Cesarea en de vroege christenen
IN DE oude havenstad Cesarea, die kort vóór de geboorte van Jezus Christus door Herodes de Grote werd gesticht, zijn onlangs een aantal archeologische ontdekkingen gedaan. Deze vondsten worden thans in een ambulante expositie, „Koning Herodes’ droom” genaamd, in Noord-Amerika tentoongesteld.a
Herodes trachtte bij de Romeinse keizer Caesar Augustus in de gunst te komen. Daarom noemde hij de stad Cesarea (wat „Aan Caesar toebehorend” betekent) en haar haven Sebastos (Grieks voor „Augustus”). Herodes’ arbeiders bouwden een verbazingwekkende haven voor misschien wel honderd schepen en een schitterende tempel met een enorm standbeeld voor de aanbidding van de keizer.
Romeins bestuur
Cesarea werd de officiële residentie van de Romeinse procurators — de mannen die Judéa bestuurden. Cesarea was het centrum van Romes politieke en militaire activiteit. In deze stad werden de legeroverste Cornelius en „zijn bloedverwanten en intieme vrienden” de eerste onbesneden niet-joden die het christendom aanvaardden (Handelingen hfdst. 10). De evangelist Filippus ging naar Cesarea, evenals de apostel Petrus. Sommige van de schepen waarmee de apostel Paulus zijn zendingsreizen maakte, deden de haven van Cesarea aan. En omstreeks het jaar 56 G.T. verbleven Paulus en Lukas in het huis van Filippus, die zich daar klaarblijkelijk gevestigd had en wiens vier dochters God eveneens dienden. — Handelingen 8:40; 12:18, 19; 18:21, 22; 21:8, 9.
Cesarea was ook de plaats waarheen Paulus werd gebracht om voor de Romeinse bestuurder Felix te verschijnen. Daar uitte Paulus ook zijn beroemde woorden tot Festus: „Ik beroep mij op caesar!” — Handelingen hfdst. 23–26.
De expositie
Wanneer u deze expositieruimte binnenkomt, ziet u eerst een standbeeld van Tyche, de godin van Cesarea. Haar naam betekent „Geluk”. De aldaar wonende christenen verlieten zich echter niet op een geluksgodin maar op de ware God, Jehovah. Zij stelden ook geloof in Jezus Christus, op wiens leven koning Herodes het gemunt had.
In de volgende twee zalen ziet u hoe archeologen de in Cesarea gevonden dingen hebben blootgelegd en hoe de haven werd gebouwd. In de vierde zaal ziet u vervolgens een reproduktie van een van de belangrijkste vondsten in Cesarea. Het is de enige bekende inscriptie van de Romeinse bestuurder voor wie Jezus Christus moest verschijnen. De inscriptie luidt: „Pontius Pilatus, prefect van Judéa”.
Ook bevinden zich in deze zaal twee kleine, uitermate interessante bronzen munten. De eerste (rechts) draagt de inscriptie: „Jaar twee van de vrijheid van Sion”. Op de tweede staan de woorden: „Jaar vier van de bevrijding van Sion”. Volgens geleerden dateren deze munten uit 67 G.T. en 69 G.T. De „vrijheid” waarop wordt gezinspeeld, was de periode waarin de joden Jeruzalem bezet hielden nadat Cestius Gallus zijn aanvallende Romeinse legermacht in het jaar 66 G.T. had teruggetrokken.
Deze terugtrekking maakte het mogelijk uit Jeruzalem te vluchten. Degenen die geloof stelden in Jezus, deden dit inderdaad, want hij had specifiek gezegd: „Wanneer gij . . . Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is. Laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in haar midden zijn, eruit trekken, en laten zij die zich in de landstreken bevinden, er niet binnengaan” (Lukas 21:20, 21). De vervaardigers van deze „zege”-munten hadden klaarblijkelijk geen idee van de vernietiging die hun te wachten stond!
