Dien Jehovah loyaal
„Jegens iemand die loyaal is, zult gij [Jehovah] loyaal handelen.” — 2 SAMUËL 22:26.
1. Hoe handelt Jehovah jegens degenen die hem loyaal zijn?
JEHOVAH kan niet terugbetaald worden voor alles wat hij voor zijn volk doet (Psalm 116:12). Hoe schitterend zijn zijn geestelijke en materiële gaven en tedere barmhartigheid! Koning David van het oude Israël wist dat God ook loyaal handelt jegens degenen die hem loyaal zijn. David zei dit in een lied dat hij componeerde „op de dag dat Jehovah hem uit de handpalm van al zijn vijanden en uit de handpalm van [koning] Saul had bevrijd”. — 2 Samuël 22:1.
2. Wat zijn enkele punten die naar voren komen in het lied van David dat in 2 Samuël hoofdstuk 22 opgetekend staat?
2 David begon zijn lied (dat overeenkomt met Psalm 18) door Jehovah te loven als Degene die hem in antwoord op zijn gebed ’ontkoming had verschaft’ (2 Samuël 22:2-7). Vanuit zijn hemelse tempel trad God handelend op om zijn loyale dienstknecht van machtige vijanden te bevrijden (vers 8-19). Aldus werd David beloond voor het volgen van een rechtschapen handelwijze en het houden van Jehovah’s wegen (vers 20-27). Vervolgens werden daden opgesomd die in door God geschonken kracht waren verricht (vers 28-43). Ten slotte haalde David aan hoe hij was bevrijd van vitters onder zijn eigen volk en van vijanden uit andere natiën, en hij dankte Jehovah als „Degene die grote reddingen bewerkt voor zijn koning en liefderijke goedheid betracht jegens zijn gezalfde” (vers 44-51). Jehovah kan ook ons bevrijden indien wij een rechtschapen handelwijze volgen en ons voor sterkte op hem verlaten.
Wat het betekent loyaal te zijn
3. Wat betekent het van schriftuurlijk standpunt uit bezien loyaal te zijn?
3 Davids bevrijdingslied geeft ons de volgende vertroostende verzekering: „Jegens iemand die loyaal is, zult gij [Jehovah] loyaal handelen” (2 Samuël 22:26). Het Hebreeuwse bijvoeglijk naamwoord cha·sidhʹ duidt op „iemand die loyaal is”, of „iemand van liefderijke goedheid” (Psalm 18:25, NW, Studiebijbel, vtn.). Het zelfstandig naamwoord cheʹsedh houdt de gedachte in van goedheid die zich liefdevol aan een object hecht totdat het doel in verband daarmee verwezenlijkt is. Jehovah brengt dat soort van goedheid of vriendelijkheid jegens zijn dienstknechten tot uitdrukking, zoals zij dit ook ten aanzien van hem doen. Deze rechtvaardige, heilige loyaliteit wordt met „liefderijke goedheid” en „loyale liefde” weergegeven (Genesis 20:13; 21:23). In de Griekse Geschriften brengt „loyaliteit” de gedachte over van heiligheid en eerbied, tot uitdrukking gebracht door het zelfstandig naamwoord ho·siʹo·tes en het bijvoeglijk naamwoord hoʹsi·os. Zulk een loyaliteit houdt getrouwheid en toewijding in en betekent dat iemand zich op godvruchtige en nauwgezette wijze kwijt van alle plichten die hem door God zijn opgelegd. Loyaal zijn aan Jehovah betekent hem trouw te zijn met een toewijding die zo groot is dat ze een sterke bindende kracht vormt.
4. Hoe geeft Jehovah van zijn loyaliteit blijk?
4 Jehovah geeft op veel manieren van zijn eigen loyaliteit blijk. Hij treedt bijvoorbeeld rechterlijk op tegen de goddelozen vanwege de loyale liefde voor zijn volk en omdat hij trouw is aan gerechtigheid en rechtvaardigheid (Openbaring 15:3, 4; 16:5). Loyaliteit aan zijn verbond met Abraham bewoog hem ertoe lankmoedig te zijn jegens de Israëlieten (2 Koningen 13:23). Zij die loyaal zijn aan God kunnen tot aan het einde van hun loyale loopbaan op zijn hulp rekenen en kunnen er zeker van zijn dat hij hen zal gedenken (Psalm 37:27, 28; 97:10). Jezus werd gesterkt omdat hij wist dat aangezien hij Gods voornaamste ’loyale’ was, zijn ziel in Sjeool niet verlaten zou worden. — Psalm 16:10; Handelingen 2:25, 27.
