Geloof
Definitie: „Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebr. 11:1). Waar geloof is geen lichtgelovigheid, dat wil zeggen de bereidheid om iets te geloven zonder deugdelijk bewijsmateriaal of alleen omdat iemand graag wil dat iets zo is. Echt geloof vereist elementaire of fundamentele kennis, bekendheid met het bewijsmateriaal, alsmede diepgevoelde waardering voor datgene wat door het bewijsmateriaal te kennen wordt gegeven. Hoewel het dus onmogelijk is echt geloof te hebben zonder nauwkeurige kennis, zegt de bijbel dat men „met het hart” geloof oefent. — Rom. 10:10.
Waarom hebben veel mensen geen geloof?
Geloof is een vrucht van Gods geest, en God geeft zijn geest graag aan hen die erom vragen (Gal. 5:22; Luk. 11:13). Personen zonder geloof zoeken die geest dus niet, of doen het met een verkeerde bedoeling, of verzetten zich tegen de werking ervan in hun leven. Tal van factoren zijn hierop van invloed:
Het ontbreken van nauwkeurige bijbelkennis: De bijbel is door Gods geest tot stand gekomen, want hij is door God geïnspireerd (2 Tim. 3:16, 17; 2 Sam. 23:2). Door na te laten de bijbel te bestuderen, staat men iedere ontwikkeling van waar geloof in de weg. Hoewel kerklidmaten misschien een bijbel bezitten, zal het hun, indien hun de ideeën van mensen bijgebracht zijn in plaats van het Woord van God, aan werkelijk geloof in God en zijn voornemen ontbreken. Zij zullen de neiging hebben om zich voor het oplossen van de problemen in het leven op hun eigen ideeën en die van andere mensen te verlaten. — Vergelijk Matthéüs 15:3-9.
Ontgoocheling door religie: Velen zijn ontgoocheld door de huichelarij van de kerken der christenheid, die beweren Gods Woord te onderwijzen maar niet leven naar wat erin gezegd wordt. Anderen hebben tot een niet-christelijke religie behoord, maar zij zagen hoe de daar heersende gebruiken slechte vruchten voortbrachten, of ontdekten dat hun geloofsovertuiging hen niet werkelijk hielp het hoofd te bieden aan de problemen van het leven. Wegens gebrek aan nauwkeurige kennis van de ware God keren zulke personen zich af van alles wat met religie te maken heeft. — Vergelijk Romeinen 3:3, 4; Matthéüs 7:21-23.
Begrijpen niet waarom God het kwaad toelaat: De meeste mensen begrijpen niet waarom God het kwaad toelaat en geven hem daarom de schuld van alle slechte dingen die er gebeuren. Zij beseffen niet dat ’s mensen neiging tot het slechte niet komt doordat God het heeft gewild, maar door de zonde van Adam (Rom. 5:12). Zij zijn zich mogelijk niet bewust van het bestaan van Satan de Duivel en van zijn invloed op de wereldaangelegenheden, en schrijven daarom de walgelijke dingen die door Satan worden bedreven, aan God toe (1 Joh. 5:19; Openb. 12:12). Als zij deze dingen tot op zekere hoogte wel beseffen, vinden zij misschien dat God niet snel genoeg ingrijpt, omdat zij geen duidelijk beeld hebben van de strijdvraag betreffende de universele soevereiniteit en omdat zij niet begrijpen dat Gods geduld hun tot op de huidige dag een onverdiende gelegenheid tot redding biedt (Rom. 2:4; 2 Petr. 3:9). Ook zijn zij zich er niet ten volle van bewust dat God een tijdstip heeft vastgesteld waarop hij alle beoefenaars van het kwade voorgoed zal vernietigen. — Openb. 22:10-12; 11:18; Hab. 2:3.
Leven beheerst door vleselijke begeerten en zienswijzen: Over het algemeen leggen mensen voor wie het geloof niet werkelijk iets betekent, zich toe op het najagen van andere belangen. Sommigen zeggen misschien dat zij in de bijbel geloven, maar wellicht hebben zij die nooit grondig bestudeerd of hebben zij nagelaten met waardering te mediteren over de dingen die zij gelezen hebben, over de redenen ervoor en over de vraag hoe ze in het dagelijks leven toegepast kunnen worden. (Vergelijk 1 Kronieken 28:9.) In sommige gevallen hebben zij verzuimd hun geloof te versterken en toegelaten dat de neiging van hun hart werd beheerst door een verlangen naar onrechtvaardige dingen, zodat zij zich van God en zijn wegen hebben afgekeerd. — Hebr. 3:12.
