Hoofdstuk 20
De opstanding — voor wie, en waar?
1, 2. Hoe weten wij dat dienstknechten van God uit de oudheid in de opstanding geloofden?
GODS DIENSTKNECHTEN hebben altijd in de opstanding geloofd. Over Abraham, die 2000 jaar voordat Jezus als mens werd geboren leefde, zegt de bijbel: „Hij was van oordeel dat God hem [zijn zoon Isaäk] zelfs uit de doden kon opwekken” (Hebreeën 11:17-19). Later vroeg Gods dienstknecht Job: „Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven?” In antwoord op zijn eigen vraag zei Job tot God: „Gij zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden.” Zo toonde hij dat hij in de opstanding geloofde. — Job 14:14, 15.
2 Toen Jezus Christus op aarde was, legde hij uit: „Dat de doden worden opgewekt, heeft zelfs Mozes onthuld in het bericht over het doornbos, wanneer hij Jehovah ’de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob’ noemt. Hij is geen God van de doden, maar van de levenden, want voor hem leven zij allen” (Lukas 20:37, 38). In de christelijke Griekse Geschriften komt het woord „opstanding” ruim veertigmaal voor. De opstanding van de doden is beslist een van de voornaamste leerstellingen van de bijbel. — Hebreeën 6:1, 2.
3. Hoe bracht Martha haar geloof in de opstanding tot uitdrukking?
3 Toen Lazarus stierf, gaf zijn zuster Martha, die met Jezus bevriend was, blijk van geloof in de opstanding. Op het bericht dat Jezus in aantocht was, snelde Martha hem tegemoet en zei: „Heer, indien gij hier waart geweest, zou mijn broer niet zijn gestorven.” Jezus zag hoe bedroefd zij was en troostte haar met de woorden: „Uw broer zal opstaan.” Martha antwoordde daarop: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag.” — Johannes 11:17-24.
4-6. Welke redenen had Martha om in de opstanding te geloven?
4 Martha had krachtige redenen voor haar geloof in de opstanding. Zij wist bijvoorbeeld dat vele jaren voordien Gods profeten Elia en Elisa door Gods kracht elk een kind hadden opgewekt (1 Koningen 17:17-24; 2 Koningen 4:32-37). En zij wist ook dat een gestorven man tot leven was gekomen toen hij in een kuil was geworpen en in aanraking was gekomen met het gebeente van de gestorven Elisa (2 Koningen 13:20, 21). Maar wat haar geloof in de opstanding het meest had versterkt, was datgene wat Jezus zelf had onderwezen en gedaan.
5 Mogelijk was Martha nog geen twee jaar voordien in Jeruzalem aanwezig geweest toen Jezus sprak over het aandeel dat hij aan het opwekken van de doden zou hebben. Hij zei: „Want evenals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij wil. Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen.” — Johannes 5:21, 28, 29.
6 Nergens uit het bijbelse verslag blijkt dat Jezus tot op het tijdstip dat hij die woorden uitsprak, al iemand uit de doden had opgewekt. Maar kort daarna wekte hij een jongeman op, de zoon van een weduwe uit de stad Naïn. Het nieuws hierover verbreidde zich naar het zuiden, naar Judéa, en dus moet Martha ervan gehoord hebben (Lukas 7:11-17). Later zal Martha ongetwijfeld ook gehoord hebben wat er bij de Zee van Galiléa in het huis van Jaïrus was gebeurd. Zijn 12-jarige dochtertje was ernstig ziek geworden en gestorven. Maar toen Jezus in Jaïrus’ huis was aangekomen, ging hij naar het dode kind toe en zei: „Meisje, sta op!” En zij stond op! — Lukas 8:40-56.
7. Welk bewijs leverde Jezus aan Martha dat hij de doden kan opwekken?
7 Toch verwachtte Martha niet dat Jezus haar broer terstond zou opwekken. Daarom zei ze: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag.” Om Martha echter te doordringen van het aandeel dat hij aan het opwekken van de doden zou hebben, zei Jezus: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen; en een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven.” Kort daarna werd Jezus naar het graf gebracht waarin Lazarus was gelegd. „Lazarus, kom naar buiten!” riep hij. En Lazarus, die reeds vier dagen dood was, kwam naar buiten! — Johannes 11:24-26, 38-44.
