Lichtflitsen in apostolische tijden
„Licht is er opgegaan voor de rechtvaardige, en verheuging zelfs voor de oprechten van hart.” — PSALM 97:11.
1. In welk opzicht lijken Jehovah’s Getuigen in deze tijd op de vroege christenen?
HOEZEER waarderen wij als ware christenen de woorden uit Psalm 97:11! Voor ons is er herhaaldelijk ’licht opgegaan’. Ja, sommigen van ons hebben al tientallen jaren gezien hoe Jehovah helder licht op zijn Woord heeft doen schijnen. Dit alles herinnert ons aan Spreuken 4:18, waar staat: „Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is.” Dat wij als Jehovah’s Getuigen meer waarde hechten aan de Schrift dan aan overleveringen, doet ons op de vroege christenen lijken. Hun houding blijkt duidelijk uit zowel de historische boeken als de brieven die deel uitmaken van de christelijke Griekse Geschriften, die onder goddelijke inspiratie werden geschreven.
2. Wat waren enkele van de eerste lichtflitsen die Jezus’ volgelingen ontvingen?
2 Enkele van de eerste lichtflitsen die de vroege volgelingen van Jezus Christus ontvingen, hadden te maken met de Messias. Andreas zei tot zijn broer Simon Petrus: „Wij hebben de Messias gevonden” (Johannes 1:41). Enige tijd later stelde de Vader in de hemel de apostel Petrus in staat daarvan getuigenis af te leggen toen deze tot Jezus Christus zei: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” — Mattheüs 16:16, 17; Johannes 6:68, 69.
Licht op hun predikingsopdracht
3, 4. Hoe lichtte Jezus, na zijn opstanding, zijn volgelingen in over hun toekomstige activiteit?
3 Na zijn opstanding wierp Jezus Christus herhaaldelijk licht op een verplichting die op al zijn volgelingen rustte. Hoogstwaarschijnlijk waren het de 500 in Galilea bijeengekomen discipelen tot wie hij zei: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Mattheüs 28:19, 20; 1 Korinthiërs 15:6). In het vervolg zouden alle volgelingen van Christus predikers zijn, en hun predikingsopdracht zou niet beperkt blijven tot „de verloren schapen van het huis van Israël” (Mattheüs 10:6). Ook zouden zij niet Johannes’ doop als symbool van berouw tot vergeving van zonden verrichten. In plaats daarvan moesten zij mensen dopen „in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest”.
4 Vlak voordat Jezus naar de hemel opsteeg, vroegen zijn elf getrouwe apostelen: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” In plaats van die vraag te beantwoorden, gaf Jezus verdere instructies over hun predikingsopdracht, door te zeggen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.” Tot dan toe waren zij uitsluitend getuigen van Jehovah geweest, maar nu zouden zij ook getuigen van Christus zijn. — Handelingen 1:6-8.
5, 6. Welke lichtflitsen ontvingen Jezus’ discipelen met Pinksteren?
5 Wat een heldere lichtflitsen ontvingen Jezus’ volgelingen slechts tien dagen later! Op de pinksterdag in 33 G.T. beseften zij voor het eerst ten volle de betekenis van Joël 2:28, 29, waar Jehovah zei: „Ik [zal] mijn geest . . . uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen stellig profeteren. Wat uw oude mannen betreft, dromen zullen zij dromen. Wat uw jonge mannen betreft, visioenen zullen zij zien. En zelfs op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn geest uitstorten.” Jezus’ discipelen zagen hoe de heilige geest werd uitgestort, want op de hoofden van allen die in Jeruzalem waren bijeengekomen — ongeveer 120 mannen en vrouwen — verschenen tongen als van vuur. — Handelingen 1:12-15; 2:1-4.
