KORINTHE
(Kori̱nthe).
Een van de oudste en belangrijkste steden van het oude Griekenland. Het lag ongeveer 5 km ten ZW van de huidige stad. De belangrijkheid van Korinthe was grotendeels toe te schrijven aan zijn gunstige ligging aan de W-kant van de isthmus of smalle landengte die het vasteland van Griekenland met het zuidelijk schiereiland, de Peloponnesos, verbond. Al het verkeer over land, zowel handelsverkeer als anderszins, dat naar het N of het Z reisde, moest via Korinthe als het over de isthmus trok, die op het smalste punt slechts ongeveer 6 km breed is. Maar Korinthe was ook aantrekkelijk voor het internationale zeeverkeer, want zeevaarders trokken gewoonlijk liever deze isthmus tussen de Golf van Korinthe en de Saronische Golf over dan de lange en gevaarlijke reis om de door stormen geteisterde kapen aan de Z-punt van het schiereiland te riskeren. Schepen uit Italië, Sicilië en Spanje voeren derhalve over de Ionische Zee door de Golf van Korinthe en legden aan in de diepe haven van Lechaeum, de westelijke havenstad die door twee ononderbroken muren met Korinthe verbonden was. Schepen uit Klein-Azië, Syrië en Egypte kwamen door de Egeïsche Zee en gingen in de oostelijke havenwerken van Kenchrea of misschien in de kleinere haven van Schoenus voor anker (Ro 16:1). Grote schepen werden in de ene haven gelost, waarna de handelswaar de paar kilometer over land naar de andere haven werd vervoerd om daar op een ander schip overgeladen te worden. Kleinere schepen werden met lading en al over de isthmus getrokken langs een soort overtoom, di·olʹkos genoemd (lett.: „trekken over”). Met recht stond de isthmus van Korinthe bekend als de brug van de zee.
Geschiedenis. Korinthe was reeds een bloeiende stad in de 7de eeuw v.G.T., toen in de isthmische tempel van Poseidon (de Griekse god van de zee en de tegenhanger van de Romeinse Neptunus) begonnen werd met de Isthmische Spelen, die om de twee jaar plaatsvonden en waarnaar de apostel Paulus in enkele van zijn treffendste illustraties verwees (1Kor 9:24-27). Vanaf de 4de eeuw v.G.T. bevond Korinthe zich doorgaans onder Macedonische overheersing tot het in 196 v.G.T. door de Romeinen werd bevrijd. Als onafhankelijke stadstaat sloot het zich bij andere steden aan in de Achaeïsche Bond, raakte betrokken bij de oppositie tegen Rome en werd in 146 v.G.T. door de Romeinse consul L. Mummius verwoest. De mannen werden gedood en de vrouwen en kinderen werden in slavernij verkocht. Een eeuw lang bleef de stad betrekkelijk woest liggen totdat Julius Caesar haar in 44 v.G.T. (volgens sommigen in 46 v.G.T.) opnieuw stichtte als een Romeinse kolonie, Colonia Laus Iulia Corinthus. Achaje, zoals de Romeinen het deel van Griekenland noemden dat buiten Macedonië lag, werd tijdens de regering van Caesar Augustus een Romeinse senaatsprovincie en Korinthe werd tot de hoofdstad gemaakt.
Industrie en gebouwen. Korinthe, waar Paulus omstreeks 50 G.T. kwam, lag dus op een kruispunt van belangrijke handelswegen en was een politiek centrum. De tol die geheven werd op de ladingen die over de isthmus werden vervoerd, droeg veel tot de rijkdom van Korinthe bij, maar de stad was ook een industriecentrum, dat beroemd was om zijn aardewerk en bronzen voorwerpen. De stad zelf was gebouwd op twee terrassen, waarvan het ene ongeveer 30 m hoger lag dan het andere. In het centrum bevond zich de ruime agora of marktplaats, die met zuilengangen en openbare gebouwen omgeven was. Rijen winkels en werkplaatsen kwamen rechtstreeks op de marktplaats uit, en sommige van de blootgelegde ruïnes geven te kennen dat in zulke winkels vlees en andere etenswaren, alsook wijn, werden verkocht. Uit een inscriptie blijkt dat het woord macellum op een winkel werd toegepast. Deze term is het Latijnse equivalent van het Griekse woord ma·kelʹlon, dat door Paulus werd gebruikt toen hij in 1 Korinthiërs 10:25 over de „vleesmarkt” sprak. Een andere inscriptie, die op een drempel werd aangetroffen, luidde: „Lucius, de slager”.
Opgravingen brachten nabij het midden van de agora een verhoogd openlucht-spreekgestoelte aan het licht, bema of rostra genoemd, dat uitrees boven het terras dat het hoger gelegen deel van de agora van het lagere scheidde. Aan beide zijden van de bema, die uit wit en blauw marmer bestond en rijk versierd was met fijn beeldhouwwerk, bevonden zich twee wachtkamers met mozaïekvloeren en marmeren banken. Men neemt aan dat de bema „de rechterstoel” was waarheen Paulus door de joden die tegen de christelijke boodschap gekant waren, werd gevoerd om door proconsul Gallio verhoord te worden (Han 18:12-16). Een inscriptie die men ontdekt heeft in Delphi, een stad aan de N-kant van de Golf van Korinthe, bevat de naam Gallio en geeft te kennen dat hij proconsul was. — Zie GALLIO.