Hoe kan iemand geloof verwerven?
Rom. 10:17: „Geloof [volgt] op hetgeen wordt gehoord.” (Vergelijk Handelingen 17:11, 12; Johannes 4:39-42; 2 Kronieken 9:5-8. Eerst moet iemand te weten komen wat de bijbel zegt, en hij zal in zijn overtuiging gesterkt worden als hij de Schrift zorgvuldig onderzoekt, zodat hij overtuigd raakt van de betrouwbaarheid ervan.)
Rom. 10:10: „Met het hart oefent men geloof.” (Door over geestelijke zaken te mediteren ten einde er waardering voor op te bouwen, prent men ze in zijn figuurlijke hart.)
Geloof wordt versterkt wanneer iemand zich in al zijn doen en laten door Gods beloften laat leiden en dan het bewijs van Gods zegen ziet op hetgeen hij heeft gedaan. — Zie Psalm 106:9-12.
Illustratie: Misschien hebt u een vriend van wie u zou zeggen: ’Ik vertrouw die man. Ik kan ervan op aan dat hij zijn woord houdt; en ik weet dat hij mij te hulp zal komen als ik een probleem heb.’ Waarschijnlijk zou u dat niet zeggen over iemand die u gisteren voor het eerst hebt ontmoet, is het wel? Het zou iemand moeten zijn met wie u geruime tijd bent omgegaan, iemand die telkens weer bewezen heeft dat u op hem kunt rekenen. Zo is het ook met geloof in God. Om geloof te hebben, moet men er de tijd voor nemen Jehovah en de manier waarop hij de dingen doet, te leren kennen.
Geloof dat er een God is
Zie blz. 172-178, onder „God”.
Geloof in een rechtvaardig nieuw samenstel
Wanneer iemand goed bekend raakt met het verslag van Jehovah’s bemoeienissen met zijn dienstknechten, gaat hij het gezichtspunt van Jozua delen, die zei: „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen. Geen woord daarvan is onvervuld gebleven.” — Joz. 23:14.
Ons vertrouwen in de bijbelse beloften omtrent een herstelde gezondheid, de opstanding uit de doden, enzovoort, wordt versterkt door de verslagen over de wonderen die Jezus Christus verricht heeft. Die verslagen zijn geen fabeltjes maar bezitten alle kenmerken van historische authenticiteit. Geografische plaatsen worden met name genoemd; de namen van in dezelfde tijd levende wereldlijke heersers worden vermeld; er is meer dan één ooggetuigenverslag bewaard gebleven. Over dit bewijsmateriaal te mediteren, kan uw geloof in de bijbelse beloften versterken.
Ga naar de Koninkrijkszalen van Jehovah’s Getuigen en naar hun congressen, dan kunt u met eigen ogen de bewijzen zien dat het toepassen van bijbelse raad levens verandert, dat het mensen eerlijk en moreel rechtschapen kan maken, dat het mensen van alle rassen en nationaliteiten in staat kan stellen in een geest van ware broederschap te leven.
Zijn werken echt noodzakelijk voor iemand die gelooft?
Jak. 2:17, 18, 21, 22, 26: „Geloof, indien het geen werken heeft, [is] op zichzelf dood. Niettemin zal iemand zeggen: ’Gij hebt geloof, en ik heb werken. Toon mij uw geloof afgescheiden van de werken, en ik zal u mijn geloof tonen door mijn werken.’ Werd Abraham, onze vader, niet rechtvaardig verklaard door werken, nadat hij zijn zoon Isaäk op het altaar had geofferd? Gij ziet dat zijn geloof met zijn werken samenwerkte en dat door zijn werken zijn geloof tot volmaaktheid werd gebracht. Ja, . . . geloof zonder werken [is] dood.”
Illustratie: Een jongeman maakt een jongedame het hof en zegt tegen haar dat hij van haar houdt. Maar als hij haar nooit vraagt met hem te trouwen, bewijst hij dan werkelijk dat hij met hart en ziel van haar houdt? Zo zijn ook werken een middel om de echtheid van ons geloof en onze liefde te bewijzen. Als wij God niet gehoorzamen, hebben wij hem niet werkelijk lief of stellen wij niet werkelijk geloof in de juistheid van zijn wegen (1 Joh. 5:3, 4). Maar wij kunnen geen redding verdienen, wat voor werken wij ook doen. Eeuwig leven is een gave van God door bemiddeling van Jezus Christus, en geen loon voor onze werken. — Ef. 2:8, 9.