-
„Wat moet ik doen om gered te worden?”De Wachttoren 1989 | 15 september
-
-
„Geloof in de Heer Jezus”
Die christelijke zendelingen openden de geest van de gevangenbewaarder voor een fundamentele waarheid aangaande redding. Het was dezelfde waarheid die de apostel Petrus had uiteengezet toen de christelijke gemeente werd gesticht. Petrus wees op de centrale rol van Jezus Christus in de kwestie van redding door hem „de Voornaamste Bewerker van het leven” te noemen. Die apostel zei ook: „Er [is] in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven waardoor wij gered moeten worden” (Handelingen 3:15; 4:12). Paulus en Silas wezen de gevangenbewaarder te Filippi op deze zelfde Bewerker van redding toen zij zeiden: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden.” — Handelingen 16:31.
-
-
Wat wij moeten doen om gered te wordenDe Wachttoren 1989 | 15 september
-
-
Vereisten voor redding
Wat is er dus nodig om redding te verwerven? Het belangrijkste vereiste ligt opgesloten in datgene wat de apostel Paulus tot de gevangenbewaarder te Filippi zei: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden” (Handelingen 16:31). Een oprechte aanvaarding van het vergoten bloed van Jezus is van essentieel belang om gered te worden. En wat zal redding voor ons betekenen? Jezus gaf het antwoord te kennen toen hij zei: „Ik geef hun eeuwig leven, en zij zullen stellig nooit worden vernietigd” (Johannes 10:28). Voor de meesten zal redding eeuwig leven betekenen op een aarde die tot paradijselijke volmaaktheid is hersteld (Psalm 37:10, 11; Openbaring 21:3, 4). In het geval van een „kleine kudde” zal het echter betekenen dat zij met Jezus in zijn hemelse koninkrijk zullen regeren. — Lukas 12:32; Openbaring 5:9, 10; 20:4.
Sommigen opperen dat met geloof stellen in Jezus de kous af is. „Iemand behoeft slechts één ding te doen om in de hemel te komen”, wordt in een religieus traktaat gezegd. „Dat is, Jezus Christus als zijn persoonlijke Heiland aanvaarden, zich aan Hem als Heer en Meester overgeven en Hem openlijk als zodanig voor de wereld belijden.” Velen geloven daarom dat een plotselinge, emotionele bekeringservaring alles is wat wij nodig hebben, wil eeuwig leven gewaarborgd zijn. Maar zich op slechts één essentieel vereiste voor redding concentreren zonder aandacht te schenken aan de andere vereisten, is als het lezen van één belangrijke clausule in een contract en de rest negeren.
Dit wordt duidelijker wanneer wij naar de commentaren luisteren van sommigen die eens meenden dat men alleen maar hoefde te belijden dat men in Jezus gelooft om gered te worden. Bernice zegt: „Ik ben opgevoed in de Brethren Church, maar ik ging mij afvragen waarom Jezus, als eeuwig leven alleen van hem afhangt, zelf heeft gezegd: ’Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.’” — Johannes 17:3.
Negen jaar lang was Norman ervan overtuigd dat hij gered was. Maar toen zag hij in dat er meer werd vereist dan een gevoelsmatige erkenning dat Jezus Christus zijn Heiland of Redder was. „Ik besefte op grond van de bijbel dat het niet voldoende was om alleen maar tegenover God te erkennen dat wij zondaars zijn die redding nodig hebben”, zegt hij. „Wij moeten ook werken doen die bij berouw passen.” — Matthéüs 3:8; Handelingen 3:19.
Ja, in Jezus geloven, is van het allergrootste belang voor onze redding, maar er is meer nodig. Jezus sprak over sommigen die beleden in hem te geloven en zelfs „krachtige werken” in zijn naam verrichtten. Maar toch erkende hij hen niet. Waarom niet? Omdat zij „werkers der wetteloosheid” waren en niet de wil van zijn Vader deden (Matthéüs 7:15-23). De discipel Jakobus herinnert ons aan de noodzaak „daders van het woord [te worden] en niet alleen hoorders, door uzelf met valse overleggingen te bedriegen”. Hij zei ook: „Gij gelooft toch dat er één God is? Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen. . . . Geloof zonder werken [is] dood.” — Jakobus 1:22; 2:19, 26.
Sommigen betogen echter dat degenen die werkelijk gered zijn, al deze dingen toch al doen. Maar is dat in de praktijk werkelijk het geval? Denis, die ’Jezus aanvaardde’ toen hij een jonge jongen was, zegt: „De ’geredde’ mensen die ik heb gekend, zijn zich niet bepaald bewust van de noodzaak de Schrift te onderzoeken, omdat zij naar hun mening reeds alles bezitten wat zij voor redding nodig hebben.” Welbeschouwd hebben de huichelarij en onchristelijke daden van velen die beweren gered te zijn, het hele onderwerp redding in diskrediet gebracht.
Toch beweren velen met klem dat de Schrift leert: „Wie in den Zoon gelooft, heeft eeuwig leven” (Johannes 3:36, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Daarom concluderen zij dat iemand die de Heer Jezus Christus eenmaal als zijn persoonlijke Redder heeft aanvaard, nooit meer verloren kan gaan. „Eens gered, altijd gered” is hun leus. Maar wordt dat werkelijk in de Schrift geleerd? Om deze vraag te beantwoorden, moeten wij alles wat de bijbel over het onderwerp zegt, beschouwen.
-