Het ontzagwekkende heelal
’Er ontbreekt iets’ — Wat?
NA OP een heldere, donkere avond naar de sterren getuurd te hebben, komen wij binnen, verkleumd en knipperend met de ogen, ons hoofd tollend van de enorme schoonheid en een menigte vragen. Waarom is het heelal er? Waar is het vandaan gekomen? Waar gaat het heen? Dat zijn de vragen die velen proberen te beantwoorden.
Na vijf jaar onderzoek in het onderwerp kosmologie, dat hem naar wetenschappelijke conferenties en researchcentra overal ter wereld bracht, gaf de wetenschapsjournalist Dennis Overbye een gesprek weer met de wereldberoemde fysicus Stephen Hawking: „Tot slot wilde ik van Hawking weten wat ik altijd al van Hawking heb willen weten: Waar we heen gaan als we sterven.”
Hoewel enigszins ironisch, onthullen deze woorden veel over onze tijd. De vragen gaan niet zozeer over de sterren zelf en de theorieën en tegenstrijdige zienswijzen van de kosmologen die ze bestuderen. Mensen hongeren thans nog steeds naar antwoorden op de fundamentele vragen die de mensheid al duizenden jaren bezighouden: Waarom zijn wij er? Is er een God? Waar gaan wij heen bij onze dood? Waar vinden wij de antwoorden op deze vragen? Zijn ze in de sterren te vinden?
Een ander wetenschappelijk schrijver, John Boslough, merkte op dat nu mensen de godsdienst achter zich hebben gelaten, wetenschappers zoals kosmologen „de volmaakte priesterorde voor een wereldlijk tijdperk [vormden]. Nu waren zij, en niet de religieuze leiders, degenen die het kostbare geheim van het heelal stukje bij beetje zouden onthullen. Ditmaal niet onder het mom van godsdienstige openbaringen, maar in de vorm van vergelijkingen die alleen voor ingewijden begrijpelijk zijn.” Maar zullen zij alle geheimen van het heelal onthullen en alle vragen beantwoorden die de mensheid al eeuwen bezighouden?
Wat onthullen de kosmologen nu? De meesten hangen een versie van de oerknal-„theologie” aan, die de seculiere godsdienst van onze tijd is geworden, hoewel zij onophoudelijk kibbelen over de details. „In de context van nieuwe en tegenstrijdige waarnemingen,” aldus Boslough, „begint de oerknaltheorie steeds meer te lijken op een overmatig simplistisch model op zoek naar een scheppingsgebeurtenis. Aan het begin van de jaren negentig was het oerknalmodel . . . steeds minder in staat . . . de meest fundamentele vragen te beantwoorden.” Hij voegde eraan toe: „Verscheidene theoretici hebben de mening geuit dat ze het einde van de jaren negentig niet haalt.”
Misschien zal iets van het huidige kosmologische giswerk correct blijken, misschien ook niet — net zoals zich misschien werkelijk materie samenvoegt tot planeten in de spookachtige gloed van de Orionnevel, en misschien ook niet. Het is een niet te ontkennen feit dat niemand op deze aarde het echt zeker weet. Theorieën in overvloed, maar eerlijke waarnemers stemmen in met de scherpzinnige opmerking van Margaret Geller dat er ondanks het vlotte gepraat iets fundamenteels schijnt te ontbreken in dat wat de wetenschap thans van de kosmos begrijpt.
Het ontbreekt aan de bereidheid onaangename feiten te aanvaarden
De meeste wetenschappers — de meeste kosmologen incluis — onderschrijven de evolutietheorie. Zij vinden het niet te verteren als er gezegd wordt dat intelligentie en doel een rol hebben gespeeld bij de schepping en zij huiveren bij het noemen alleen al van God als Schepper. Zij weigeren een dergelijke ketterij zelfs maar te overwegen. Psalm 10:4 spreekt geringschattend over de verwaande mens die „geen onderzoek [instelt]; al zijn denkbeelden zijn: ’Er is geen God.’” Zijn scheppende godheid is Toeval. Maar naarmate de kennis toeneemt en het toeval bezwijkt onder de groeiende bewijslast, begint de wetenschapper steeds vaker een beroep te doen op taboes als intelligentie en ontwerp. Beschouw de volgende voorbeelden eens:
„Kennelijk heeft er een element ontbroken bij kosmologische studies. Het ontstaan van het Heelal vereist net als de oplossing van de Rubik-kubus een intelligentie”, schreef de astrofysicus Fred Hoyle op bladzijde 189 van zijn boek The Intelligent Universe.