8. Welk bewijs is er dat Jezus werd opgewekt?
8 Enkele weken later werd Jezus zelf gedood en in een graf gelegd. Maar hij was daar slechts gedeelten van drie dagen. De apostel Petrus verklaart waarom als hij zegt: „Deze Jezus [is door] God opgewekt, van welk feit wij allen getuigen zijn.” De religieuze leiders konden niet verhinderen dat Gods Zoon uit het graf kwam (Handelingen 2:32; Matthéüs 27:62-66; 28:1-7). Het lijdt geen twijfel dat Christus uit de doden werd opgewekt, want daarna vertoonde hij zich levend aan velen van zijn discipelen, eens zelfs aan zo’n 500 van hen (1 Korinthiërs 15:3-8). Jezus’ discipelen geloofden zo krachtig in de opstanding dat zij bereid waren zelfs de dood onder de ogen te zien om God te dienen.
9. Welke negen personen werden volgens de bijbel opgewekt?
9 Een verder bewijs dat de doden opgewekt kunnen worden, werd later door de apostelen Petrus en Paulus gegeven. Eerst wekte Petrus Tabitha op, ook wel Dorkas genoemd, uit de stad Joppe (Handelingen 9:36-42). En daarna bracht Paulus de jonge Eútychus weer tot leven, die was gestorven toen hij tijdens een toespraak van Paulus uit een raam op de derde verdieping viel (Handelingen 20:7-12). Deze negen opstandingen die in de bijbel staan opgetekend, leveren beslist het stellige bewijs dat de doden weer tot leven gebracht kunnen worden!
WIE ZULLEN EEN OPSTANDING KRIJGEN?
10, 11. (a) Waarom heeft God regelingen getroffen voor de opstanding? (b) Welke twee klassen van mensen zullen volgens Handelingen 24:15 een opstanding krijgen?
10 In het begin lag het niet in Gods voornemen iemand uit de doden op te wekken, want als Adam en Eva getrouw waren gebleven, had er niemand behoeven te sterven. Maar toen bracht Adams zonde onvolmaaktheid en de dood over iedereen (Romeinen 5:12). Om het dus voor wie maar ook van Adams kinderen mogelijk te maken eeuwig leven te ontvangen, trof Jehovah God regelingen voor de opstanding. Waardoor wordt echter bepaald of iemand een opstanding krijgt of niet?
11 De bijbel verklaart: „Er [zal] een opstanding . . . zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). Dit zal sommigen misschien verbazen. ’Waarom worden de „onrechtvaardigen” weer tot leven gebracht?’ vragen zij zich misschien af. Wat er gebeurde toen Jezus aan de martelpaal hing, zal het voor ons gemakkelijker maken deze vraag te beantwoorden.
12, 13. (a) Welke belofte deed Jezus aan een misdadiger? (b) Waar is het „Paradijs” waar Jezus over sprak?
12 Deze mannen aan weerszijden van Jezus zijn misdadigers. Een van hen heeft hem zojuist beledigd door te zeggen: „Zijt gij niet de Christus? Red uzelf en ons.” Maar de andere misdadiger gelooft in Jezus. Hij keert zich naar Jezus toe en zegt: „Denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Daarop belooft Jezus: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” — Lukas 23:39-43.
13 Maar wat bedoelt Jezus als hij zegt: „Gij zult met mij in het Paradijs zijn”? Waar is het Paradijs? Nu, waar was het paradijs dat God in het begin had gemaakt? Het was toch op aarde? God plaatste het eerste mensenpaar in het prachtige paradijs dat de hof van Eden werd genoemd. Wanneer wij dus lezen dat deze voormalige misdadiger in het Paradijs zal zijn, moeten wij ons een beeld voor ogen halen van deze aarde, maar dan veranderd in een prachtige plaats om er te wonen, want het woord „paradijs” betekent „tuin” of „park”. — Genesis 2:8, 9.
