Doe alles voor het goede nieuws
„Ik doe alles ter wille van het goede nieuws, om er met anderen deel aan te mogen verkrijgen.” — 1 KORINTHIËRS 9:23.
1. Welke trek hebben wij allemaal gemeen, maar waarvoor heeft God de basis verschaft?
HOEWEL wij in verscheidene opzichten van elkaar verschillen, hebben wij allemaal één trek met elkaar gemeen. Door overerving van Adam werden wij geboren als zondaars die vervreemd zijn van de Allerhoogste, Jehovah God (Romeinen 5:12; Kolossenzen 1:21). De christelijke apostel Paulus schreef: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23). Om gered te kunnen worden, moeten mensen van elke raciale groep en natie dan ook met God verzoend worden. En hoe dankbaar kunnen wij zijn dat Jehovah in zijn onvergelijkelijke liefde en barmhartigheid de basis heeft verschaft voor verzoening met hem!
2. (a) Welke bediening werd gezalfde christenen toevertrouwd? (b) Van wiens voorbeeld kunnen wij leren, en waarom? (1 Korinthiërs 11:1)
2 Negentien eeuwen geleden werd gezalfde getuigen van Jehovah „de bediening van de verzoening” toevertrouwd. Paulus zei: „Als plaatsvervangers van Christus smeken wij: ’Wordt met God verzoend’” (2 Korinthiërs 5:18-20). Met welke instelling kweet de apostel zich van deze bediening? „Hoewel ik vrij ben van allen,” zei hij, „heb ik mijzelf tot slaaf van allen gemaakt, om de meesten te winnen” (1 Korinthiërs 9:19). Het lijdt geen twijfel dat Paulus zich gewetensvol inspande om zijn boodschap op een doeltreffende manier te presenteren, want hij zei ook: „Ik doe alles ter wille van het goede nieuws, om er met anderen deel aan te mogen verkrijgen” (1 Korinthiërs 9:23). Welnu, wat kunnen wij van Paulus’ voorbeeld leren?
Nederige joden helpen
3. Hoe werd Paulus’ bereidheid om alles te doen ter wille van het goede nieuws gedemonstreerd in verband met Timótheüs en de joden?
3 Paulus’ joodse achtergrond en zijn bereidheid alles te doen ter wille van het goede nieuws, rustten hem toe om nederige joden te helpen Jezus als de Messías te aanvaarden. Beschouw bijvoorbeeld eens wat de apostel deed toen hij Timótheüs als zijn reisgezel koos. Timótheüs, die een Griekse vader had, was niet besneden zoals dat met joodse jongetjes het geval was (Leviticus 12:2, 3). Paulus wist dat het joden tot struikelen kon brengen als een onbesneden jonge man probeerde hen te helpen met God verzoend te worden. Wat deed Paulus dus, opdat oprechte joden er niet van zouden worden teruggehouden Jezus te aanvaarden? Hij „nam [Timótheüs] en besneed hem ter wille van de joden”. Dit werd gedaan ook al was de besnijdenis geen christelijk vereiste. — Handelingen 16:1-3.
4. Wat was volgens 1 Korinthiërs 9:20 Paulus’ oogmerk?
4 De liefdevolle bezorgdheid die Paulus voor zijn medejoden tot uitdrukking bracht, was dus een kwestie van dingen doen ter wille van het goede nieuws. Hij schreef: „Voor de joden [ben ik] geworden als een jood, om joden te winnen; voor hen die onder de wet staan, ben ik geworden als iemand die onder de wet staat, hoewel ik zelf niet onder de wet sta, om hen die onder de wet staan, te winnen” (1 Korinthiërs 9:20). Ja, zoals werd geïllustreerd door het geval van Timótheüs, deed Paulus wat hij kon om joden te winnen, hen te helpen christenen te worden. Maar handelde hij op soortgelijke wijze met heidenen?
