Jehovah’s gebruikmaking van „dwaasheid” om degenen te redden die geloven
„Daar in de wijsheid Gods de wereld door middel van haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God goedgedacht door middel van de dwaasheid van wat wordt gepredikt, degenen te redden die geloven.” — 1 KORINTHIËRS 1:21.
1. In welk opzicht zou Jehovah „dwaasheid” gebruiken, en hoe weten wij dat de wereld in haar wijsheid God niet heeft leren kennen?
WAT? Zou Jehovah dwaasheid gebruiken? Niet echt! Maar hij kan gebruik maken, en doet dat ook, van wat de wereld dwaas toeschijnt. Hij doet dit teneinde mensen die hem kennen en liefhebben, te redden. De wereld kan door middel van haar wijsheid God niet leren kennen. Jezus Christus maakte dit duidelijk toen hij in gebed zei: „Rechtvaardige Vader, de wereld heeft u . . . niet leren kennen.” — Johannes 17:25.
2. Hoe lopen Jehovah’s wegen en de wegen van de wereld schijnbaar parallel, maar wat zijn de feiten?
2 Jezus’ woorden geven te kennen dat Jehovah’s wegen anders zijn dan die van de wereld. Op het eerste gezicht kan het lijken dat Gods voornemen en de voornemens van deze wereld parallel lopen. Het kan lijken dat Gods zegen op de doeleinden van deze wereld rust. De bijbel zegt bijvoorbeeld dat God een rechtvaardige regering zou oprichten, die de mensheid op aarde een vredig, gelukkig en voorspoedig leven zal schenken (Jesaja 9:6, 7; Mattheüs 6:10). Ook de wereld bazuint haar voornemen uit om de mensen door middel van een zogeheten nieuwe wereldorde vrede, voorspoed en een goede regering te brengen. Maar Gods voornemens en de voornemens van de wereld zijn niet dezelfde. Het is Jehovah’s voornemen zich als de Opperste Soeverein van het universum te rechtvaardigen. Dit zal hij tot stand brengen door middel van een hemelse regering die alle aardse regeringen zal wegvagen (Daniël 2:44; Openbaring 4:11; 12:10). God heeft dus niets gemeen met deze wereld (Johannes 18:36; 1 Johannes 2:15-17). Daarom spreekt de bijbel over twee soorten van wijsheid — „de wijsheid Gods” en „de wijsheid van de wereld”. — 1 Korinthiërs 1:20, 21.
Waar wereldse wijsheid intrinsiek mank aan gaat
3. Waarom zou de door de mens beloofde nieuwe wereldorde, hoewel de wijsheid van de wereld indrukwekkend moge schijnen, nooit bevredigend zijn?
3 Degenen die zich niet door de wijsheid van God laten leiden, schijnt de wijsheid van de wereld indrukwekkend toe. Er zijn zeer imposant klinkende wereldse filosofieën die de geest fascineren. Duizenden hogere-onderwijsinstellingen verstrekken inlichtingen die afkomstig zijn van wat naar de mening van velen de grootste denkers der mensheid zijn. Reusachtige bibliotheken zitten tjokvol met de bijeengebrachte kennis van eeuwen menselijke ervaring. Maar in weerwil hiervan kan de door wereldlijke heersers voorgestelde nieuwe wereldorde slechts een heerschappij zijn van onvolmaakte, met zonden bevlekte, stervende mensen. Die wereldorde zou derhalve onvolmaakt zijn, vele in het verleden begane blunders herhalen en nooit alle behoeften van de mensheid bevredigen. — Romeinen 3:10-12; 5:12.
4. Waar is de voorgestelde nieuwe wereldorde aan onderworpen, en met welk gevolg?
4 De door de mens voorgestelde nieuwe wereldorde is niet alleen aan menselijke zwakte onderworpen, maar ook aan de invloed van goddeloze geestelijke schepselen — ja, Satan de Duivel en zijn demonen. Satan heeft de geest van de mensen verblind zodat zij „het glorierijke goede nieuws over de Christus” niet geloven (2 Korinthiërs 4:3, 4; Efeziërs 6:12). Daarom lijdt de wereld aan de ene kwaal na de andere. Ze strijdt en lijdt in haar rampzalige poging om zichzelf zonder Gods hulp en zonder de goddelijke wil in aanmerking te nemen, te besturen (Jeremia 10:23; Jakobus 3:15, 16). Bijgevolg heeft de wereld, zoals de apostel Paulus zei, „door middel van haar wijsheid God niet . . . leren kennen”. — 1 Korinthiërs 1:21.