14. In welke zin zal Jezus bij de voormalige misdadiger in het Paradijs zijn?
14 Natuurlijk zal Jezus Christus niet letterlijk hier op aarde bij de voormalige misdadiger zijn. Neen, Jezus zal in de hemel als koning over het aardse Paradijs regeren. Hij zal dus met die man of bij die man zijn in de zin dat Hij hem uit de doden zal opwekken en zowel in zijn stoffelijke als geestelijke behoeften zal voorzien. Maar waarom zal Jezus een man die een misdadiger was, toestaan in het Paradijs te leven?
15. Waarom worden de „onrechtvaardigen” opgewekt?
15 Het is waar dat deze man slechte dingen heeft gedaan. Hij was „onrechtvaardig”. Ook was hij niet op de hoogte van Gods wil. Maar zou hij een misdadiger zijn geweest als hij Gods voornemens wèl had gekend? Om daar achter te komen, zal Jezus deze onrechtvaardige man opwekken, en met hem miljarden anderen die in onwetendheid zijn gestorven. In voorbijgegane eeuwen zijn er bijvoorbeeld veel mensen gestorven die niet konden lezen en die nog nooit een bijbel hadden gezien. Maar zij zullen uit Sjeool of Hades worden opgewekt. Dan zullen zij op de paradijsaarde worden onderwezen in Gods wil en de gelegenheid hebben om te bewijzen dat zij God werkelijk liefhebben door zijn wil te doen.
16. (a) Wie van de doden zullen geen opstanding krijgen? (b) Waarom dienen wij niet te trachten een oordeel in deze kwestie te vellen? (c) Wat moet onze voornaamste zorg zijn?
16 Dit wil niet zeggen dat iedereen een opstanding zal krijgen. De bijbel toont aan dat dit met Judas Iskáriot, die Jezus verraden heeft, niet het geval zal zijn. Judas wordt wegens zijn opzettelijke goddeloosheid „de zoon der vernietiging” genoemd (Johannes 17:12). Hij ging naar de symbolische Gehenna, waaruit geen opstanding mogelijk is (Matthéüs 23:33). Personen die opzettelijk kwaad doen nadat zij Gods wil hebben leren kennen, zondigen misschien tegen de heilige geest. En God zal degenen die tegen zijn heilige geest zondigen, niet uit de doden opwekken (Matthéüs 12:32; Hebreeën 6:4-6; 10:26, 27). Maar aangezien God de Rechter is, heeft het totaal geen zin wanneer wij trachten uit te maken of bepaalde goddeloze mensen uit het verleden of uit meer recente tijden een opstanding zullen krijgen of niet. God weet wie in Hades en wie in Gehenna is. Wij van onze kant moeten alles doen wat in ons vermogen ligt om de soort van personen te zijn die God graag in zijn nieuwe samenstel wil laten wonen. — Lukas 13:24, 29.
17. Wie zullen niet opgewekt behoeven te worden om eeuwig leven te ontvangen?
17 Niet allen die eeuwig leven ontvangen, behoeven uit de doden opgewekt te worden. Veel dienstknechten van God die nu in deze „laatste dagen” van dit samenstel van dingen leven, zullen Armageddon overleven. En dan zullen zij als een deel van de rechtvaardige „nieuwe aarde” nooit behoeven te sterven. Wat Jezus tot Martha zei, kan voor hen letterlijk opgaan: „En een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven.” — Johannes 11:26; 2 Timótheüs 3:1.
18. Wie zijn de „rechtvaardigen” die opgewekt zullen worden?
18 Wie zijn de „rechtvaardigen” die opgewekt zullen worden? Tot hen zullen getrouwe dienstknechten van God behoren die leefden voordat Jezus Christus naar de aarde kwam. Veel van deze personen worden in Hebreeën hoofdstuk 11 met name genoemd. Zij koesterden niet de hoop naar de hemel te gaan, maar hoopten wederom op aarde te leven. Tot de „rechtvaardigen” die opgewekt zullen worden, behoren ook getrouwe dienstknechten van God die in recente jaren zijn gestorven. God zal ervoor zorgen dat hun hoop op eeuwig leven op aarde, wordt verwezenlijkt door hen uit de doden op te wekken.