6 Eveneens op de pinksterdag begrepen de discipelen voor het eerst dat de woorden uit Psalm 16:10 betrekking hadden op de uit de dood opgewekte Jezus Christus. De psalmist had gezegd: „Gij [Jehovah God] zult mijn ziel in Sjeool niet verlaten. Gij zult niet toelaten dat hij die jegens u loyaal is, de kuil ziet.” De discipelen beseften dat die woorden geen betrekking konden hebben gehad op koning David, want zijn graf was tot op die dag bij hen. Geen wonder dat ongeveer 3000 van degenen die dit nieuwe licht hoorden uitleggen, zo overtuigd raakten dat zij nog diezelfde dag werden gedoopt! — Handelingen 2:14-41.
7. Hoe flitste er voor de apostel Petrus tijdens zijn bezoek aan de Romeinse legeroverste Cornelius een helder licht op?
7 Vele eeuwen lang waren de Israëlieten zich bewust geweest van wat God over hen had gezegd: „Ulieden alleen heb ik gekend uit alle families van de aardbodem” (Amos 3:2). Er flitste voor de apostel Petrus en degenen die hem naar het huis van de Romeinse legeroverste Cornelius vergezelden, dus werkelijk een helder licht op toen de heilige geest voor het eerst op onbesneden heidense gelovigen neerdaalde. Het is opmerkenswaard dat dit de enige keer was dat de heilige geest werd uitgestort voordat de betrokkenen gedoopt werden. Maar dat moest wel. Anders zou Petrus niet geweten hebben dat deze onbesneden heidenen voor de doop in aanmerking kwamen. Ten volle doordrongen van de betekenis van dit verschijnsel, vroeg Petrus: „Kan iemand water verbieden, zodat dezen [heidenen], die evenals wij de heilige geest hebben ontvangen, niet gedoopt zouden worden?” Natuurlijk kon geen van de aanwezigen terecht bezwaar maken, en deze heidenen werden dan ook gedoopt. — Handelingen 10:44-48; vergelijk Handelingen 8:14-17.
Geen besnijdenis meer
8. Waarom vonden sommige vroege christenen het moeilijk de besnijdenis te laten varen?
8 Nog een helder waarheidslicht flitste op in verband met de kwestie van de besnijdenis. Het gebruik van de besnijdenis vond zijn oorsprong in 1919 v.G.T., toen Jehovah een verbond met Abraham sloot. Bij die gelegenheid gebood God Abraham dat hij en alle andere mannelijke leden van zijn huisgezin besneden moesten worden (Genesis 17:9-14, 23-27). De besnijdenis werd dus een identificerend kenmerk van de nakomelingen van Abraham. En wat waren zij trots op dit gebruik! Het gevolg was dat de term „onbesneden” een minachtende betekenis kreeg (Jesaja 52:1; 1 Samuël 17:26, 27). Het is gemakkelijk te begrijpen waarom zekere vroege joodse christenen aan dit symbool wilden vasthouden. Sommigen van hen hadden een heftige discussie met Paulus en Barnabas over deze kwestie. Om de zaak te beslechten, gingen Paulus en anderen naar Jeruzalem om het christelijke besturende lichaam te raadplegen. — Handelingen 15:1, 2.
9. Welke lichtflitsen werden er aan het vroege besturende lichaam geopenbaard, zoals in Handelingen hoofdstuk 15 staat opgetekend?
9 Deze keer ontvingen die vroege christenen niet door middel van een onmiskenbaar wonder het licht dat de besnijdenis voor Jehovah’s dienstknechten geen vereiste meer was. Zij ontvingen dat toegenomen licht veeleer door de Schrift te onderzoeken, voor leiding naar de heilige geest op te zien en te luisteren naar de ervaringen van Petrus en Paulus over de bekering van onbesneden heidenen (Handelingen 15:6-21). De beslissing werd meegedeeld in een brief, die ten dele luidde: „Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht u geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij” (Handelingen 15:28, 29). Aldus werden de vroege christenen ontheven van de verplichting zich aan de besnijdenis en de andere vereisten van de Mozaïsche wet te houden. Vandaar dat Paulus tot de christenen in Galatië kon zeggen: „Voor zulk een vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt.” — Galaten 5:1.
