DRUSILLA
(Drusi̱lla).
De derde en jongste dochter van Herodes Agrippa I, omstreeks 38 G.T. geboren; zuster van Agrippa II, Bernice en Mariamne III. De naam van haar moeder was Cypros. Reeds voordat zij zes jaar oud was, werd haar huwelijk met prins Epiphanes van Commagene gearrangeerd; maar dit huwelijk ging niet door aangezien de toekomstige bruidegom weigerde de joodse religie aan te nemen. Toen de Syrische koning Azizus van Emesa aan de voorwaarden voldeed doordat hij zich liet besnijden, werd Drusilla op veertienjarige leeftijd zijn vrouw. Verbitterd door de wreedheid van haar echtgenoot en geïrriteerd door de afgunst van haar minder bekoorlijke zuster Bernice was zij er gemakkelijk toe te bewegen zich in strijd met de joodse wet van Azizus te laten scheiden en omstreeks 54 G.T. met de stadhouder Felix te huwen. Misschien was zij aanwezig toen Paulus als gevangene „over rechtvaardigheid en zelfbeheersing en het komende oordeel” sprak, onderwerpen die de stadhouder Felix zeer verontrustten. Toen Felix twee jaar later het bestuur aan Festus overdroeg, liet hij Paulus in gevangenschap achter om „bij de joden in de gunst [te] komen”, hetgeen hij volgens sommigen deed om zijn jonge vrouw, „die een jodin was”, te behagen (Han 24:24-27). De zoon van Drusilla en Felix heette eveneens Agrippa en is naar verluidt bij de hevige uitbarsting van de Vesuvius in 79 G.T. omgekomen.