WANNEER EN WAAR OPGEWEKT
19. (a) In welke zin was Jezus de eerste die werd opgewekt? (b) Wie worden er vervolgens opgewekt?
19 Over Jezus Christus wordt gesproken als „de eerste die uit de doden opgewekt zou worden” (Handelingen 26:23). Dit betekent dat hij opgewekt zou worden als eerste van degenen die niet meer zouden behoeven te sterven. Ook was hij de eerste die als geestelijk schepsel opgewekt zou worden (1 Petrus 3:18). Maar de bijbel vertelt ons dat er nog anderen zouden zijn, door te zeggen: „Een ieder in zijn eigen rangorde: Christus, de eersteling, daarna zij die de Christus toebehoren, gedurende zijn tegenwoordigheid” (1 Korinthiërs 15:20-23). In de opstanding zouden sommigen dus vóór bepaalde anderen worden opgewekt.
20. (a) Wie zijn „zij die de Christus toebehoren”? (b) Aan welke opstanding hebben zij deel?
20 „Zij die de Christus toebehoren”, zijn de 144.000 getrouwe discipelen die zijn uitgekozen om met hem in het Koninkrijk te regeren. Over hun hemelse opstanding zegt de bijbel: „Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar zij zullen . . . de duizend jaren met hem als koningen regeren.” — Openbaring 20:6; 14:1, 3.
21. (a) Wanneer begint „de eerste opstanding”? (b) Wie zijn ongetwijfeld reeds tot hemels leven opgewekt?
21 Na de opstanding van Christus zijn de 144.000 dus de volgenden die worden opgewekt. Zij hebben deel aan „de eerste opstanding” of „de vroegere opstanding” (Filippenzen 3:11). Wanneer vindt die plaats? „Gedurende zijn tegenwoordigheid” zegt de bijbel. Zoals wij in voorgaande hoofdstukken hebben geleerd, begon Christus’ tegenwoordigheid in het jaar 1914. De „dag” voor „de eerste opstanding” van getrouwe christenen tot hemels leven is dus reeds aangebroken. Ongetwijfeld zijn de apostelen en andere vroege christenen reeds tot hemels leven opgewekt. — 2 Timótheüs 4:8.
22. (a) Wie nog meer zullen deel hebben aan „de eerste opstanding”? (b) Wanneer worden zij opgewekt?
22 Er zijn echter christenen die nu tijdens Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid leven en deze zelfde hoop koesteren om met Christus in de hemel te regeren. Zij zijn de overgeblevenen, een overblijfsel van de 144.000. Wanneer worden zij opgewekt? Zij behoeven niet in de dood te slapen, maar zij worden onmiddellijk na hun dood opgewekt. De bijbel verklaart: „Wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ogenblik, in een oogwenk, gedurende de laatste trompet. Want de trompet zal klinken en de doden zullen . . . worden opgewekt.” — 1 Korinthiërs 15:51, 52; 1 Thessalonicenzen 4:15-17.
23. Hoe beschrijft de bijbel de verandering tot geestelijk leven?
23 Natuurlijk is deze „eerste opstanding” tot hemels leven onzichtbaar voor menselijke ogen. Het is een opstanding tot leven als geestelijke schepselen. De bijbel beschrijft de verandering tot geestelijk leven als volgt: „Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid. . . . Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam.” — 1 Korinthiërs 15:42-44.
24. (a) Welke opstanding volgt op „de eerste opstanding”? (b) Waarom wordt ze een „betere opstanding” genoemd?