Waarheidslicht in de Evangeliën
10. Wat waren enkele van de lichtflitsen die in het Evangelie van Mattheüs werden geopenbaard?
10 Het lijdt geen twijfel dat het Evangelie van Mattheüs, geschreven omstreeks 41 G.T., voor de lezers ervan heel wat lichtflitsen bevat. Betrekkelijk weinig eerste-eeuwse christenen hadden Jezus persoonlijk zijn leringen horen uiteenzetten. Het Evangelie van Mattheüs in het bijzonder beklemtoonde dat het thema van Jezus’ prediking het Koninkrijk was. En hoe krachtig had Jezus de nadruk gelegd op de belangrijkheid dat men de juiste beweegreden moet hebben! Wat een lichtflitsen waren er in zijn Bergrede, in zijn gelijkenissen (die in hoofdstuk 13 bijvoorbeeld) en in zijn uitvoerige profetie in hoofdstuk 24 en 25! Dit alles werd de vroege christenen in het Evangelie van Mattheüs, dat slechts zo’n acht jaar na Pinksteren 33 G.T. werd geschreven, onder de aandacht gebracht.
11. Wat kan er over de inhoud van de evangeliën van Lukas en Markus worden gezegd?
11 Ongeveer vijftien jaar later schreef Lukas zijn evangelie. Hoewel er veel overeenkomsten zijn met het verslag van Mattheüs, bevat het voor 59 procent aanvullende inlichtingen. Lukas heeft zes van Jezus’ wonderen alsook meer dan tweemaal dat aantal van Zijn illustraties opgetekend die niet door de andere evangelieschrijvers worden vermeld. Naar het schijnt slechts enkele jaren later schreef Markus zijn evangelie, waarbij hij de nadruk legde op Jezus Christus als een man van de daad, iemand die wonderen verrichtte. Hoewel Markus voor het merendeel gebeurtenissen verhaalde die al eerder door Mattheüs en Lukas op schrift waren gesteld, heeft hij één gelijkenis opgetekend die zij niet hebben vermeld. In die illustratie vergeleek Jezus het koninkrijk Gods met zaad dat ontkiemt, opgroeit en geleidelijk vrucht draagt.a — Markus 4:26-29.
12. In welke mate verschafte het Evangelie van Johannes verdere geestelijke verlichting?
12 Dan was er het Evangelie van Johannes, geschreven meer dan dertig jaar nadat Markus zijn verslag optekende. Wat een vloed van licht wierp Johannes op Jezus’ bediening, vooral door de vele verwijzingen naar Zijn voormenselijke bestaan! Alleen Johannes verschaft het verslag over de opstanding van Lazarus, en alleen hij deelt ons vele schitterende dingen mee die Jezus tot zijn getrouwe apostelen heeft gezegd, alsook zijn hartverwarmende gebed op de avond waarin hij verraden werd, zoals in hoofdstuk 13 tot en met 17 staat opgetekend. Men zegt zelfs dat 92 procent van het Evangelie van Johannes uitsluitend in zijn boek voorkomt.
Lichtflitsen in de brieven van Paulus
13. Waarom beschouwen sommigen de brief van Paulus aan de Romeinen alsof het een evangelie was?
13 De apostel Paulus werd in het bijzonder gebruikt om flitsen van waarheidslicht door te geven aan christenen die in apostolische tijden leefden. Daar is bijvoorbeeld de brief van Paulus aan de Romeinen, geschreven omstreeks 56 G.T. — ongeveer in dezelfde tijd dat Lukas zijn evangelie schreef. In deze brief laat Paulus duidelijk uitkomen dat rechtvaardigheid wordt toegerekend als gevolg van Gods onverdiende goedheid en door middel van geloof in Jezus Christus. De nadruk die Paulus op dit aspect van het goede nieuws legt, heeft sommigen ertoe gebracht zijn brief aan de Romeinen te bezien alsof het een vijfde evangelie was.
