zegen leiden. We zijn vastbesloten zijn wegen te volgen en zijn leiding te zoeken (Psalm 48:14). Jehovah op zijn beurt vat ons figuurlijk gesproken bij de hand en leidt ons op de weg die we moeten bewandelen. — Psalm 73:23; Jesaja 30:21; 41:10, 13.
7. Waarom moet iemand persoonlijk beslissen of hij zich opdraagt en laat dopen?
7 De motivatie achter deze stappen moet liefde voor God zijn en het verlangen hem te dienen. Het zou niet goed zijn ons enkel en alleen te laten dopen omdat iemand anders zegt dat we lang genoeg gestudeerd hebben, of omdat onze vrienden zich laten dopen. Natuurlijk kunnen ouders en andere rijpe christenen iemand aanmoedigen over opdracht en doop na te denken. De apostel Petrus drong er bij degenen die met Pinksteren naar hem luisterden, op aan ’gedoopt te worden’ (Handelingen 2:38). Dat neemt niet weg dat onze opdracht een persoonlijke zaak is, een stap die niemand anders voor ons kan doen. We moeten zelf de beslissing nemen om Gods wil te gaan doen. — Psalm 40:8.
Wanneer kan iemand gedoopt worden?
8, 9. (a) Waarom is de kinderdoop bijbels gezien onaanvaardbaar? (b) Welke geestelijke vorderingen moeten jongeren voor hun doop hebben gemaakt?
8 Zijn kinderen in staat zich weloverwogen op te dragen? De bijbel stelt geen leeftijdsvereiste voor de doop. Maar natuurlijk kunnen heel kleine kinderen geen gelovigen worden, geloof oefenen of zich aan God opdragen (Handelingen 8:12). Over de eerste-eeuwse christenen schrijft de geschiedkundige August Neander in zijn boek General History of the Christian Religion and Church: „Aanvankelijk werden alleen volwassenen gedoopt, omdat volgens de algemene opvatting de doop onafscheidelijk verbonden was met geloof.”
9 Sommige jongeren ontwikkelen al op betrekkelijk jonge leeftijd een mate van geestelijke gezindheid, terwijl andere daar meer tijd voor nodig hebben. Maar net als een volwassene moet een jongere voor hij zich laat dopen een persoonlijke band met Jehovah hebben, goed op de hoogte zijn van de grondbeginselen van de bijbel en duidelijk begrijpen wat er bij de opdracht betrokken is.
10. Welke stappen moeten aan opdracht en doop voorafgaan?
10 Jezus droeg zijn discipelen op nieuwelingen alles te leren wat hij geboden had (Mattheüs 28:20). Nieuwelingen moeten dus allereerst een nauwkeurige kennis van de waarheid verkrijgen om vervolgens geloof in Jehovah en in zijn Woord te kunnen ontwikkelen (Romeinen 10:17; 1 Timotheüs 2:4; Hebreeën 11:6). Als de bijbelse waarheid dan hun hart raakt, zullen ze ertoe bewogen worden berouw te hebben en hun vroegere levenswijze de rug toe te keren (Handelingen 3:19). Ten slotte bereiken zulke personen het punt dat ze zich aan Jehovah willen opdragen en in overeenstemming met Jezus’ gebod gedoopt willen worden.
11. Waarom is het belangrijk dat we vóór onze doop al een geregeld aandeel aan de prediking hebben?
11 Iemand die vorderingen maakt in de richting van de doop moet nog een belangrijke stap doen: gaan deelnemen aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Dit is het belangrijkste werk dat Jehovah zijn volk in deze laatste dagen te doen heeft gegeven (Mattheüs 24:14). Niet-gedoopte verkondigers kunnen zo de vreugde smaken anderen over hun geloof te vertellen. Hun deelname aan dit werk rust hen ook toe om na hun doop geregeld een ijverig aandeel aan de velddienst te hebben. — Romeinen 10:9, 10, 14, 15.
Weerhoudt iets u ervan gedoopt te worden?
12. Wat kan sommigen ervan weerhouden zich te laten dopen?
12 Sommigen schrikken ervoor terug zich te laten dopen omdat ze tegen de verantwoordelijkheid opzien die ermee gepaard gaat. Ze beseffen dat ze grote veranderingen in hun leven moeten aanbrengen om aan Jehovah’s maatstaven te voldoen. Of ze zijn bang dat ze er moeite mee zullen hebben na hun doop overeenkomstig Gods vereisten te leven. Er zijn er zelfs die redeneren dat ze misschien op een dag iets slechts doen en dan worden uitgesloten.