Heidenen proberen te winnen
5. Tot wie predikte Paulus in Korinthe, en met welk resultaat?
5 Nadat Paulus omstreeks de herfst van 50 G.T. in de stad Korinthe was aangekomen, hield hij wekelijks lezingen in de synagoge voor een gehoor van joden en Griekse proselieten. Zijn vurige prediking gaf echter aanleiding tot zoveel verzet dat hij zijn tegenstanders zei: „Uw bloed zij op uw hoofd. Ik ben rein. Van nu af zal ik naar mensen uit de natiën gaan.” Jehovah zegende deze stap, want „velen van de Korinthiërs die toehoorden, gingen geloven en werden gedoopt” als christenen. Ja, in een visioen spoorde de Heer Paulus ertoe aan in die toewijzing te blijven en vertelde hem: „Ik heb veel volk in deze stad.” — Handelingen 18:1-10.
6. Wat bewoog Paulus ertoe belangstelling op te vatten voor degenen wier achtergrond anders was dan de zijne?
6 Paulus’ oprechte verlangen om heidenen te winnen en tot het christendom te bekeren, bracht hem ertoe ook belangstelling op te vatten voor mensen wier achtergrond heel anders was dan de zijne. „Voor hen [de heidenen] die zonder wet zijn, ben ik geworden als iemand zonder wet, hoewel ik niet zonder wet ben ten opzichte van God, maar onder de wet ten opzichte van Christus, om hen die zonder wet zijn, te winnen” (1 Korinthiërs 9:21). Hoe probeerde de apostel heidenen te winnen?
7. Waarom verkeerde Titus ten aanzien van een besnijdenis in een andere situatie dan Timótheüs?
7 Toen Paulus in ongeveer 49 G.T. naar Jeruzalem ging om de belangrijke bijeenkomst van het besturende lichaam van de christelijke gemeente bij te wonen, werd hij vergezeld door de Griekse discipel Titus. Paulus bracht er aan de samengekomen broeders verslag uit van zijn predikingswerk onder de mensen van de natiën, en hij schreef later: „Zelfs Titus, die bij mij was, [werd] niet gedwongen zich te laten besnijden, ofschoon hij een Griek was” (Galaten 2:1-3). Anders dan Timótheüs verrichtte Titus zijn bediening hoofdzakelijk onder onbesneden mensen uit de natiën. Wel of niet besneden zijn, was in zijn geval dus helemaal geen punt. — 2 Korinthiërs 8:6, 16-18, 23; 12:18; Titus 1:4, 5.
8. Hoe gaf Paulus getuigenis in Athene?
8 Terwijl Paulus in Athene getuigenis gaf, demonstreerde hij opnieuw dat hij alles deed ter wille van het goede nieuws. De denkwijze van inwoners van die Griekse hoofdstad in aanmerking nemend, vertelde hij hun over een hun onbekende God en citeerde hij hun dichters Aratus en Cleanthes, die zeiden: „Want wij zijn ook zijn nageslacht.” De apostel probeerde op deze wijze zijn toehoorders te helpen begrijpen dat zij ’niet moesten menen dat het Goddelijk Wezen gelijkt op iets wat door menselijke kunstvaardigheid en menselijk vernuft is gebeeldhouwd’. Bovendien, zo redeneerde Paulus, ’heeft God de tijden van zulk een onwetendheid voorbijgezien, maar zegt de mensen thans dat zij allen overal berouw moeten hebben’. Op doeltreffende wijze richtte hij de aandacht op de ’Heer van hemel en aarde’, Jehovah. En wat was het resultaat? „Sommige mannen sloten zich bij hem aan en werden gelovigen” (Handelingen 17:22-34). Ja, Paulus’ methoden waren succesvol!