5. Wat verlangt Jehovah van zijn dienstknechten aangezien hij loyaal is, en welke vraag zal beschouwd worden?
5 Daar Jehovah God loyaal is, verlangt hij loyaliteit van zijn dienstknechten (Efeziërs 4:24). Mannen bijvoorbeeld die ervoor in aanmerking willen komen als gemeenteouderling te worden aangesteld, moeten loyaal zijn (Titus 1:8). Welke factoren zouden de leden van Jehovah’s volk ertoe moeten bewegen hem loyaal te dienen?
Waardering voor geleerde dingen
6. Hoe dienen wij te staan tegenover datgene wat wij uit de Schrift hebben geleerd, en wat moeten wij met betrekking tot deze kennis in gedachte houden?
6 Dankbaarheid voor hetgeen wij uit de Schrift hebben geleerd, dient ons ertoe te bewegen Jehovah loyaal te dienen. De apostel Paulus drukte Timotheüs op het hart: „[Blijf] in de dingen die gij hebt geleerd en waarin gij door overtuiging zijt gaan geloven, daar gij weet van welke personen gij ze hebt geleerd en dat gij van kindsbeen af de heilige geschriften hebt gekend, die u wijs kunnen maken tot redding door middel van het geloof in verband met Christus Jezus” (2 Timotheüs 3:14, 15). Houd in gedachte dat die kennis afkomstig was van God via „de getrouwe en beleidvolle slaaf”. — Mattheüs 24:45-47.
7. Hoe dienen ouderlingen geestelijk voedsel te bezien dat door God via de getrouwe slaaf wordt verschaft?
7 Vooral aangestelde ouderlingen dienen waardering te hebben voor het voedzame geestelijke voedsel dat door God via de getrouwe slaaf wordt verschaft. Jaren geleden misten enkele ouderlingen die waardering. Eén waarneemster merkte op dat deze mannen ’de artikelen in De Wachttoren bekritiseerden en niet bereid waren dit tijdschrift als Gods kanaal der waarheid te erkennen, terwijl zij altijd trachtten anderen te beïnvloeden net zo te denken als zij’. Loyale ouderlingen trachten anderen echter nooit te beïnvloeden om ook maar iets van het geestelijke voedsel waarin God via de getrouwe slaaf voorziet, te verwerpen.
8. Wat moeten wij doen wanneer wij een door de getrouwe en beleidvolle slaaf uiteengezet schriftuurlijk punt niet volledig begrijpen?
8 Als Jehovah’s opgedragen Getuigen moeten wij allen loyaal aan hem en aan zijn organisatie zijn. Wij dienen nooit zelfs maar de gedachte in ons te laten opkomen ons af te wenden van Gods wonderbare licht en de weg van afval te gaan bewandelen, die tot de geestelijke dood nu en uiteindelijk tot de vernietiging kan leiden (Jeremia 17:13). Maar als wij het nu eens moeilijk vinden een door de getrouwe slaaf uiteengezet schriftuurlijk punt te aanvaarden of volledig te begrijpen? Laten wij dan nederig erkennen waar wij de waarheid hebben leren kennen en om de wijsheid bidden het hoofd te bieden aan deze beproeving totdat er een eind aan komt doordat de kwestie in de een of andere publikatie verduidelijkt wordt. — Jakobus 1:5-8.
Waardeer de christelijke broederschap
9. Hoe laat 1 Johannes 1:3-6 zien dat er onder christenen een geest van warme onderlinge omgang moet bestaan?
9 Oprechte waardering voor de geest van warme onderlinge omgang die in onze christelijke broederschap bestaat, verschaft nog een aansporing om Jehovah loyaal te dienen. In feite kan zonder deze geest onze verhouding met God en Christus niet geestelijk gezond zijn. De apostel Johannes zei tot gezalfde christenen: „Dat wat wij gezien en gehoord hebben, berichten wij ook u, opdat ook gij met ons daaraan deel [„gemeenschap, omgang”, Diaglott] moogt hebben. Bovendien is dit deelhebben van ons met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. . . . Indien wij de bewering uiten: ’Wij hebben deel met hem’ en toch voortgaan in de duisternis te wandelen, liegen wij en beoefenen wij de waarheid niet” (1 Johannes 1:3-6). Dit beginsel is op alle christenen van toepassing, of zij nu een hemelse of een aardse hoop hebben.
10. Hoe bezag Paulus Euodia en Syntyche, hoewel deze vrouwen het blijkbaar moeilijk vonden een persoonlijk probleem op te lossen?