13. Wat weerhield sommige personen in Jezus’ tijd ervan zijn volgelingen te worden?
13 In Jezus’ tijd lieten sommigen zich er door persoonlijke belangen en familiebanden van weerhouden zijn discipelen te worden. Een schriftgeleerde zei dat hij Jezus zou volgen waarheen Hij ook ging. Maar Jezus maakte duidelijk dat hij vaak zelfs geen plaats had om de nacht door te brengen. Toen Jezus een andere toehoorder uitnodigde zijn volgeling te zijn, zei deze man dat hij eerst zijn vader moest „begraven”. Waarschijnlijk bleef hij in afwachting van de dood van zijn vader liever thuis dan dat hij Jezus volgde en zich pas met die gezinsverantwoordelijkheid ging bezighouden op het moment dat het nodig was. Een derde zei ten slotte dat hij eerst ’afscheid moest nemen’ van zijn huisgenoten voordat hij Jezus ging volgen. Jezus karakteriseerde het talmen van die persoon als ’zien naar de dingen die achter hem liggen’. Blijkbaar kunnen personen die dat willen dus altijd wel een excuus vinden om onder hun christelijke verantwoordelijkheid uit te komen. — Lukas 9:57-62.
14. (a) Hoe reageerden Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes toen Jezus hen uitnodigde vissers van mensen te worden? (b) Waarom moeten we niet aarzelen Jezus’ juk te aanvaarden?
14 Hoe anders reageerden Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes. Toen Jezus hen uitnodigde om hem te volgen en vissers van mensen te worden, lieten zij volgens de bijbel „terstond . . . de netten in de steek en volgden hem” (Mattheüs 4:19-22). Door prompt die beslissing te nemen, ondervonden zij persoonlijk de waarheid van wat Jezus hun later zei: „Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Mattheüs 11:29, 30). We nemen met de doop inderdaad een juk van verantwoordelijkheid op ons, maar Jezus verzekert ons dat dit juk prettig en draaglijk is en ons enorm zal verkwikken.
15. Hoe blijkt uit de voorbeelden van Mozes en Jeremia dat we erop kunnen vertrouwen Gods steun te ontvangen?
15 Het is helemaal niet vreemd als we het gevoel hebben dat we de verantwoordelijkheid die de doop met zich meebrengt, niet aankunnen. Zowel Mozes als Jeremia voelden zich aanvankelijk niet bekwaam genoeg om de toewijzingen die Jehovah hun gaf te behartigen (Exodus 3:11; Jeremia 1:6). Hoe stelde God hen gerust? „Ik zal bewijzen met u te zijn”, zei hij tegen Mozes. En Jeremia beloofde hij: „Ik ben met u om u te bevrijden” (Exodus 3:12; Jeremia 1:8). Ook wij kunnen erop vertrouwen dat God ons zal steunen. Liefde voor God en vertrouwen in hem kunnen ons helpen om aanhoudende twijfels of we wel overeenkomstig onze opdracht kunnen leven te overwinnen. „Er is in de liefde geen vrees,” schreef de apostel Johannes, „maar volmaakte liefde werpt vrees buiten” (1 Johannes 4:18). Een kleine jongen die in zijn eentje ergens heen moet, kan bang zijn, maar loopt hij aan de hand van zijn vader, dan is hij vol vertrouwen. Zo is het ook met ons. Als we met heel ons hart op Jehovah vertrouwen terwijl we met hem wandelen, belooft hij ’onze paden recht te maken’. — Spreuken 3:5, 6.
Een waardige gebeurtenis
16. Waarom behelst de doop een volledige onderdompeling in water?
16 Gewoonlijk gaat aan de eigenlijke doop een bijbelse lezing vooraf waarin de betekenis van de christelijke doop wordt uiteengezet. Aan het eind van die lezing wordt de doopkandidaten gevraagd een openbare bekendmaking van hun geloof te doen door de twee doopvragen te beantwoorden (Romeinen 10:10; zie het kader op blz. 22). Daarna worden de dopelingen in water ondergedompeld, waardoor ze het voorbeeld volgen dat Jezus zelf gegeven heeft. De bijbel laat zien dat Jezus na zijn doop ’uit het water omhoogkwam’ of „uit het water opkwam” (Mattheüs 3:16; Markus 1:10). Daaruit blijkt duidelijk dat Johannes de Doper Jezus helemaal had ondergedompeld.b Door de volledige onderdompeling wordt op passende wijze de ingrijpende verandering gesymboliseerd die we in ons leven hebben aangebracht — in figuurlijke zin sterven we ten aanzien van onze vroegere levenswijze en beginnen we een nieuw leven in Gods dienst.
