Hoofdstuk 14
Wiens autoriteit dient u te erkennen?
1, 2. Zijn alle vormen van autoriteit schadelijk? Leg dit uit.
HET woord „autoriteit” roept bij veel mensen aversie op. Dit is begrijpelijk, want autoriteit wordt vaak misbruikt — op het werk, in het gezin en door regeringen. De bijbel zegt realistisch: „De ene mens [heeft] over de andere mens . . . geheerst tot diens nadeel” (Prediker 8:9). Ja, velen hebben over anderen geheerst door op tirannieke en egoïstische wijze te handelen.
2 Maar niet alle autoriteit is schadelijk. Er zou bijvoorbeeld gezegd kunnen worden dat ons lichaam autoriteit over ons uitoefent. Het „gebiedt” ons te ademen, te eten, te drinken en te slapen. Is dit onderdrukkend? Nee. Zich naar deze behoeften schikken, is tot ons welzijn. Hoewel onderworpenheid aan onze lichamelijke behoeften onwillekeurig kan zijn, vereisen andere vormen van autoriteit onze bereidwillige onderwerping. Beschouw eens enkele voorbeelden.
DE OPPERSTE AUTORITEIT
3. Waarom wordt Jehovah terecht „Soevereine Heer” genoemd?
3 In de bijbel wordt Jehovah meer dan 300 maal „Soevereine Heer” genoemd. Een soeverein is iemand die de opperste autoriteit bezit. Wat geeft Jehovah het recht op deze positie? Openbaring 4:11 geeft het volgende antwoord: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen.”
4. Hoe verkiest Jehovah zijn autoriteit uit te oefenen?
4 Als onze Schepper heeft Jehovah het recht om zijn autoriteit uit te oefenen zoals hij verkiest. Dit zou angstwekkend kunnen lijken, vooral wanneer wij beschouwen dat God een „overvloed van dynamische energie” heeft. Hij wordt „God de Almachtige” genoemd — een term die in het Hebreeuws de gedachte overbrengt van overweldigende kracht (Jesaja 40:26; Genesis 17:1). Toch spreidt Jehovah zijn kracht op een weldadige wijze tentoon, omdat liefde zijn belangrijkste hoedanigheid is. — 1 Johannes 4:16.
5. Waarom is het niet moeilijk zich aan Jehovah’s autoriteit te onderwerpen?
5 Hoewel Jehovah waarschuwde dat hij straf zou brengen over onberouwvolle kwaaddoeners, kende Mozes hem voornamelijk als „de ware God . . ., de getrouwe God, die het verbond en de liefderijke goedheid in acht neemt in het geval van hen die hem liefhebben en hen die zijn geboden onderhouden” (Deuteronomium 7:9). Denk u dat eens in! De Opperste Autoriteit van het universum dwingt ons niet hem te dienen. Het is veeleer zijn liefde die ons tot hem trekt (Romeinen 2:4; 5:8). Zich aan Jehovah’s autoriteit onderwerpen, is zelfs een genoegen, want zijn wetten beogen altijd ons uiteindelijke welzijn. — Psalm 19:7, 8.
6. Hoe rees in de tuin van Eden de strijdvraag inzake autoriteit, en met welk gevolg?
6 Onze eerste ouders verwierpen Gods soevereiniteit. Zij wilden zelf beslissen wat goed en wat kwaad was (Genesis 3:4-6). Het gevolg was dat zij uit hun paradijstehuis verdreven werden. Daarna liet Jehovah toe dat mensen gezagsstructuren creëerden die hen in staat zouden stellen in een ordelijke, zij het onvolmaakte, gemeenschap te leven. Wat zijn enkele van deze autoriteiten, en in welke mate verwacht God van ons dat wij ons aan hen onderwerpen?
„DE SUPERIEURE AUTORITEITEN”
7. Wie zijn „de superieure autoriteiten”, en welk verband bestaat er tussen hun positie en Gods autoriteit?
7 De apostel Paulus schreef: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten, want er is geen autoriteit dan door God.” Wie zijn de „superieure autoriteiten”? Uit Paulus’ woorden in de volgende verzen blijkt dat het om menselijke regeringsautoriteiten gaat (Romeinen 13:1-7; Titus 3:1). Menselijke regeringsautoriteiten werden niet door Jehovah in het leven geroepen, maar ze bestaan onder zijn toelating. Daarom kon Paulus schrijven: „De bestaande autoriteiten zijn door God in hun relatieve posities geplaatst.” Wat wordt hierdoor ten aanzien van zo’n aardse autoriteit te kennen gegeven? Dat die ondergeschikt aan, of lager dan, Gods autoriteit is (Johannes 19:10, 11). Wanneer een menselijke wet derhalve in strijd is met Gods wet, moeten christenen zich door hun door de bijbel geoefende geweten laten leiden. Zij „moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”. — Handelingen 5:29.