14-16. (a) Welk licht wierp Paulus in zijn eerste brief aan christenen in Korinthe op de noodzaak van eenheid? (b) Welk verdere licht aangaande gedrag bevat Eén Korinthiërs?
14 Paulus schreef over bepaalde aangelegenheden die de christenen in Korinthe verontrustten. Zijn brief aan de Korinthiërs bevat veel geïnspireerde raad waar christenen tot in onze tijd profijt van hebben getrokken. Om te beginnen moest hij de Korinthiërs duidelijk maken dat zij verkeerd bezig waren door persoonlijkheidsculten op te bouwen rondom bepaalde personen. De apostel corrigeerde hun zienswijze door vrijmoedig tot hen te zeggen: „Nu vermaan ik u, broeders, door de naam van onze Heer Jezus Christus, dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang.” — 1 Korinthiërs 1:10-15.
15 In de christelijke gemeente in Korinthe werd grove immoraliteit getolereerd. Een man daar had de vrouw van zijn vader genomen en beoefende aldus ’zulk een hoererij als zelfs onder de natiën niet voorkwam’. Onomwonden schreef Paulus: „Verwijdert de goddeloze man uit uw midden” (1 Korinthiërs 5:1, 11-13). Dat was iets nieuws voor de christelijke gemeente — uitsluiting. Een andere aangelegenheid waarover de gemeente in Korinthe opheldering moest worden verschaft, had te maken met het feit dat sommige van haar leden hun geestelijke broeders voor wereldlijke rechtbanken daagden om grieven te beslechten. Paulus bestrafte hen hier krachtig voor. — 1 Korinthiërs 6:5-8.
16 Nog een andere kwestie die voor de gemeente in Korinthe een reden tot bezorgdheid was, had te maken met seksuele betrekkingen. In 1 Korinthiërs hoofdstuk 7 maakte Paulus duidelijk dat het, wegens het algemeen voorkomen van seksuele immoraliteit, goed zou zijn als iedere man zijn eigen vrouw en iedere vrouw haar eigen man had. Paulus liet ook uitkomen dat, hoewel ongehuwden Jehovah met minder afleiding kunnen dienen, niet allen de gave van de ongehuwde staat hadden. En indien de man van een vrouw zou sterven, zou zij vrij zijn om te hertrouwen, maar „alleen in de Heer”. — 1 Korinthiërs 7:39.
17. Welk licht wierp Paulus op de leer van de opstanding?
17 Wat een lichtflitsen wierp de Heer door bemiddeling van Paulus op de opstanding! Met wat voor lichaam zullen gezalfde christenen worden opgewekt? „Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam”, schreef Paulus. Er zullen geen vleselijke lichamen in de hemel worden opgenomen, omdat „vlees en bloed Gods koninkrijk niet kunnen beërven”. Paulus voegde eraan toe dat niet alle gezalfden in de dood zullen slapen, maar dat gedurende Jezus’ tegenwoordigheid sommigen bij hun dood terstond tot onsterfelijk leven zullen worden opgewekt. — 1 Korinthiërs 15:43-53.
18. Welk licht met betrekking tot de toekomst bevatte Paulus’ eerste brief aan de Thessalonicenzen?
18 In zijn brief aan de christenen in Thessalonika werd Paulus gebruikt om licht op de toekomst te werpen. Jehovah’s dag zou komen als een dief in de nacht. Paulus zette ook uiteen: „Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’, dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen zoals het barenswee over een zwangere vrouw, en zij zullen geenszins ontkomen.” — 1 Thessalonicenzen 5:2, 3.
19, 20. Welke lichtflitsen ontvingen de christenen in Jeruzalem en Judea in Paulus’ brief aan de Hebreeën?