5. Waar gaat de wijsheid van deze wereld intrinsiek mank aan?
5 Waar gaat de wijsheid van deze wereld, met inbegrip van haar plannen voor een nieuwe wereldorde, dus intrinsiek mank aan? Daaraan dat de wereld negeert wat nooit met goed gevolg genegeerd kan worden — de opperste soevereiniteit van Jehovah God. Arrogant weigert ze goddelijke soevereiniteit te erkennen. De wereld laat Jehovah opzettelijk buiten al haar plannen en vertrouwt op haar eigen bekwaamheid en programma’s. (Vergelijk Daniël 4:31-34; Johannes 18:37.) De bijbel maakt duidelijk dat ’de vrees voor Jehovah het begin van wijsheid is’ (Spreuken 9:10; Psalm 111:10). Toch heeft de wereld nog niet eens het basisvereiste voor wijsheid leren kennen. Hoe kan de wereld dan zonder goddelijke steun succes hebben? — Psalm 127:1.
De Koninkrijksprediking — Dwaas of praktisch?
6, 7. (a) Wat prediken degenen die zich door Gods wijsheid laten leiden, maar hoe beziet de wereld hen? (b) Overeenkomstig welke wijsheid prediken de geestelijken van de christenheid, en met welk gevolg?
6 Zij daarentegen die God kennen, spreiden de wijsheid van God tentoon en verkiezen zich erdoor te laten leiden. Zoals Jezus heeft voorzegd, prediken zij „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde” (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Is zo’n prediking op dit moment, nu onze aarde het toneel is van strijd, vervuiling, armoede en menselijk lijden, praktisch? Wereldwijze mensen schijnt zo’n prediking over Gods koninkrijk pure dwaasheid toe en geen enkel praktisch nut te hebben. Zij bezien de predikers van Gods koninkrijk als een belemmering en een vertragende factor voor de vooruitgang in de richting van een ideale politieke regering. Hierin worden zij ondersteund door de geestelijken van de christenheid, die overeenkomstig de wijsheid van deze wereld prediken en de mensen niet vertellen wat zij over Gods nieuwe wereld en haar Koninkrijksregering moeten weten, hoewel dit de voornaamste leer van Christus was. — Mattheüs 4:17; Markus 1:14, 15.
7 De geschiedschrijver H. G. Wells vestigde de aandacht op dit falen van de geestelijkheid der christenheid. Hij schreef: „Opmerkelijk is de enorm belangrijke plaats die Jezus toekende aan de leer van wat hij het Koninkrijk der Hemelen noemde, terwijl het Koninkrijk in de werkwijze en de leer van de meeste christelijke kerken een betrekkelijk onbeduidende plaats inneemt.” Willen mensen van dit geslacht echter leven verwerven, dan moeten zij eerst over Gods opgerichte koninkrijk horen, en te dien einde moet iemand het goede nieuws erover prediken. — Romeinen 10:14, 15.
8. Waarom is het prediken van Gods goede nieuws het meest praktische dat in deze tijd gedaan kan worden, maar welke handelwijze zou geen blijvend nut afwerpen?
8 Het prediken van Gods goede nieuws is daarom het meest praktische dat in deze tijd gedaan kan worden. Dit is zo omdat de Koninkrijksboodschap een werkelijke hoop verschaft die het hart van de mensen in deze laatste dagen, waarin wij ’kritieke tijden beleven die moeilijk zijn door te komen’, met vreugde vervult (2 Timotheüs 3:1-5; Romeinen 12:12; Titus 2:13). Terwijl het leven in deze wereld onzeker en kort is, zal het leven in Gods nieuwe wereld eeuwig zijn, te midden van vreugde, overvloed en vrede hier op aarde (Psalm 37:3, 4, 11). Zoals Jezus Christus zei: „Wat voor nut zal het voor een mens hebben als hij de gehele wereld wint, maar zijn ziel verbeurt? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn ziel?” Als iemand het recht op leven in Gods nieuwe wereld verbeurt, wat voor nut heeft deze wereld, die voorbijgaat, dan? Het genot van materiële dingen waarin zo iemand zich thans verheugt, is nutteloos, zinloos en van voorbijgaande aard. — Mattheüs 16:26; Prediker 1:14; Markus 10:29, 30.