9. Hoe werd Paulus ’zwak voor de zwakken’, en waarom?
9 „Voor de zwakken ben ik zwak geworden, om de zwakken te winnen”, zei Paulus (1 Korinthiërs 9:22a). Hoewel zijn spreken krachtig was, hield de apostel rekening met het zwakke geweten van sommige joden en heidenen in de gemeente. Hij drong er bij Romeinse christenen op aan: „Aanvaardt degene die zwakheden heeft in zijn geloof, maar niet om beslissingen te nemen betreffende innerlijke twijfelvragen.” In plaats van direct met een oordeel klaar te staan, willen wij, zo zei Paulus, „de dingen nastreven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen” (Romeinen 14:1, 13, 19). Hij gaf de raad: „Wij evenwel die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn en niet onszelf te behagen” (Romeinen 15:1). Zich bewust van zijn verplichting zijn manier van spreken en handelen aan te passen met het doel anderen te helpen, schreef hij: „Ik ben voor alle soorten van mensen alles geworden.” — 1 Korinthiërs 9:22b; Galaten 3:28.
Vergroot uw bekwaamheid als prediker
10. Hoe kunnen wij in deze tijd Paulus navolgen?
10 Jehovah’s Getuigen in deze tijd dienen Paulus na te volgen zoals hij een navolger was van Christus (1 Korinthiërs 11:1). De apostel was een bekwame prediker die de zendingsgeest bezat. Hetzelfde kan voor ons gelden, ook al stellen onze omstandigheden ons misschien niet in staat in een buitenlands veld te dienen. Net als Paulus moeten wij ’alles doen ter wille van het goede nieuws, om er met anderen deel aan te mogen verkrijgen’ (1 Korinthiërs 9:23). Maar wat kan onze bekwaamheid in het prediken van het Koninkrijk en het maken van discipelen vergroten? — Matthéüs 28:19, 20.
11. Waarom dient u als bedienaar uw waarnemingsvermogen te vergroten?
11 Leg u erop toe uw waarnemingsvermogen te vergroten. Door opmerkzaam te zijn kunt u veel te weten komen dat u zal helpen uw presentatie van het goede nieuws aan individuele huisbewoners aan te passen. Als u bijvoorbeeld getuigenis geeft aan stadsbewoners, let dan bewust op de sloten die er op de deur zitten, op religieuze decoraties, op de leuzen op eventuele stickers. Deze dingen kunnen u helpen een getuigenis te geven dat misschien het hart zal raken van de mensen die in zulke huizen wonen. Paulus was beslist opmerkzaam. In Athene gebruikte hij een altaar met het opschrift „Aan een onbekende God” als een van de elementen in zijn voortreffelijke getuigenis betreffende „de God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is” (Handelingen 17:22-25). U kunt soortgelijke dingen doen in uw bediening.
12. Welke rol speelt onderscheidingsvermogen in onze bediening?
12 Gebruik onderscheidingsvermogen in de bediening. Wees niet ontmoedigd door iemands aanvankelijke tegenzin om de deur te openen en met u te spreken. Leg, in plaats van u door een stugge gelaatsuitdrukking te laten afwijzen, vriendelijkheid aan de dag en gebruik onderscheidingsvermogen. Probeer uw getuigenis aan de omstandigheden aan te passen. Door — al is het maar kort — onder gebed uw woorden te overwegen bent u misschien in staat iets te zeggen wat bij de persoon een gevoelige snaar raakt. — Vergelijk Nehemía 2:4-6.
13. Hoe zouden wij consideratie kunnen tonen jegens degenen tot wie wij prediken?
13 Toon consideratie. In dit opzicht kunnen er verscheidene dingen worden gedaan ter wille van het goede nieuws. Consideratie zal u er bijvoorbeeld van weerhouden bejaarde of zieke personen lang aan de deur te laten staan. U zou kunnen voorstellen dat u binnen met hen spreekt, waar het voor hen prettiger en gemakkelijker is. En misschien komt u tot de conclusie dat u onder de gegeven omstandigheden uw bezoek beter kort kunt houden. Gebruik in elk geval consideratie. Laat zien dat u zich om mensen bekommert! — Matthéüs 9:35, 36.
