BAÄL VAN PEOR
(Ba̱äl van Pe̱or).
De Baäl die bij de berg Peor door zowel de Moabieten als de Midianieten werd aanbeden (Nu 25:1, 3, 6). Er is wel geopperd dat de Baäl van Peor in werkelijkheid de godheid Kamos geweest kan zijn, omdat deze de voornaamste god van de Moabieten was (Nu 21:29). Waarschijnlijk ging de aanbidding van de Baäl van Peor gepaard met grove losbandige riten, net zoals dit met het Baälisme in het algemeen het geval was. Toen de Israëlieten in Sittim op de hoogvlakten van Moab gelegerd waren, werden zij door de vrouwelijke aanbidders van deze god tot immoraliteit en afgoderij verleid. — Nu 25:1-18; De 4:3; Ps 106:28; Ho 9:10; Opb 2:14.
Israëls zonde in verband met de Baäl van Peor had tot gevolg dat Jehovah een dodelijke gesel zond, waardoor duizenden Israëlieten omkwamen. Met het oog op een schijnbare tegenstrijdigheid tussen Numeri 25:9 en 1 Korinthiërs 10:8 rijst de vraag hoevelen er in werkelijkheid door de gesel werden gedood. Blijkbaar werden er 23.000 rechtstreeks door de gesel gedood, terwijl 1000 „hoofden” of aanstichters door de rechters van Israël gedood en vervolgens in het openbaar opgehangen werden. — Nu 25:4, 5; zie BAÄL nr. 4.