8. Hoe trekt u voordeel van de superieure autoriteiten, en hoe kunt u blijk geven van uw onderworpenheid aan hen?
8 Vaak handelen de superieure regeringsautoriteiten echter als ’Gods dienares tot ons welzijn’ (Romeinen 13:4). Op welke manieren? Welnu, denk eens aan de talloze diensten waarin de superieure autoriteiten voorzien, zoals het postwezen, politiebescherming, brandweer, reinigingsdienst en onderwijs. „Daarom betaalt gij ook belastingen”, schreef Paulus, „want zij zijn Gods openbare dienaren, die juist dit doel voortdurend dienen” (Romeinen 13:6). Wat belastingen en alle andere wettelijke verplichtingen betreft, dienen wij ’ons eerlijk te gedragen’. — Hebreeën 13:18.
9, 10. (a) Hoe passen de superieure autoriteiten in Gods regeling? (b) Waarom zou het verkeerd zijn zich tegen de superieure autoriteiten te verzetten?
9 Af en toe misbruiken de superieure autoriteiten hun macht. Ontheft dit ons van onze verantwoordelijkheid aan hen onderworpen te blijven? Nee. Jehovah ziet de wandaden van deze autoriteiten (Spreuken 15:3). Dat hij menselijke heerschappij tolereert, betekent niet dat hij de verdorvenheid ervan door de vingers ziet; noch verwacht hij dat wij dit doen. In feite zal God binnenkort „al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken”, en ze vervangen door de heerschappij van zijn eigen rechtvaardige regering (Daniël 2:44). Maar totdat dit geschiedt, dienen de superieure autoriteiten een nuttig doel.
10 Paulus verklaarde: „Wie zich . . . tegen de autoriteit verzet, heeft zich tegen de regeling van God gesteld” (Romeinen 13:2). De superieure autoriteiten zijn Gods „regeling” omdat ze een mate van orde bewaren, hetgeen onontbeerlijk is omdat anders chaos en anarchie de overhand zouden hebben. Zich ertegen verzetten, zou onschriftuurlijk en zinloos zijn. Ter illustratie: Stel dat u een operatie had ondergaan en de wond gehecht was. Hoewel de hechtingen niet in het lichaam thuishoren, dienen ze voor een beperkte tijd een doel. Ze voortijdig verwijderen, zou schadelijk kunnen zijn. Evenzo maakten menselijke regeringsautoriteiten geen deel uit van Gods oorspronkelijke voornemen. Totdat zijn koninkrijk de volledige heerschappij over de aarde heeft, houden menselijke regeringen de samenleving echter bijeen, terwijl ze een functie vervullen die in overeenstemming is met Gods wil voor de huidige tijd. Wij dienen dus in onderworpenheid aan de superieure autoriteiten te blijven, hoewel wij Gods wet en autoriteit op de eerste plaats stellen.
AUTORITEIT IN HET GEZIN
11. Hoe zou u het gezagsbeginsel toelichten?
11 Het gezin is de fundamentele eenheid van de menselijke samenleving. Binnen het gezin kunnen een man en een vrouw lonende kameraadschap vinden, en kinderen kunnen beschermd en tot volwassenheid opgeleid worden (Spreuken 5:15-21; Efeziërs 6:1-4). Zo’n prachtige regeling moet georganiseerd worden op een wijze die gezinsleden in staat stelt in vrede en harmonie te leven. Teneinde dit tot stand te brengen, heeft Jehovah het gezagsbeginsel ingesteld, dat in 1 Korinthiërs 11:3 in de volgende woorden wordt samengevat: „Het hoofd van iedere man [is] de Christus . . .; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus.”
12, 13. Wie is het hoofd van het gezin, en wat valt er te leren van de manier waarop Jezus zijn gezag als hoofd uitoefende?