14. Hoe kunnen wij bij het geven van getuigenis luisteraars op hun gemak stellen?
14 Spreek op een manier die uw luisteraars op hun gemak stelt. Begin uw getuigenis met een vriendelijke begroeting zoals die in uw gebied gangbaar is (Matthéüs 10:12). Neem mogelijke angst en vooroordelen in aanmerking. Wees hoffelijk en oprecht vriendelijk in wat u zegt. Dit zal ertoe bijdragen de huisbewoner ervan te verzekeren dat u bent gekomen om te helpen en dat u geen bijbedoelingen hebt.
15. Waarom zullen wij voldoende informatie verschaffen over onszelf en de reden waarom wij aan de deur komen?
15 Huisbewoners moeten weten wie er aan hun deur komt en waarom. Verschaf dan ook voldoende informatie over uzelf. In sommige gebieden, vooral in Afrika en Azië, zijn mensen zo geïnteresseerd in bezoekers dat zij graag antwoord willen hebben op vragen zoals: Wie bent u? Waar woont u? Bent u getrouwd? Hebt u kinderen? Van u wordt verwacht dat u als bijdrage tot de aangename ontmoeting deze vragen beantwoordt voordat u het doel van uw bezoek uiteenzet. Bezie zulke begroetingen niet als onnodig, maar gebruik de tijd om de persoon te observeren en een prettig en hoffelijk oogcontact met hem op te bouwen.
16. Hoe kunnen goede vragen nuttig zijn om de communicatie met de huisbewoner te handhaven?
16 Gebruik goede vragen om de communicatie met de huisbewoner te handhaven. Hoewel de uitdrukking op het gezicht iets kan onthullen, moeten zijn gedachten en gevoelens begrepen worden. Met dat oogmerk zou u op bekwame wijze vragen kunnen gebruiken om de huisbewoner ertoe te brengen zijn zienswijzen en gevoelens te uiten. Om dit te illustreren: Een dame die geen kinderen had en die veel aandacht had geschonken aan dieren, zei over het bezoek van een Getuige het volgende: „Wat ik mij van haar glimlachende gezicht herinner, was de vrede. Ik was geïntrigeerd. Deze dame vroeg mij wat mij het meest zorgen baarde in de toestanden op aarde. Ik zei dat ik mij zorgen maakte over de manier waarop de mens de dieren behandelde, en zij toonde mij Jesaja 11:6-9 over de ware vrede waarin dieren zouden leven. Ik wilde meer weten.”
17. Waarom dienen wij goede aandacht te besteden aan opmerkingen van de huisbewoner of -bewoonster over zijn of haar omstandigheden?
17 Heb een opmerkzaam oor voor opmerkingen die de huisbewoner of -bewoonster wellicht over zijn of haar eigen omstandigheden maakt, vooral in veelvuldig bewerkt gebied. Zo kunt u zelfs in een kort gesprek waarschijnlijk wel iets over de persoon te weten komen wat nuttig kan zijn voor een volgend contact. Na van de deur te zijn weggegaan, kunt u zulke informatie dan kort op het van-huis-tot-huisrapportje noteren. Maar als de huisbewoner nu een vraag opwerpt die u niet weet te beantwoorden? Verricht dan wat speurwerk in de publikaties van het Wachttorengenootschap om vast te stellen wat de beste manier is om het goede nieuws met de persoon te delen als u daar de volgende keer weer aan de deur komt.