9. (a) Welke raad gaf Jezus toen een man die uitgenodigd werd een volgeling van hem te zijn, om uitstel vroeg? (b) Hoe dient Jezus’ antwoord op ons van invloed te zijn?
9 Eén man die door Jezus werd uitgenodigd zijn volgeling te zijn, zei: „Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.” Wat raadde Jezus hem aan te doen? Wetend dat de man een hoogst belangrijk werk zou uitstellen tot zijn ouders het einde van hun leven zouden bereiken, antwoordde Jezus: „Laat de doden hun doden begraven, maar gij, ga heen en maak alom het koninkrijk Gods bekend” (Lukas 9:59, 60). Degenen die van wijsheid blijk geven door Christus te gehoorzamen, kunnen zich niet afkeren van het vervullen van hun opdracht de Koninkrijksboodschap te prediken. Goddelijke wijsheid doordringt hen ervan dat deze wereld en haar heersers ten ondergang gedoemd zijn (1 Korinthiërs 2:6; 1 Johannes 2:17). Ondersteuners van Gods soevereiniteit weten dat de enige werkelijke hoop voor de mensheid gelegen is in goddelijke interventie en heerschappij (Zacharia 9:10). Terwijl dus degenen die de wijsheid van deze wereld bezitten, niet in Gods koninkrijk geloven en die hemelse regering niet wensen, doen degenen die zich door goddelijke wijsheid laten leiden, datgene wat voor hun medemensen nut afwerpt en waardoor zij op eeuwig leven in Jehovah’s beloofde nieuwe wereld worden voorbereid. — Johannes 3:16; 2 Petrus 3:13.
„Dwaasheid voor hen die vergaan”
10. (a) Welk werk nam Saulus van Tarsus ter hand nadat hij bekeerd was, en hoe bezag hij dit werk? (b) Waar stonden de oude Grieken om bekend, maar hoe bezag God hun wijsheid?
10 Saulus van Tarsus, die Paulus, de apostel van Jezus Christus werd, nam dit levenreddende werk ter hand. Is het redelijk te denken dat toen Jezus Christus Saulus bekeerde, Hij hem opdroeg aan een dwaze activiteit deel te nemen? Paulus dacht er niet zo over (Filippenzen 2:16). In die tijd werden de Grieken als hét volk van intellectuelen beschouwd. Zij beroemden zich op hun grote filosofen en wijze mannen. Hoewel Paulus Grieks sprak, hing hij niet de Griekse filosofie en geleerdheid aan. Waarom niet? Omdat zulke wijsheid van deze wereld dwaasheid is bij God.a Paulus zocht goddelijke wijsheid, die hem ertoe bewoog het goede nieuws van huis tot huis te prediken. De grootste Prediker aller tijden, Jezus Christus, had het voorbeeld gegeven en had hem opgedragen hetzelfde werk te doen. — Lukas 4:43; Handelingen 20:20, 21; 26:15-20; 1 Korinthiërs 9:16.
11. Wat is de essentie van datgene wat Paulus over zijn predikingsopdracht en de wijsheid van de wereld zei?
11 Paulus zegt het volgende over zijn opdracht om te prediken: „Christus heeft mij . . . uitgezonden . . . om het goede nieuws bekend te maken, niet met wijsheid van woorden, opdat de martelpaal van de Christus niet nutteloos gemaakt zou worden. Want het woord omtrent de martelpaal [Jezus’ loskoopoffer] is dwaasheid voor hen die vergaan, maar voor ons die worden gered, is het Gods kracht. Want er staat geschreven: ’Ik zal de wijsheid van de wijzen doen vergaan en de intelligentie van de intellectuelen negeren.’ Waar is de wijze [zoals de filosoof]? Waar de schriftgeleerde? Waar de debatvoerder van dit samenstel van dingen? Heeft God de wijsheid van de wereld niet dwaas gemaakt? Want daar in de wijsheid Gods de wereld door middel van haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God goedgedacht door middel van de dwaasheid van wat wordt gepredikt, degenen te redden die geloven.” — 1 Korinthiërs 1:17-21.