„Hoe meer ik het universum onderzoek en de details van de opbouw ervan bestudeer, des te meer aanwijzingen vind ik dat het universum in zekere zin geweten moet hebben dat wij zouden komen.” — Disturbing the Universe, door Freeman Dyson, blz. 250.
„Welke kenmerken van het Heelal waren onontbeerlijk voor het ontstaan van schepselen zoals wij, en is het door toeval, of om een diepere reden, dat ons Heelal deze kenmerken vertoont? . . . Is er een hoger plan dat ervoor zorgt dat het Heelal geknipt is voor de mensheid?” — Cosmic Coincidences, door John Gribbin en Martin Rees, blz. xiv, 4.
Fred Hoyle schrijft op bladzijde 220 van zijn boven geciteerde boek ook over deze eigenschappen: „Dergelijke eigenschappen schijnen door het stramien van de wereld te lopen als een draad van gelukkige toevalligheden. Maar er zijn zo veel van deze eigenaardige toevalligheden die onontbeerlijk zijn voor het leven, dat er een uitleg nodig schijnt te zijn om ze te verklaren.”
„Het is niet alleen dat de mens aangepast is aan het heelal. Het heelal is aangepast aan de mens. Stelt u zich eens een heelal voor waarin een van de fundamentele dimensieloze constanten van de fysica enkele procenten groter of kleiner wordt. De mens zou in zo’n universum nooit tot bestaan kunnen komen. Dat is het centrale punt van het antropisch principe. Volgens dit principe ligt er aan het hele systeem en ontwerp van de wereld een levengevende factor ten grondslag.” — The Anthropic Cosmological Principle”, door John Barrow en Frank Tipler, blz. vii.
God, ontwerp en de constanten van de fysica
Wat zijn enkele van deze fundamentele constanten van de fysica die onontbeerlijk zijn wil er leven in het universum bestaan? In een bericht in The Orange County Register van 8 januari 1995 werden enkele van deze constanten opgesomd. Het beklemtoonde hoe fijn afgestemd deze kenmerken moeten zijn: „De kwantitatieve waarden van veel fundamentele fysische constanten die het heelal bepalen — bijvoorbeeld de lading van een elektron, of de vaste snelheid van het licht, of de sterkteverhouding van fundamentele krachten in de natuur — zijn verbijsterend nauwkeurig, sommige tot op 120 decimalen. De ontwikkeling van een levenvoortbrengend heelal is bovenmate gevoelig voor deze specificaties. Een minuscule afwijking — een nanoseconde hier, een ångström daar — en het heelal had heel goed dood en dor kunnen zijn.”
De schrijver van dit verslag noemde toen het gewoonlijk onnoembare: „Het schijnt redelijker aan te nemen dat er een mysterieuze tendens in het proces schuilgaat, misschien in de werkzaamheid van een intelligente en doelbewuste macht die het heelal fijn afgestemd heeft ter voorbereiding op onze komst.”
George Greenstein, hoogleraar astronomie en kosmologie, gaf een langere lijst van deze fysische constanten in zijn boek The Symbiotic Universe. Daarin stonden zo fijn afgestemde constanten vermeld, dat indien ze in de allergeringste mate zouden afwijken, geen atoom, geen ster, geen heelal ooit mogelijk zou zijn geweest. De details van deze relaties staan opgesomd in het bijgaande kader. Ze moeten er zijn wil fysiek leven mogelijk zijn. Ze zijn ingewikkeld en worden misschien niet door alle lezers begrepen, maar ze worden erkend, samen met vele andere, door astrofysici die op deze terreinen ter zake kundig zijn.