19 Door zijn brief aan de Hebreeën te schrijven, gaf Paulus heel wat lichtflitsen door aan de vroege christenen in Jeruzalem en Judea. Hoe krachtig liet hij uitkomen dat het christelijke stelsel van aanbidding superieur was aan het Mozaïsche stelsel van aanbidding! In plaats van de door engelen overgebrachte Wet te volgen, stellen christenen geloof in een redding waarover voor het eerst werd gesproken door Gods Zoon, die verre superieur is aan zulke engelenboden (Hebreeën 2:2-4). Mozes was slechts een dienaar in het huis van God. Jezus Christus daarentegen bestuurt het gehele huis. Christus is een hogepriester naar de wijze van Melchizedek en bekleedt daarmee een positie die verre superieur is aan het Aäronitische priesterschap. Paulus maakte ook duidelijk dat de Israëlieten Gods rust niet konden binnengaan omdat het hun aan geloof en gehoorzaamheid ontbrak, maar dat christenen er wèl binnengaan wegens hun geloof en gehoorzaamheid. — Hebreeën 3:1–4:11.
20 Verder is ook het nieuwe verbond verre superieur aan het Wetsverbond. Zoals 600 jaar tevoren in Jeremia 31:31-34 was voorzegd, is bij degenen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen, Gods wet in hun hart geschreven en genieten zij ware vergeving van zonden. In plaats van een hogepriester te hebben die jaarlijks slachtoffers voor zijn eigen zonden en die van het volk moest brengen, hebben christenen als hun Hogepriester Jezus Christus, die zonder zonde is en die eens en voor altijd een slachtoffer voor zonden heeft gebracht. In plaats van een met handen gemaakte heilige plaats binnen te gaan om zijn offergave aan te bieden, is hij de hemel zelf binnengegaan, om daar voor de persoon van Jehovah te verschijnen. Bovendien konden de dierenoffers die onder het Mozaïsche wetsverbond werden gebracht, zonden niet volledig wegnemen, anders zouden ze niet jaarlijks gebracht zijn. Maar Christus’ offer, dat eens en voor altijd werd gebracht, neemt zonden werkelijk weg. Dit alles werpt licht op de grote geestelijke tempel, in de voorhoven waarvan het gezalfde overblijfsel en de „andere schapen” in deze tijd dienst verrichten. — Johannes 10:16; Hebreeën 9:24-28.
21. Wat heeft deze bespreking getoond met betrekking tot de vervulling van Psalm 97:11 en Spreuken 4:18 in apostolische tijden?
21 De ruimte laat het niet toe meer voorbeelden te geven, zoals de lichtflitsen die te vinden zijn in de brieven van de apostel Petrus en die van de discipelen Jakobus en Judas. Maar het voorgaande dient voldoende te zijn om aan te tonen dat Psalm 97:11 en Spreuken 4:18 in apostolische tijden op treffende wijze in vervulling zijn gegaan. De waarheid begon zich te ontwikkelen van afbeeldingen en schaduwen tot vervullingen en werkelijkheden. — Galaten 3:23-25; 4:21-26.
22. Wat gebeurde er na de dood van de apostelen, en wat zal in het volgende artikel worden aangetoond?
22 Na de dood van Jezus’ apostelen en het begin van de voorzegde afval, brandde het waarheidslicht heel zwakjes (2 Thessalonicenzen 2:1-11). In overeenstemming met Jezus’ belofte keerde de Meester echter na vele eeuwen terug en vond hij „de getrouwe en beleidvolle slaaf” ermee bezig de „huisknechten” te rechter tijd hun voedsel te geven. Bijgevolg stelde Jezus Christus die slaaf aan „over al zijn bezittingen” (Mattheüs 24:45-47). Welke lichtflitsen volgden daarop? Dit zal in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoot]
a De grond heeft hier betrekking op het milieu waarin de christen verkiest persoonlijkheidshoedanigheden te ontwikkelen. — Zie De Wachttoren van 15 september 1980, blz. 18-20.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Welke bijbelteksten laten zien dat begrip van de waarheid progressief wordt verkregen?
◻ Wat zijn enkele van de lichtflitsen die in het boek Handelingen staan opgetekend?
◻ Welk waarheidslicht is in de Evangeliën te vinden?
◻ Welke lichtflitsen bevatten de brieven van Paulus?