Ten NW van de marktplaats bevond zich een theater dat plaats bood aan zo’n 15.000 personen. In het NO bevond zich een amfitheater. De christenen in Korinthe konden goed begrijpen wat Paulus bedoelde toen hij zei dat de apostelen ’een theaterschouwspel voor de wereld’ waren (1Kor 4:9). Op een plein in de nabijheid van het theater hebben archeologen een inscriptie gevonden waarin een zekere Erastus wordt genoemd die de Latijnse titel aediel droeg, door sommigen vertaald met „directeur van publieke werken”. Deze Erastus zou „de stadsbeheerder” met dezelfde naam kunnen zijn die door Paulus werd genoemd toen hij vanuit Korinthe zijn brief aan de Romeinen schreef (Ro 16:23). De door Paulus gebruikte Griekse uitdrukking voor „beheerder” (oi·koʹno·mos) betekent in wezen „een huishouder of huisbestuurder”. — Vgl. Ga 4:2, vtn. en Int; zie ERASTUS nr. 2.
Religie en cultuur. Hoe vermaard Korinthe ook was als zetel van regeringsautoriteit en als de toonaangevende handelsstad van Griekenland, toch was de stad in de geest van velen een symbool van losbandigheid en buitensporige weelde, zo zelfs dat de uitdrukking „zich Korinthisch gedragen” in zwang kwam als een aanduiding voor „ontucht bedrijven”. Deze zinnelijke verdorvenheid was een vrucht van de in Korinthe beoefende aanbidding, vooral die in verband met de godin Aphrodite (de tegenhangster van de Romeinse Venus, de Fenicische en Kanaänitische Astarte en de Babylonische Isjtar). Op de Acrokorinth, een steile, rotsachtige berg die 513 m boven de agora uittorende, stond een tempel waarin zij werd aanbeden (AFB.: Deel 2, blz. 336). Paulus had gegronde reden om de christenen in Korinthe krachtige raad te geven in verband met moreel gedrag en hen met het oog daarop te waarschuwen (1Kor 6:9–7:11; 2Kor 12:21). In Korinthe stonden natuurlijk nog veel meer tempels, die aan andere goden en godinnen gewijd waren. In de tempel van Asclepius, de god van de geneeskunde, hebben archeologen vleeskleurige, terracotta replica’s van delen van het menselijk lichaam gevonden. Deze waren door aanbidders als ex-voto’s (wijgeschenken) in de tempel achtergelaten, waarbij elk voorwerp een replica was van het specifieke zieke lichaamsdeel (hand, voet, oog, enz.) van de aanbidder.
Behalve Grieken woonden er in Korinthe heel wat Italianen, nakomelingen van de vroegere kolonisten. Veel van de discipelen in Korinthe droegen Latijnse namen, zoals Justus, Tertius, Quartus, Gajus, Crispus, Fortunatus en Achaïkus (Han 18:7; Ro 16:22, 23; 1Kor 1:14; 16:17). Een groot aantal joden had zich daar gevestigd en een synagoge gesticht, terwijl zij ook enkele Griekse volgelingen hadden gekregen (Han 18:4). Dat er in Korinthe joden woonden, blijkt uit een Griekse inscriptie op een marmeren bovendorpel die men bij de poort naar Lechaeum heeft gevonden. De inscriptie, „[Su·na·]goʹge He·br[aiʹon]”, betekent „Synagoge van de Hebreeën”. Afgezien van degenen die in Korinthe, een centrum van amusement en sport, vermaak zochten, wemelde het er ook van reizigers en kooplieden. Ongetwijfeld droeg dit ertoe bij dat men daar toleranter was dan in andere door de apostel bezochte steden, met inbegrip van Athene, het centrum van de Griekse cultuur. Paulus ontving een visioen waarin hem werd verzekerd dat er in Korinthe nog veel rechtgeaarde personen waren, en daarom bleef hij een jaar en zes maanden op dit belangrijke trefpunt van Oost en West (Han 18:9-11). In deze tijd schreef hij waarschijnlijk zijn twee brieven aan de Thessalonicenzen.
Christelijke gemeente. Toen Paulus ten slotte vanuit de oostelijke haven Kenchrea per schip over de Egeïsche Zee naar Efeze in Klein-Azië ging, was hij vergezeld van Aquila en Priskilla, zijn medechristenen en collega’s in het tenten maken (Han 18:18, 19). Apollos, die zeer welsprekend was, zette het werk van Paulus echter voort door het in Korinthe gezaaide zaad te begieten (Han 18:24-28; 19:1; 1Kor 3:6). Paulus toonde diepe bezorgdheid voor de gemeente die hij in Korinthe had opgericht en zond Titus er tweemaal heen om hem te vertegenwoordigen, terwijl hij bovendien zijn twee belangrijke brieven aan de gemeente in Korinthe schreef (2Kor 7:6, 7, 13; 8:6, 16, 17; 12:17, 18). Hoewel Paulus niet in staat was de gemeente, zoals gepland, op weg naar Macedonië te bezoeken (2Kor 1:15, 16, 23), was hij later, waarschijnlijk in 55/56 G.T., echter drie maanden in Griekenland en bracht een gedeelte van die tijd door in Korinthe, vanwaar hij zijn brief aan de Romeinen schreef. — Han 20:2, 3; Ro 16:1, 23; 1Kor 1:14.