24 De uitdrukking „eerste opstanding” toont op zich echter al aan dat er nog een opstanding zal volgen. Dat is de opstanding tot leven op de paradijsaarde. Hierin delen zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen. Deze opstanding zal na Armageddon plaatsvinden. Het zal een „betere opstanding” zijn dan die van de jongens die door Elia en Elisa werden opgewekt en van anderen die eens op aarde uit de doden zijn opgestaan. Waarom? Omdat degenen die na Armageddon worden opgewekt en dan verkiezen God te dienen, nooit meer zullen behoeven te sterven. — Hebreeën 11:35.
EEN WONDER VAN GOD
25. (a) Waarom wordt niet het lichaam dat is gestorven, opgewekt? (b) Wat wordt er opgewekt, en wat krijgen degenen die worden opgewekt?
25 Wat wordt er opgewekt nadat iemand is gestorven? Niet hetzelfde lichaam dat gestorven is. Dit blijkt uit de bijbelse beschrijving van de opstanding tot hemels leven (1 Korinthiërs 15:35-44). Zelfs zij die tot leven op aarde worden opgewekt, ontvangen niet hetzelfde lichaam dat zij hadden toen zij voordien leefden. Dat lichaam is waarschijnlijk vergaan en tot de aardbodem teruggekeerd. Mettertijd kunnen de elementen van het dode lichaam deel zijn gaan uitmaken van andere levensvormen. God wekt dus niet hetzelfde lichaam op, maar dezelfde persoon die gestorven is. Aan degenen die naar de hemel gaan, geeft hij een nieuw geestelijk lichaam. Aan degenen die worden opgewekt om op aarde te leven, geeft hij een nieuw fysiek lichaam. Dit nieuwe fysieke lichaam zal ongetwijfeld overeenkomen met het lichaam dat de persoon had voordat hij stierf, zodat degenen die hem hebben gekend, hem zullen herkennen.
26. (a) Waarom is de opstanding zo’n geweldig wonder? (b) Welke uitvindingen van mensen kunnen ons helpen te begrijpen dat God beslist bij machte is zich gestorven personen te herinneren?
26 De opstanding is werkelijk een geweldig wonder. De gestorvene kan tijdens zijn leven heel wat ervaring en kennis hebben opgedaan en talrijke herinneringen hebben vergaard. Hij heeft een persoonlijkheid ontwikkeld waardoor hij verschilde van ieder ander die ooit heeft geleefd. Toch herinnert Jehovah God zich elk detail en zal hij in de opstanding deze complete persoon tot leven terugbrengen. De bijbel zegt dan ook over de doden die opgewekt zullen worden: „Voor hem leven zij allen” (Lukas 20:38). Mensen kunnen stemmen en beelden van anderen vastleggen op een videoband en deze band lang nadat de bewuste personen zijn gestorven, afdraaien. Maar Jehovah kan en zàl alle mensen die hij in zijn herinnering heeft bewaard, weer tot leven brengen!
27. Welke vragen over de opstanding zullen later worden beantwoord?
27 De bijbel vertelt ons nog veel meer over het leven in het Paradijs nadat de doden zijn opgewekt. Zo zei Jezus bijvoorbeeld dat sommigen te voorschijn zouden komen tot „een opstanding des levens” en anderen tot „een opstanding des oordeels” (Johannes 5:29). Wat bedoelde hij daarmee? En zal de situatie voor de „rechtvaardigen” die worden opgewekt, anders zijn dan voor de „onrechtvaardigen”? Een beschouwing van de Oordeelsdag zal ons het antwoord op zulke vragen geven.
[Illustraties op blz. 167]
„Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding”
Elia wekte de zoon van een weduwe op
Elisa wekte een kind op
Een man die in aanraking kwam met Elisa’s gebeente, kwam tot leven
[Illustraties op blz. 168]
Personen die door Jezus werden opgewekt:
De zoon van een weduwe uit Naïn
Lazarus
Het dochtertje van Jaïrus
[Illustraties op blz. 169]
Anderen die werden opgewekt:
Dorkas
Jezus zelf
Eútychus
[Illustratie op blz. 170]
Waar bevindt zich het Paradijs dat Jezus aan de boosdoener beloofde?