10 Er moet moeite voor gedaan worden om een geest van warme onderlinge omgang te behouden. De christelijke vrouwen Euodia en Syntyche bijvoorbeeld vonden het blijkbaar moeilijk een tussen hen bestaand probleem op te lossen. Derhalve vermaande Paulus hen „gelijkgezind te zijn in de Heer”. Hij voegde eraan toe: „Ook u, echte jukgenoot, verzoek ik: blijf deze vrouwen bijstaan, die zijde aan zijde met mij hebben gestreden voor het goede nieuws, evenals Clemens en de overigen van mijn medewerkers, wier namen in het boek des levens staan” (Filippenzen 4:2, 3). Deze godvruchtige vrouwen hadden zijde aan zijde met Paulus en anderen „voor het goede nieuws” gestreden, en hij was er zeker van dat zij zich bevonden onder degenen ’wier namen in het boek des levens stonden’.
11. Wat zou passend zijn om in gedachte te houden wanneer een loyale christen met een geestelijk probleem te kampen heeft?
11 Christenen dragen geen insigne om te laten zien wat zij in Jehovah’s organisatie hebben mogen doen en hoe zij hem loyaal hebben gediend. Hoe liefdeloos zou het zijn om, als zij een geestelijk probleem hebben, hun jarenlange loyale dienst voor Jehovah te negeren! Waarschijnlijk was degene die een „echte jukgenoot” werd genoemd, een loyale broeder die anderen graag hielp. Bent u, indien u een ouderling bent, een „echte jukgenoot”, die bereid is op meedogende wijze hulp te bieden? Mogen wij allen in navolging van God het goede dat medegelovigen doen, in aanmerking nemen en hen liefdevol helpen hun lasten te dragen. — Galaten 6:2; Hebreeën 6:10.
Wij kunnen nergens anders heen
12. Hoe stelde Petrus zich op toen door datgene wat Jezus zei, ’vele discipelen zich tot de dingen keerden die zij hadden achtergelaten’?
12 Wij zullen ertoe worden aangezet Jehovah loyaal met zijn organisatie te dienen indien wij bedenken dat wij voor eeuwig leven nergens anders heen kunnen. Toen door datgene wat Jezus zei ’vele discipelen zich tot de dingen keerden die zij hadden achtergelaten’, vroeg hij zijn apostelen: „Wilt ook gij niet heengaan?” Petrus antwoordde: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en zijn te weten gekomen dat gij de Heilige Gods zijt.” — Johannes 6:66-69.
13, 14. (a) Waarom rustte Gods gunst niet op het judaïsme van de eerste eeuw? (b) Wat zei een getuige van Jehovah met een lange staat van dienst over Gods zichtbare organisatie?
13 „Woorden van eeuwig leven” werden in het judaïsme van de eerste eeuw G.T. niet gevonden. De voornaamste zonde van het judaïsme bestond in de verwerping van Jezus als de Messias. In geen van zijn verscheidene vormen was het judaïsme exclusief op de Hebreeuwse Geschriften gebaseerd. De Sadduceeën loochenden het bestaan van engelen en geloofden niet in de opstanding. Hoewel de Farizeeën het in deze opzichten met hen oneens waren, zondigden zij door Gods Woord krachteloos te maken wegens hun onschriftuurlijke overleveringen (Mattheüs 15:1-11; Handelingen 23:6-9). Deze overleveringen brachten de joden in slavernij en maakten het voor velen moeilijk Jezus Christus te aanvaarden (Kolossenzen 2:8). Wegens ijver voor ’de overleveringen van zijn vaderen’ werd Saulus (Paulus) in zijn onwetendheid een boosaardige vervolger van Christus’ volgelingen. — Galaten 1:13, 14, 23.
14 Het judaïsme bezat Gods gunst niet, maar Jehovah zegende de organisatie die uit de volgelingen van zijn Zoon bestond — ’een volk ijverig voor voortreffelijke werken’ (Titus 2:14). Die organisatie bestaat nog steeds, en over deze organisatie zei een getuige van Jehovah met een lange staat van dienst: „Indien er voor mij iets van groot belang is geweest, is het dat ik dicht bij Jehovah’s zichtbare organisatie ben gebleven. Mijn vroege ervaringen hebben mij geleerd hoe onverstandig het is op menselijke redenaties te vertrouwen. Toen ik eenmaal tot die ontdekking was gekomen, besloot ik dicht bij de getrouwe organisatie te blijven. Hoe kan men anders Jehovah’s gunst en zegen ontvangen?” Voor goddelijke gunst en eeuwig leven kunnen wij nergens anders heen.
