-
Blijf op Jehovah’s weg wandelenDe Wachttoren 1999 | 15 mei
-
-
6, 7. Bij welke gelegenheden werden de Israëlieten, hoewel zij aanbidders van Jehovah God waren, afvallig en waarom?
6 Zoals Paulus aantoonde, overkwam dit het oude Israël. Hij schreef: „Deze dingen . . . zijn voorbeelden geworden voor ons, opdat wij geen mensen zouden zijn die schadelijke dingen zouden begeren, zoals zij die hebben begeerd. Wordt ook geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, gelijk er staat geschreven: ’Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om zich te vermaken.’ Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen hoererij hebben bedreven, met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend van hen op één dag.” — 1 Korinthiërs 10:6-8.
7 Eerst verwijst Paulus naar het voorval waarbij Israël aan de voet van de berg Sinaï een gouden kalf aanbad (Exodus 32:5, 6). Dit was in rechtstreekse ongehoorzaamheid aan het goddelijke gebod dat zij slechts enkele weken voordien hadden gezegd te zullen gehoorzamen (Exodus 20:4-6; 24:3). Vervolgens verwijst Paulus naar de tijd waarin Israël zich met de dochters van Moab voor Baäl neerboog (Numeri 25:1-9). Kalveraanbidding werd gekenmerkt door grove genotzucht, ’het zich vermaken’.a De Baälaanbidding ging vergezeld van schandelijke seksuele immoraliteit (Openbaring 2:14). Waarom bedreven de Israëlieten deze zonden? Omdat zij toelieten dat hun hart ’schadelijke dingen ging begeren’ — of het daarbij nu ging om afgoderij of de ongeoorloofde praktijken die daarmee vergezeld gingen.
8. Wat kunnen wij uit Israëls ervaringen leren?
8 Paulus gaf te kennen dat wij van deze gebeurtenissen dienden te leren. Wat te leren? Het is ondenkbaar dat een christen zich voor een gouden kalf of een Moabitische god uit de oudheid zou neerbuigen. Maar hoe staat het met immoraliteit of onbeteugelde genotzucht? Die zijn tegenwoordig heel gewoon en als wij toelaten dat er zich in ons hart een verlangen naar ontwikkelt, zullen ze tussen ons en Jehovah komen. Het gevolg zal net zo zijn als hadden wij afgoderij bedreven — vervreemding van God. (Vergelijk Kolossenzen 3:5; Filippenzen 3:19.) Ja, Paulus besluit zijn bespreking van die gebeurtenissen door medegelovigen aan te sporen: „Ontvliedt de afgoderij.” — 1 Korinthiërs 10:14.
-
-
Blijf op Jehovah’s weg wandelenDe Wachttoren 1999 | 15 mei
-
-
a Doelend op het Griekse woord dat hier met ’zich vermaken’ is vertaald, zegt één commentator dat het betrekking heeft op de dansen die tijdens heidense feesten plaatsvonden en voegt eraan toe: „Veel van deze dansen waren, zoals welbekend is, rechtstreeks bedoeld om de losbandigste hartstochten op te wekken.”
-