12 De echtgenoot is het hoofd van het gezin. Hij heeft echter een hoofd boven zich — Jezus Christus. Paulus schreef: „Mannen, blijft uw vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd” (Efeziërs 5:25). Een echtgenoot geeft er blijk van aan Christus onderworpen te zijn wanneer hij zijn vrouw zo behandelt als Jezus de gemeente altijd behandeld heeft (1 Johannes 2:6). Aan Jezus is grote autoriteit verleend, maar hij oefent die uit met buitengewone tederheid, liefde en redelijkheid (Mattheüs 20:25-28). Als mens heeft Jezus zijn positie van autoriteit nooit misbruikt. Hij was „zachtaardig en ootmoedig van hart”, en hij noemde zijn volgelingen geen „slaven”, maar „vrienden”. „Ik zal u verkwikken”, beloofde hij hun, en dat deed hij ook. — Mattheüs 11:28, 29; Johannes 15:15.
13 Jezus’ voorbeeld leert echtgenoten dat christelijk gezag als hoofd iemand niet in een positie van hardvochtige overheersing plaatst. Het is veeleer een positie waarin respect en zelfopofferende liefde aan de dag gelegd moeten worden. Een huwelijkspartner fysiek of verbaal mishandelen, is dan ook vanzelfsprekend uitgesloten (Efeziërs 4:29, 31, 32; 5:28, 29; Kolossenzen 3:19). Als een christelijke man zijn vrouw aldus zou mishandelen, zouden zijn andere goede werken waardeloos zijn, en zijn gebeden zouden verhinderd worden. — 1 Korinthiërs 13:1-3; 1 Petrus 3:7.
14, 15. Hoe wordt een vrouw door de kennis van God geholpen aan haar man onderworpen te zijn?
14 Wanneer een echtgenoot Christus’ voorbeeld navolgt, maakt hij het zijn vrouw gemakkelijker in overeenstemming te handelen met de woorden uit Efeziërs 5:22, 23: „Laten vrouwen onderworpen zijn aan hun man als aan de Heer, want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals ook de Christus het hoofd van de gemeente is.” Zoals een echtgenoot onderworpen moet zijn aan Christus, moet een vrouw dit zijn aan haar man. De bijbel laat ook duidelijk uitkomen dat bekwame vrouwen het verdienen vanwege hun godvruchtige wijsheid en vlijt geëerd en geprezen te worden. — Spreuken 31:10-31.
15 De onderwerping van een christelijke vrouw aan haar man is relatief. Dit betekent dat wanneer onderworpenheid in een bepaalde kwestie zou resulteren in overtreding van de goddelijke wet, God meer gehoorzaamd moet worden dan de mens. Maar zelfs dan moet het ferme standpunt dat een vrouw inneemt, gematigd worden door een „stille en zachtaardige geest”. Het dient duidelijk te zijn dat de kennis van God haar tot een betere vrouw heeft gemaakt (1 Petrus 3:1-4). Hetzelfde zou gelden voor een christelijke man wiens vrouw een ongelovige is. Dat hij zich naar bijbelse beginselen schikt, dient hem tot een betere echtgenoot te maken.
16. Hoe kunnen kinderen het voorbeeld navolgen dat Jezus gaf toen hij jong was?
16 In Efeziërs 6:1 wordt uiteengezet wat van kinderen wordt verwacht: „Weest gehoorzaam aan uw ouders in eendracht met de Heer, want dit is rechtvaardig.” Christelijke kinderen volgen het voorbeeld van Jezus na, die tijdens zijn groei naar volwassenheid aan zijn ouders onderworpen bleef. Als gehoorzame knaap „bleef [hij] toenemen in wijsheid en in fysieke groei en in gunst bij God en de mensen”. — Lukas 2:51, 52.
17. Hoe kan de manier waarop ouders autoriteit uitoefenen, van invloed zijn op hun kinderen?
17 Of kinderen eerbied zullen hebben voor autoriteit of ertegen in opstand zullen komen, kan afhangen van de manier waarop ouders zich van hun verantwoordelijkheden kwijten (Spreuken 22:6). Ouders zouden zich dus heel goed kunnen afvragen: ’Oefen ik mijn autoriteit liefdevol of hardvochtig uit? Ben ik toegeeflijk?’ Van een godvruchtige ouder wordt verwacht dat hij liefdevol en vriendelijk is, maar toch ferm vasthoudt aan goddelijke beginselen. Passend schreef Paulus: „Vaders, irriteert uw kinderen niet [letterlijk: ’prikkelt hen niet tot toorn’], maar blijft hen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah grootbrengen.” — Efeziërs 6:4; Kolossenzen 3:21.