In het jaar 70 G.T. kwam het Romeinse leger terug, veroverde Jeruzalem en verwoestte de tempel. Volgens Josephus doodden de Romeinse soldaten meer dan een miljoen mensen, die voor de viering van het Pascha in de stad bijeenwaren. De Romeinse generaal Titus vierde deze overwinning — en de verjaardag van zijn broer Domitianus — met spelen in Cesarea’s amfitheater. Daar werden 2500 gevangenen voor de wilde beesten geworpen, verbrand of in gladiatorengevechten gedood.
De volgende zaal van de expositie bevat een standbeeld van de met talrijke borsten uitgebeelde vruchtbaarheidsgodin Artemis van Éfeze. Dit is dezelfde godin wier aanbidders in Éfeze te hoop liepen toen Paulus’ prediking velen ertoe bracht de walgelijke afgodenaanbidding de rug toe te keren en Jezus Christus te volgen. — Handelingen 19:23-41.
Een uitstalling van gebroken aardewerk toont aan in welke mate er in de eerste eeuw werd gereisd, zoals in de Schrift wordt onthuld. In slechts één opslagplaats uit de oudheid werden aardewerkfragmenten gevonden uit ver uiteenliggende plaatsen als Joegoslavië, Italië, Spanje en misschien Noord-Afrika. Aangezien er op zo’n grote schaal werd gereisd, is het gemakkelijk te begrijpen dat bezoekers uit verafgelegen plaatsen van het Romeinse Rijk ten tijde van Pinksteren 33 G.T. in Jeruzalem konden zijn. Daar hoorden velen het goede nieuws in hun eigen taal, werden gelovigen en werden gedoopt. Waarschijnlijk hebben sommigen het goede nieuws naar hun eigen land mee teruggenomen toen zij per boot uit Cesarea vertrokken. — Handelingen hfdst. 2.
In de volgende zaal ziet men een grote witte rechthoekige plaat die het fundament vormt van fragmenten van een derde- of vierde-eeuwse marmeren stèle. Oorspronkelijk stonden hierop de 24 afdelingen van de priesterlijke families vermeld in de volgorde waarin zij in Jeruzalems tempel dienst verrichtten. Die tempel lag al honderden jaren in puin, maar de joden hadden het volste vertrouwen dat hij weldra herbouwd zou worden. Eeuwen later baden zij nog steeds tot God of hij de priesterlijke afdelingen in hun tijd wilde herstellen. De tempel werd echter niet herbouwd. Jezus had de verwoesting ervan voorzegd. En voordat de tempel werd verwoest, had de apostel Paulus, een jood en voormalige Farizeeër, te kennen gegeven dat God die tempel door iets beters had vervangen — door een veel grootsere, geestelijke tempel, die slechts door dat met handen gemaakte bouwwerk in Jeruzalem was geïllustreerd, afgebeeld of voorgesteld. — Matthéüs 23:37–24:2; Hebreeën hfdst. 8, 9.
Sindsdien zijn er vele eeuwen verstreken en zijn er veroveraars gekomen en gegaan. Cesarea’s ruïnes zonken weg onder het zand en de zee. Daar bleven ze liggen tot de komst van hedendaagse archeologen, wier ontdekkingen ons hebben geholpen het leven in oude tijden en enkele van de dingen die wij in Gods Woord, de bijbel, lezen, beter te begrijpen.
[Voetnoten]
a De vondsten zijn reeds tentoongesteld in het National Museum of Natural History in Washington, het Los Angeles County Museum en het Museum of Natural History in Denver (Colorado). Tot de andere museums waar de expositie gehouden zal worden, behoren het Science Museum of Minnesota in Saint Paul en het Boston Museum of Science, alsook het Canadian Museum of Civilization in Ottawa.
[Illustratie op blz. 24]
Tyche, Cesarea’s geluksgodin
[Verantwoording]
Aaron Levin
[Illustratieverantwoording op blz. 23]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.
Met vriendelijke toestemming van Los Angeles County Museum
[Illustratieverantwoording op blz. 24]
Israëlische afdeling Antiquiteiten en Museums; foto’s van het Israëlmuseum, Jeruzalem
Met vriendelijke toestemming van Los Angeles County Museum