12. Wat brengt Jehovah door middel van „de dwaasheid van wat wordt gepredikt” tot stand, en hoe zullen degenen die verlangend zijn naar „de wijsheid van boven” reageren?
12 Hoe ongelofelijk het ook moge schijnen, worden juist degenen die de wereld dwaas noemt door Jehovah als zijn predikers gebruikt. Ja, door middel van de dwaasheid van de bediening van deze predikers redt God degenen die geloven. Jehovah heeft het zo geregeld dat predikers van deze „dwaasheid” niet zichzelf de eer kunnen geven, en andere mensen kunnen degenen door bemiddeling van wie zij het goede nieuws hebben gehoord, niet terecht de eer geven. Dit is zo opdat „geen vlees zou roemen voor het aangezicht van God” (1 Korinthiërs 1:28-31; 3:6, 7). Het is waar dat de prediker een belangrijke rol speelt, maar de boodschap die hem is opgedragen te prediken, is de factor die iemands redding bewerkt — als zo iemand de boodschap tenminste gelooft. Degenen die verlangend zijn naar „de wijsheid van boven” zullen de boodschap van de prediker niet verachten omdat hij dwaas en onaanzienlijk schijnt te zijn, vervolgd wordt en van huis tot huis gaat. In plaats daarvan zullen de zachtmoedigen een Koninkrijksverkondiger respecteren als een prediker die door Jehovah is gemachtigd en in de naam van God komt. Zij zullen grote belangrijkheid toekennen aan de boodschap die de prediker mondeling en via de gedrukte bladzijde brengt. — Jakobus 3:17; 1 Thessalonicenzen 2:13.
13. (a) Hoe bezagen de joden en de Grieken de prediking omtrent een aan een paal gehangen Christus? (b) Uit welke groepen mensen werden niet velen geroepen om Jezus’ volgelingen te zijn, en waarom niet?
13 Zijn bespreking van Gods wegen vervolgend, zegt Paulus: „De joden vragen om tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, maar wij prediken een aan de paal gehangen Christus, voor de joden een oorzaak tot struikelen, maar voor de natiën dwaasheid; voor hen echter die de geroepenen zijn, zowel joden als Grieken, Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want iets dwaas van God is wijzer dan de mensen, en iets zwaks van God is sterker dan de mensen. Want gij ziet uw roeping, broeders, dat niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, niet veel machtigen, niet velen van edele geboorte; maar God heeft het dwaze der wereld uitgekozen om de wijzen te beschamen; en God heeft het zwakke der wereld uitgekozen om het sterke te beschamen.” — 1 Korinthiërs 1:22-27; vergelijk Jesaja 55:8, 9.
14. (a) Waarop vestigen Jehovah’s Getuigen de aandacht wanneer er naar hun geloofsbrieven wordt gevraagd? (b) Waarom weigerde Paulus de Grieken te behagen met een vertoon van de wijsheid van de wereld?
14 Toen Jezus op aarde was, vroegen de joden om een teken uit de hemel (Mattheüs 12:38, 39; 16:1). Maar Jezus weigerde enig teken te geven. Insgelijks spreiden Jehovah’s Getuigen in deze tijd geen met tekenen te vergelijken geloofsbrieven tentoon. Zij vestigen veeleer de aandacht op de opdracht die zij hebben ontvangen om het goede nieuws te prediken, zoals die staat opgetekend in bijbelverzen als Jesaja 61:1, 2; Markus 13:10 en Openbaring 22:17. De Grieken uit de oudheid waren op zoek naar wijsheid, een hogere opleiding in de dingen van deze wereld. Ofschoon Paulus onderricht was in de wijsheid van deze wereld, weigerde hij de Grieken te behagen door een vertoon van die wijsheid (Handelingen 22:3). Hij sprak en schreef in de Griekse omgangstaal van het gewone volk, in plaats van in het klassieke Grieks. Paulus zei tot de Korinthiërs: „Toen ik tot u kwam, [broeders, ben ik] niet met een overdaad van woorden of van wijsheid gekomen om het heilige geheim van God aan u bekend te maken. . . . Mijn spreken en wat ik predikte, was niet met overredende woorden van wijsheid, maar met een tentoonspreiding van geest en kracht, opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid van mensen, maar in Gods kracht.” — 1 Korinthiërs 2:1-5.