18. Hoe dient ouderlijk streng onderricht toegediend te worden?
18 Ouders moeten hun opleidingsmethoden aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpen, vooral als zij graag zien dat hun kinderen gehoorzaam zijn en hun daardoor vreugde verschaffen (Spreuken 23:24, 25). In de bijbel is streng onderricht hoofdzakelijk een vorm van onderwijs (Spreuken 4:1; 8:33). Het wordt met liefde en zachtaardigheid in verband gebracht, niet met toorn en bruutheid. Christelijke ouders moeten dus wijs handelen en zich in bedwang houden wanneer zij hun kinderen streng onderrichten. — Spreuken 1:7.
AUTORITEIT IN DE GEMEENTE
19. Welke regeling heeft God voor een ordelijke gang van zaken in de christelijke gemeente getroffen?
19 Aangezien Jehovah een God van orde is, kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat hij in gezaghebbend en goed georganiseerd leiderschap voor zijn volk zou voorzien. Bijgevolg heeft hij Jezus als het Hoofd van de christelijke gemeente aangesteld (1 Korinthiërs 14:33, 40; Efeziërs 1:20-23). Onder het onzichtbare leiderschap van Christus heeft God een regeling ingesteld dat er in elke gemeente aangestelde ouderlingen zijn die de kudde bereidwillig, gewillig en liefdevol weiden (1 Petrus 5:2, 3). Dienaren in de bediening assisteren hen op diverse manieren en verlenen een waardevolle dienst binnen de gemeente. — Filippenzen 1:1.
20. Waarom dienen wij onderworpen te zijn aan aangestelde christelijke ouderlingen, en waarom werpt dit voordeel af?
20 Betreffende christelijke ouderlingen schreef Paulus: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor u schadelijk zijn” (Hebreeën 13:17). Wijselijk heeft God aan christelijke opzieners de verantwoordelijkheid toevertrouwd om zorg te dragen voor de geestelijke behoeften van de gemeenteleden. Deze ouderlingen vormen geen klasse van geestelijken. Zij zijn dienstknechten en slaven van God, die in de behoeften van hun medeaanbidders voorzien, net zoals onze Meester, Jezus Christus, dit heeft gedaan (Johannes 10:14, 15). De wetenschap dat mannen die aan de schriftuurlijke vereisten voldoen belangstelling hebben voor onze vooruitgang en geestelijke groei, moedigt ons aan meewerkend en onderdanig te zijn. — 1 Korinthiërs 16:16.
21. Hoe streven aangestelde ouderlingen ernaar medechristenen in geestelijk opzicht te helpen?
21 Af en toe kunnen schapen afdwalen of in gevaar worden gebracht door schadelijke wereldse elementen. Onder het leiderschap van de Opperherder hebben ouderlingen als onderherders een open oog voor de behoeften van degenen die aan hun zorg zijn toevertrouwd en schenken zij ijverig persoonlijke aandacht aan hen (1 Petrus 5:4). Zij bezoeken leden van de gemeente en moedigen hen aan. Aangezien ouderlingen weten dat de Duivel eropuit is de vrede van Gods volk te verstoren, wenden zij de wijsheid van boven aan wanneer zij een oplossing zoeken voor problemen (Jakobus 3:17, 18). Zij werken hard om de onderlinge eenheid en de eenheid van het geloof te bewaren, iets waar Jezus zelf om gebeden heeft. — Johannes 17:20-22; 1 Korinthiërs 1:10.
22. Welke hulp verschaffen de ouderlingen in gevallen van kwaaddoen?
22 Maar als een christen nu op de een of andere wijze kwaad lijdt of ontmoedigd raakt omdat hij een zonde heeft begaan? Vertroostende bijbelse raad en de oprechte gebeden die de ouderlingen ten behoeve van hem opzenden, kunnen ertoe bijdragen hem weer geestelijk gezond te maken (Jakobus 5:13-15). Deze door heilige geest aangestelde mannen hebben ook de autoriteit om streng onderricht toe te dienen en een ieder die een verkeerde weg bewandelt of die een gevaar voor de geestelijke en morele reinheid van de gemeente vormt, terecht te wijzen (Handelingen 20:28; Titus 1:9; 2:15). Teneinde de gemeente rein te houden, kan het noodzakelijk zijn dat personen ernstig kwaaddoen melden (Leviticus 5:1). Als een christen die een ernstige zonde heeft begaan, schriftuurlijk streng onderricht en terechtwijzing aanvaardt en van oprecht berouw blijk geeft, zal hij geholpen worden. Vanzelfsprekend worden hardnekkige en onberouwvolle overtreders van Gods wet uit de gemeente gesloten. — 1 Korinthiërs 5:9-13.