15. Waarom moeten wij met Jehovah’s zichtbare organisatie en met degenen die daarin verantwoordelijkheid dragen, samenwerken?
15 Ons hart dient ons ertoe aan te zetten met Jehovah’s organisatie samen te werken omdat wij weten dat alleen deze organisatie door zijn geest wordt geleid en zijn naam en voornemens bekendmaakt. Uiteraard zijn degenen die daarin verantwoordelijkheid dragen, onvolmaakt (Romeinen 5:12). Maar „Jehovah’s toorn ontbrandde” tegen Aäron en Mirjam toen zij Mozes bekritiseerden en vergaten dat aan hem, en niet aan hen, door God geschonken verantwoordelijkheid was toevertrouwd (Numeri 12:7-9). In deze tijd werken loyale christenen samen met ’degenen die de leiding nemen’, omdat Jehovah dit verlangt (Hebreeën 13:7, 17). Wij geven ook van onze loyaliteit blijk door geregeld christelijke vergaderingen te bezoeken en commentaren te geven waardoor ’anderen tot liefde en voortreffelijke werken worden aangespoord’. — Hebreeën 10:24, 25.
Wees opbouwend
16. Welke wens dient ons er ook toe te bewegen Jehovah loyaal te dienen?
16 De wens opbouwend voor anderen te zijn, dient ons er ook toe te bewegen Jehovah loyaal te dienen. Paulus schreef: „Kennis blaast op, maar liefde bouwt op” (1 Korinthiërs 8:1). Aangezien een bepaalde soort van kennis de bezitters ervan opblies, moet Paulus bedoeld hebben dat liefde ook tot opbouw is van degenen die deze hoedanigheid tentoonspreiden. In een door de professoren Weiss en English geschreven boek wordt gezegd: „Wie het vermogen bezit lief te hebben, ontvangt op zijn beurt gewoonlijk liefde. Het vermogen in elk aspect van het leven . . . welwillendheid en consideratie te betonen, heeft zowel op degene die zulke gevoelens betoont als op degene die ze ontvangt, een opvallend opbouwende invloed en schenkt dus beiden vreugde.” Door liefde te betonen, bouwen wij anderen en onszelf op, zoals te kennen wordt gegeven door Jezus’ woorden: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Handelingen 20:35.
17. Hoe bouwt liefde op, en waarvan zal deze eigenschap ons weerhouden?
17 In 1 Korinthiërs 8:1 gebruikte Paulus het Griekse woord aʹga·pe, waardoor op beginselen gebaseerde liefde wordt aangeduid. Deze liefde bouwt op, want ze is lankmoedig en vriendelijk, verdraagt en verduurt alle dingen, en faalt nimmer. Deze liefde bant schadelijke emoties als trots en jaloezie uit (1 Korinthiërs 13:4-8). Een dergelijke liefde zal ons ervan weerhouden over onze broeders, die net als wij onvolmaakt zijn, te klagen. Ze zal voorkomen dat wij als de „goddeloze mensen” worden die ’heimelijk binnendrongen’ onder ware christenen uit de eerste eeuw. Deze mensen ’minachtten heerschappij en spraken schimpend over heerlijken’, kennelijk kwaadsprekend over bepaalde personen die gezalfde christelijke opzieners waren aan wie een bepaalde heerlijkheid was verleend (Judas 3, 4, 8). Laten wij, uit loyaliteit aan Jehovah, nooit zwichten voor de verleiding iets dergelijks te doen.
Weersta de Duivel!
18. Wat zou Satan graag met Jehovah’s volk willen doen, maar waarom kan hij dat niet?
18 De wetenschap dat Satan onze eenheid als Gods volk te gronde wil richten, moet ons nog vastbeslotener maken Jehovah loyaal te dienen. Satan zou zelfs graag heel Gods volk uit de weg willen ruimen, en de aardse dienstknechten van de Duivel doden soms ware aanbidders. Maar God zal niet toelaten dat Satan hen allen doodt. Jezus is gestorven om „degene teniet te doen die het middel bezit de dood te veroorzaken, namelijk de Duivel” (Hebreeën 2:14). Satans domein van machtsuitoefening is vooral sedert de tijd dat hij uit de hemel werd geworpen — nadat Christus in 1914 Koning was geworden — beperkt. En op Jehovah’s bestemde tijd zal Jezus Satan en zijn organisatie vernietigen.
19. (a) Welke waarschuwing inzake Satans pogingen heeft dit tijdschrift jaren geleden gegeven? (b) Waar moeten wij in onze omgang met medegelovigen op letten teneinde Satans strikken te vermijden?