17. Hoe kunnen zowel de dopelingen als de toeschouwers tot de waardigheid van de gebeurtenis bijdragen?
17 De doop is zowel een ernstige als een vreugdevolle gebeurtenis. Volgens de bijbel bad Jezus toen Johannes hem in de Jordaan onderdompelde (Lukas 3:21, 22). In overeenstemming met dit voorbeeld moeten dopelingen ook nu van een gepast decorum blijk geven. De bijbel dringt er bij ons op aan ons in ons dagelijks leven bescheiden te kleden. Moeten we dat dan niet des te meer doen op de dag van onze doop? (1 Timotheüs 2:9) Ook toeschouwers kunnen gepast respect tonen door aandachtig naar de dooplezing te luisteren en zich bij de eigenlijke doop ordelijk te gedragen. — 1 Korinthiërs 14:40.
Zegeningen voor gedoopte discipelen
18, 19. Welke voorrechten en zegeningen brengt de doop met zich mee?
18 Door ons aan God op te dragen en ons te laten dopen, gaan we deel uitmaken van een unieke familie. Allereerst wordt Jehovah onze Vader en onze Vriend. Vóór onze doop waren we van God vervreemd; nu worden we met hem verzoend (2 Korinthiërs 5:19; Kolossenzen 1:20). Door het offer van Christus zijn we tot God genaderd en is hij tot ons genaderd (Jakobus 4:8). De profeet Maleachi beschrijft hoe Jehovah aandacht schenkt aan degenen die zijn naam gebruiken en dragen, en hoe hij naar hen luistert en hun namen in zijn gedenkboek optekent. „Zij zullen stellig van mij worden”, zegt God, „en ik wil hun mededogen betonen, net zoals een man mededogen toont jegens zijn zoon die hem dient.” — Maleachi 3:16-18.
19 Door de doop kunnen we ook deel gaan uitmaken van een wereldwijde broederschap. Toen de apostel Petrus vroeg welke zegeningen Christus’ discipelen zouden ontvangen wegens de offers die ze hadden gebracht, beloofde Jezus: „Ieder die ter wille van mijn naam huizen of broers of zusters of vader of moeder of kinderen of landerijen heeft verlaten, zal vele malen meer ontvangen en eeuwig leven beërven” (Mattheüs 19:29). Jaren later schreef Petrus over „de gehele gemeenschap van broeders” die „in de wereld” was ontstaan. Petrus had persoonlijk de steun en zegeningen van een liefdevolle broederschap ervaren, en wij kunnen dat ook. — 1 Petrus 2:17; 5:9.
20. Welk gezegende vooruitzicht biedt de doop?
20 Verder gaf Jezus te kennen dat degenen die hem volgen ’eeuwig leven zullen beërven’. Ja, door zich op te dragen en te laten dopen, krijgt iemand het vooruitzicht op „het werkelijke leven”, eeuwig leven in Gods nieuwe wereld (1 Timotheüs 6:19). Zouden we voor onszelf en ons gezin ooit een beter fundament voor de toekomst kunnen leggen? Dit gezegende vooruitzicht zal ons in staat stellen ’tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig, in de naam van Jehovah, onze God, te wandelen’. — Micha 4:5.
[Voetnoten]
a Ook de drieduizend joden en proselieten die met Pinksteren naar Petrus’ toespraak luisterden, werden onverwijld gedoopt. Natuurlijk waren zij net als de Ethiopische eunuch al bekend met de grondleerstellingen en -beginselen uit Gods Woord. — Handelingen 2:37-41.
b Het Griekse woord ba·ptiʹsma (doop) duidt op „de handeling van onderdompeling, zowel het onder water gaan als het eruit opkomen”, aldus Vines Expository Dictionary of New Testament Words.
Overzichtsvragen
• Hoe en waarom moeten we op Jehovah’s liefde reageren?
• Welke geestelijke vorderingen moeten aan de doop voorafgaan?
• Waarom mogen we ons er niet door faalangst of doordat we ertegen opzien verantwoordelijkheid te aanvaarden, van laten weerhouden ons te laten dopen?
• In welke unieke zegeningen kunnen gedoopte discipelen van Jezus Christus zich verheugen?
[Illustratie op blz. 26]
„Wat belet mij gedoopt te worden?”
[Illustraties op blz. 29]
De doop is zowel een ernstige als een vreugdevolle gebeurtenis