Een voorbeeld voor zendelingen
18. Wat kunnen zendelingen en anderen van Paulus leren?
18 Wie ook alles doen ter wille van het goede nieuws, dat zijn zendelingen die zijn opgeleid aan de Wachttoren-Bijbelschool Gilead. Zij kunnen veel leren van Paulus die een fijne zendingsgeest had. Zo wilde hij niet verantwoordelijk zijn voor belemmeringen die joden en heidenen zouden kunnen verhinderen de waarheid te aanvaarden. Daarom was de apostel voorzichtig ten aanzien van wat hij at en spoorde hij de Korinthische christenen aan op te letten dat zij niet door de uitoefening van hun recht om bepaald voedsel te eten, anderen tot struikelen zouden brengen (1 Korinthiërs 8:8, 9). In de New Century Bible verklaarde professor F. F. Bruce: „In alle onbetekenende zaken (zoals het voedsel dat in het geding was in [1 Korinthiërs] hoofdstuk 8), voegt [Paulus] zich naar de gewoonten van degenen met wie hij op het moment verkeert, teneinde geen obstakel op te werpen dat verhindert dat hij hen ’wint’ voor het evangelie” (Romeinen 14:21). Evenzo proberen zendelingen onder Jehovah’s Getuigen niet om de gewoonten van mensen in hun toewijzing te veranderen, hoewel nieuwelingen wel geestelijke hulp wordt geboden om de veranderingen aan te brengen die nodig zijn om God te behagen. — Romeinen 12:1, 2.
19. Welke aanpassingen kunnen bij het maken van discipelen nodig zijn voor (a) degenen die in de zendingsdienst zijn? (b) alle Koninkrijksverkondigers?
19 Degenen die met hun werk in een zendingstoewijzing beginnen, moeten zich op de hoogte stellen van de gewoonten van mensen. Dit is een verrijkende ervaring die zendelingen bovendien kan helpen doeltreffender te zijn in hun prediking. Ja, om te vermijden anderen tot struikelen te brengen, moeten zij zich misschien zelfs aanpassen in zaken zoals kleding en uiterlijke verzorging. Toen een zendelinge voor het eerst in West-Afrika kwam, bemerkte deze zuster dat men haar door de manier waarop zij cosmetica gebruikte, in dat gebied gemakkelijk kon vereenzelvigen met vrouwen van losse zeden. Opdat anderen haar motieven niet in twijfel zouden trekken, veranderde zij dus al heel gauw haar gebruik van make-up. Uiteraard dienen alle getuigen van Jehovah een gezond oordeel te gebruiken in kwesties van kleding en uiterlijke verzorging, teneinde anderen geestelijk te helpen. Christenen die de vermaning krijgen „een broeder geen struikelblok in de weg te leggen” en de dingen na te streven die tot opbouw van elkaar zijn, zullen beslist ook niemand anders tot struikelen willen brengen. — Romeinen 14:13, 19.
20. (a) Samengevat, wat zal ons helpen ’alles te doen ter wille van het goede nieuws’? (b) Welke vragen dienen nog beantwoord te worden?
20 Succes als Koninkrijksverkondigers is in de eerste plaats afhankelijk van Jehovah’s zegen (1 Korinthiërs 3:6, 7). Toch moeten wij ook zelf ons best doen. Wees dus opmerkzaam, zoals Paulus het was in zijn bediening. Gebruik onderscheidingsvermogen, heb consideratie, stel huisbewoners op hun gemak, en gebruik goede vragen om de communicatie met hen te handhaven. Voeg u naar gewoonten die wellicht vreemd lijken maar niet onschriftuurlijk zijn. Ja, laten wij ’alles doen ter wille van het goede nieuws, om er met anderen deel aan te mogen verkrijgen’ (1 Korinthiërs 9:23). Maar wat gebeurt er wanneer sommigen al deel uitmaken van onze christelijke broederschap? Hoe behandelen wij hen?
Hoe zou u dit beantwoorden?
◻ Wat deed Paulus om joden te helpen christenen te worden?
◻ Hoe probeerde Paulus heidenen te winnen?
◻ Wat zijn enkele manieren om onze bekwaamheid als prediker te vergroten?
◻ Welk voorbeeld gaf Paulus voor zendelingen en andere Koninkrijksverkondigers?