19 Dit tijdschrift heeft eens de waarschuwing laten horen: „Als Satan, de duivel, verwarring onder het volk van God kan veroorzaken, kan bewerken dat zij kibbelen en onderling strijden, of een zelfzuchtige neiging aan de dag leggen en ontwikkelen, die ertoe zou leiden dat de liefde voor de broeders en zusters wordt geruïneerd, zou hij er daardoor in slagen hen te verslinden” (The Watch Tower, 1 mei 1921, blz. 134). Laten wij de Duivel niet de kans geven onze eenheid te ruïneren, misschien doordat hij ons ertoe aanzet elkaar te belasteren of te bestrijden (Leviticus 19:16). Moge Satan ons nooit zover brengen dat wij persoonlijk degenen die Jehovah loyaal dienen, nadeel berokkenen of hun het leven moeilijker maken. (Vergelijk 2 Korinthiërs 2:10, 11.) Laten wij veeleer de woorden van Petrus toepassen: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden. Maar neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof” (1 Petrus 5:8, 9). Door een krachtig standpunt tegen Satan in te nemen, kunnen wij onze gezegende eenheid als Jehovah’s volk bewaren. — Psalm 133:1-3.
Vertrouw gebedsvol op God
20, 21. Hoe houdt gebedsvol vertrouwen op Jehovah verband met het loyaal dienen van hem?
20 Gebedsvol vertrouwen op God zal ons helpen Jehovah loyaal te blijven dienen. Wanneer wij zien dat hij onze gebeden verhoort, worden wij steeds dichter tot hem getrokken. Gebedsvol vertrouwen op Jehovah God was de aansporing die de apostel Paulus gaf toen hij schreef: „Ik [wens] dat in elke plaats de mannen zich aan gebed wijden, waarbij zij loyale handen opheffen, zonder gramschap en woordenstrijd” (1 Timotheüs 2:8). Hoe belangrijk is het bijvoorbeeld dat ouderlingen gebedsvol op God vertrouwen! Zo’n blijk van loyaliteit jegens Jehovah wanneer zij bijeenkomen om gemeenteaangelegenheden te bespreken, zal ertoe bijdragen een eindeloze woordenstrijd en mogelijke uitbarstingen van gramschap te vermijden.
21 Door gebedsvol vertrouwen op Jehovah God worden wij geholpen graag voorrechten in zijn dienst te aanvaarden. Een man die Jehovah tientallen jaren loyaal had gediend, kon zeggen: „Door bereidwillig elke toewijzing die ons in Gods wereldomvattende organisatie wordt gegeven, te aanvaarden en onwrikbaar op onze post te blijven, worden onze ijverige krachtsinspanningen met Gods glimlach van goedkeuring beloond. Zelfs als de toegewezen taak van ondergeschikt belang lijkt te zijn, blijkt vaak dat wanneer wij ons er niet getrouw van kwijten, vele andere belangrijke diensten niet verricht zouden kunnen worden. Als wij dus nederig zijn en rechtstreeks geïnteresseerd in de verheerlijking van Jehovah’s naam, en niet onze eigen naam, kunnen wij er zeker van zijn dat wij altijd ’standvastig en onwrikbaar zullen zijn en volop te doen hebben in Jehovah’s werk’.” — 1 Korinthiërs 15:58.
22. Hoe dienen Jehovah’s vele zegeningen van invloed te zijn op onze loyaliteit?
22 Uiteraard kunnen wij, ongeacht wat wij in Jehovah’s dienst doen, hem niet terugbetalen voor wat hij voor ons doet. Wat een zekerheid genieten wij in Gods organisatie, omringd als wij zijn door degenen die Gods vrienden zijn! (Jakobus 2:23) Jehovah heeft ons gezegend met eenheid die voortspruit uit broederlijke liefde die zo diepgeworteld is dat Satan zelf die niet kan ontwortelen. Laten wij daarom trouw blijven aan onze loyale hemelse Vader en als zijn volk samenwerken. Laten wij Jehovah nu en tot in alle eeuwigheid loyaal dienen.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat betekent het loyaal te zijn?
◻ Wat zijn enkele factoren die ons ertoe zouden moeten bewegen Jehovah loyaal te dienen?
◻ Waarom moeten wij de Duivel weerstaan?
◻ Hoe kan gebed ons helpen loyale dienstknechten van Jehovah te zijn?
[Illustratie op blz. 23]
Jehovah’s loyale dienstknechten laten niet toe dat hun met een leeuw te vergelijken Tegenstander, de Duivel, hun eenheid verbreekt