Toen deze lijst almaar langer werd, werd het Greenstein te machtig. Hij zei: „Zo veel toevalligheden! Hoe meer ik las, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat zulke ’toevalligheden’ nauwelijks bij toeval hadden kunnen plaatsvinden. Maar naarmate deze overtuiging groeide, groeide er ook iets anders. Nu nog is het moeilijk dat ’iets’ te verwoorden. Het was een intense afkeer, soms bijna fysiek van aard. Ik wist mij soms gewoon geen raad van onbehagen. . . . Is het mogelijk dat wij onverhoeds, onbedoeld, gestuit zijn op wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van een Opperwezen? Was het God die tussenbeide is gekomen en dus in zijn voorzienigheid ten behoeve van ons de kosmos heeft ontworpen?”
Misselijk en ontzet bij de gedachte riep Greenstein zichzelf snel tot de orde; hij herwon zijn wetenschappelijk godsdienstige rechtzinnigheid en verkondigde: „God is geen verklaring.” Geen reden — het was slechts zo moeilijk te verteren dat hij de gedachte niet kon slikken!
Een natuurlijke menselijke behoefte
Dit alles is geenszins bedoeld om het harde werk van oprechte wetenschappers, kosmologen inbegrepen, te kleineren. Jehovah’s Getuigen waarderen vooral hun vele ontdekkingen met betrekking tot de schepping die de macht, de wijsheid en de liefde van de ware God, Jehovah, onthullen. Romeinen 1:20 verklaart: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.”
Het onderzoek en het harde werk van wetenschappers zijn de natuurlijke menselijke reactie op een behoefte die even fundamenteel is voor de mensheid als de behoefte aan voedsel, onderdak en kleding. Het is de behoefte antwoorden te krijgen op bepaalde vragen over de toekomst en de zin van het leven. God heeft „eeuwigheid in het hart van mensen gelegd; toch kunnen zij dat wat God heeft gedaan niet van het begin tot het eind doorgronden”. — Prediker 3:11, The Holy Bible — New International Version.
Dat is niet zulk slecht nieuws. Het betekent dat de mens nooit alles zal weten, maar dat er ook altijd iets nieuws te leren zal blijven: „Ik zag al het werk van de ware God, hoe de mensen niet in staat zijn het werk dat onder de zon is gedaan, te doorgronden; hoezeer de mensen ook hard blijven werken om te zoeken, toch doorgronden zij het niet. En ook al zouden zij zeggen dat zij wijs genoeg zijn om het te weten, zij zouden niet in staat zijn het te doorgronden.” — Prediker 8:17.
Sommige wetenschappers werpen tegen dat als men God tot de „oplossing” voor een probleem maakt, de drijfveer tot verder onderzoek wordt weggenomen. Iemand die God erkent als de Schepper van hemel en aarde heeft echter een overvloed aan verdere fascinerende details om te ontdekken en intrigerende mysteries om te ontraadselen. Het is alsof hij het groene licht heeft om verder te gaan op een verrukkelijk avontuur van ontdekken en leren!
Wie kan weerstand bieden aan de uitnodiging in Jesaja 40:26? „Heft uw ogen naar omhoog en ziet.” Wij hebben op deze paar bladzijden onze ogen naar omhoog geheven en wat wij hebben gezien, is het ’ontbrekende’ dat de kosmologen is ontgaan. Ook hebben wij de fundamentele antwoorden gelokaliseerd op die steeds weer opkomende vragen waarover de mens zich door de eeuwen heen het hoofd heeft gebroken.
De antwoorden zijn in een boek te vinden
De antwoorden zijn er altijd geweest, maar net als de religieuze fanatici in Jezus’ tijd hebben veel mensen hun ogen verblind, hun oren toegesloten en hun hart verhard voor antwoorden die niet pasten bij hun menselijke theorieën of de levensstijl waarvoor zij gekozen hebben (Mattheüs 13:14, 15). Jehovah heeft ons verteld waar het heelal vandaan is gekomen, hoe de aarde is ontstaan en wie erop zullen leven. Hij heeft ons verteld dat de menselijke aardbewoners de aarde moeten bewerken en de planten en dieren die de aarde met hen delen liefdevol moeten verzorgen. Hij heeft ons ook verteld wat er gebeurt wanneer mensen sterven, dat zij tot leven kunnen terugkeren en wat zij moeten doen om eeuwig op aarde te wonen.