23. Waarin voorzien christelijke opzieners tot welzijn van de gemeente?
23 De bijbel heeft voorzegd dat er onder Jezus Christus als Koning geestelijk rijpe mannen aangesteld zouden worden om in vertroosting, bescherming en verkwikking voor Gods volk te voorzien (Jesaja 32:1, 2). Zij zouden de leiding nemen als evangeliepredikers, herders en leraren teneinde geestelijke groei te bevorderen (Efeziërs 4:11, 12, 16). Hoewel het af en toe kan voorkomen dat christelijke opzieners medegelovigen terechtwijzen, berispen en vermanen, zal het toepassen van de door de ouderlingen verschafte en op Gods Woord gebaseerde gezonde leer ertoe bijdragen dat allen de weg ten leven blijven bewandelen. — Spreuken 3:11, 12; 6:23; Titus 2:1.
AANVAARD JEHOVAH’S KIJK OP AUTORITEIT
24. Inzake welke kwestie worden wij dagelijks op de proef gesteld?
24 De eerste man en vrouw werden op de proef gesteld inzake de kwestie van onderwerping aan autoriteit. Het is niet verwonderlijk dat wij dagelijks voor een soortgelijke beproeving staan. Satan de Duivel heeft een geest van opstand onder de mensheid bevorderd (Efeziërs 2:2). De weg van onafhankelijkheid wordt verlokkelijk voorgesteld als beter dan de weg van onderworpenheid.
25. Welke voordelen spruiten voort uit het verwerpen van de opstandige geest van de wereld en het onderworpen zijn aan door God uitgeoefende of door hem toegestane autoriteit?
25 Wij moeten de opstandige geest van de wereld echter verwerpen. Wanneer wij dit doen, zullen wij bemerken dat godvruchtige onderworpenheid rijke beloningen met zich brengt. Wij zullen bijvoorbeeld de angstige bezorgdheid en frustratie die zo algemeen is onder degenen die om moeilijkheden met de wereldse autoriteiten vragen, vermijden. Wij zullen de in veel gezinnen heersende spanningen verminderen. En wij zullen ons verheugen in de voordelen van hartelijke, liefdevolle omgang met onze christelijke medegelovigen. Bovenal zal onze godvruchtige onderworpenheid resulteren in een goede verhouding met Jehovah, de Opperste Autoriteit.
TOETS UW KENNIS
Hoe oefent Jehovah zijn autoriteit uit?
Wie zijn „de superieure autoriteiten”, en hoe blijven wij aan hen onderworpen?
Welke verantwoordelijkheid legt het gezagsbeginsel elk gezinslid op?
Hoe kunnen wij in de christelijke gemeente van onderworpenheid blijk geven?
[Kader op blz. 134]
ONDERWORPEN, NIET OMVERWERPEND
Door hun openbare predikingsactiviteit vestigen Jehovah’s Getuigen de aandacht op Gods koninkrijk als ’s mensen enige hoop op ware vrede en zekerheid. Maar deze ijverige verkondigers van Gods koninkrijk vormen voor de regeringen waaronder zij leven, beslist geen omverwerpend element. Integendeel, de Getuigen behoren tot de meest respectvolle en ordelievende burgers. „Indien alle religieuze groeperingen waren zoals Jehovah’s getuigen,” zei een hoge functionaris in een Afrikaans land, „zouden wij geen moorden, diefstallen, misdrijven, gevangenen en atoombommen hebben. Deuren zouden niet dag in dag uit gesloten behoeven te zijn.”
In erkenning hiervan hebben functionarissen in veel landen toegelaten dat het predikingswerk van de Getuigen ongehinderd voortgang vindt. In andere landen zijn verbodsbepalingen of beperkingen opgeheven toen de autoriteiten beseften dat Jehovah’s Getuigen een invloed ten goede zijn. Het is zoals de apostel Paulus over het gehoorzamen van de superieure autoriteiten schreef: „Blijf het goede doen, en gij zult lof van haar hebben.” — Romeinen 13:1, 3.