Indien het u interesseert de antwoorden te krijgen in de taal van Gods geïnspireerde Woord, de bijbel, lees dan de volgende schriftplaatsen: Genesis 1:1, 26-28; 2:15; Spreuken 12:10; Mattheüs 10:29; Jesaja 11:6-9; 45:18; Genesis 3:19; Psalm 146:4; Prediker 9:5; Handelingen 24:15; Johannes 5:28, 29; 17:3; Psalm 37:10, 11; Openbaring 21:3-5.
Waarom zou u deze schriftplaatsen niet op een avond bij u thuis samen met uw gezin lezen of met een van uw buren of met een groepje vrienden? U kunt er zeker van zijn dat er een leerzame en levendige discussie zal volgen!
Wordt u geïntrigeerd door de mysteries van het heelal en bewogen door de schoonheid ervan? Waarom zou u Hem die het geschapen heeft niet beter leren kennen? Onze nieuwsgierigheid en verbazing zeggen de onbezielde hemelen niets, maar Jehovah God, de Schepper ervan, is ook onze Schepper, en hij zorgt voor de zachtmoedigen die er belang in stellen hem en zijn scheppingen beter te leren kennen. Overal op aarde klinkt nu de uitnodiging: „’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” — Openbaring 22:17.
Wat een hartverwarmende uitnodiging is dat van Jehovah! In plaats van ontstaan te zijn door een ondoordachte, onopzettelijke explosie, werd het heelal geschapen door een God met een oneindige intelligentie en een vastomlijnd doel, die van het begin af aan u in gedachten had. Zijn reserves aan onbegrensde energie worden zorgvuldig beheerd en zijn altijd beschikbaar om zijn dienstknechten te schragen (Jesaja 40:28-31). Uw beloning voor het leren kennen van hem zal even oneindig zijn als het majestueuze heelal zelf!
„De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen.” — Psalm 19:1.
[Kader op blz. 13]
Een opsomming van enkele van de fysische constanten die nodig zijn voor het bestaan van het leven
De ladingen van elektron en proton moeten gelijk en tegengesteld zijn; het neutron moet een fractie zwaarder zijn dan het proton; de temperatuur van de zon en de absorberende eigenschappen van chlorofyl moeten op elkaar afgestemd zijn voordat er fotosynthese kan plaatsvinden; indien de sterke kernkracht iets zwakker was, zou de zon geen energie kunnen opwekken door nucleaire reacties, maar als ze iets sterker was, zou de voor het opwekken van energie benodigde brandstof enorm instabiel zijn; zonder twee afzonderlijke opmerkelijke resonanties tussen nuclei in de kernen van rode reuzensterren had er geen element zwaarder dan helium gevormd kunnen worden; zou de ruimte minder dan drie dimensies hebben, dan zouden de verbindingen voor de bloedsomloop en het zenuwstelsel onmogelijk zijn; en zou de ruimte meer dan drie dimensies hebben, dan zouden planeten geen stabiele baan rond de zon kunnen beschrijven. — The Symbiotic Universe, blz. 256, 257.
[Kader op blz. 14]
Heeft iemand mijn ontbrekende massa soms gezien?
Het sterrenstelsel Andromeda roteert, zoals alle spiraalstelsels, majestueus in de ruimte alsof het een reusachtige cycloon was. Astronomen kunnen de rotatiesnelheid voor veel sterrenstelsels berekenen aan de hand van de lichtspectra, en als zij dat doen, ontdekken zij iets raadselachtigs. De rotatiesnelheden lijken onmogelijk! Alle spiraalstelsels schijnen te snel rond te draaien. Ze gedragen zich alsof de zichtbare sterren van het stelsel in een voor de telescoop onzichtbare, veel grotere halo van donkere materie gebed liggen. „Wij kennen de vormen van de donkere materie niet”, geeft de astronoom James Kaler toe. Kosmologen schatten dat voor negentig procent van de ontbrekende massa nog geen verklaring is. Zij zouden die ontzettend graag vinden, hetzij als reusachtige neutrino’s of in de vorm van een onbekende maar rijkelijk aanwezige soort materie.
Mocht u de ontbrekende massa lokaliseren, laat het uw plaatselijke kosmoloog dan onmiddellijk weten!