15. Waaraan herinnert Petrus degenen die de spot drijven met het goede nieuws, en hoe komt de huidige situatie overeen met die in Noachs dagen?
15 In deze laatste dagen worden degenen die de spot drijven met het goede nieuws van Gods toekomstige nieuwe wereld en het naderende einde van deze wereld, er door de apostel Petrus aan herinnerd dat de wereld in Noachs dagen werd „vernietigd toen ze door water werd overstroomd” (2 Petrus 3:3-7). Wat deed Noach toen hij oog in oog stond met dat onheilspellende einde? Veel mensen denken alleen aan hem als een arkbouwer. Maar Petrus zegt dat God, toen Hij de geweldige vloed over de wereld uit de oudheid bracht, „Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard” (2 Petrus 2:5). In hun wereldse wijsheid hebben deze goddeloze antediluviaanse mensen ongetwijfeld de spot gedreven met wat Noach predikte en hem dwaas, onrealistisch en onpraktisch genoemd. In deze tijd worden ware christenen met een soortgelijke situatie geconfronteerd, want Jezus vergeleek ons geslacht met het geslacht van Noachs dagen. In weerwil van spotters is de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk echter meer dan alleen maar woorden. Evenals de prediking die door Noach werd verricht, houdt dit werk redding in voor de prediker en voor degenen die naar hem luisteren! — Mattheüs 24:37-39; 1 Timotheüs 4:16.
’Dwazen worden om wijs te worden’
16. Wat zal te Armageddon met de wijsheid van deze wereld gebeuren, en wie zullen in leven blijven en Gods nieuwe wereld binnengaan?
16 Nu binnenkort, te Armageddon, zal Jehovah God al „de wijsheid van de wijzen” doen vergaan. Hij zal al „de intelligentie van de intellectuelen” die voorspellingen hebben gedaan over de wijze waarop hun nieuwe wereldorde betere toestanden voor de mensheid teweeg zou brengen, negeren. „De oorlog van de grote dag van God de Almachtige” zal alle sofisterij, filosofie en wijsheid van deze wereld in vlammen doen opgaan (1 Korinthiërs 1:19; Openbaring 16:14-16). De enigen die die oorlog zullen overleven en leven in Gods nieuwe wereld zullen verkrijgen, zijn degenen die gehoorzaam zijn aan wat deze wereld dwaasheid noemt — ja, Jehovah’s glorierijke goede nieuws van het Koninkrijk.
17. Hoe zijn Jehovah Getuigen ’dwazen’ geworden, en wat zijn Gods predikers van het goede nieuws vastbesloten te doen?
17 Jehovah’s Getuigen, die zich door zijn geest laten leiden, schamen zich er niet voor datgene te prediken wat de wereld dwaasheid noemt. In plaats van te proberen wereldwijs te zijn, zijn zij ’dwazen’ geworden. Hoe? Door het Koninkrijkspredikingswerk te verrichten, opdat zij wijs mogen zijn, zoals Paulus schreef: „Indien iemand onder u meent wijs te zijn in dit samenstel van dingen, hij worde een dwaas, opdat hij wijs moge worden” (1 Korinthiërs 3:18-20). Jehovah’s predikers van het goede nieuws kennen de levenreddende waarde van hun boodschap en zullen deze zonder onderbreking blijven prediken totdat de oorlog van Armageddon een einde maakt aan deze wereld en haar wijsheid. Binnenkort zal Jehovah God zijn universele soevereiniteit rechtvaardigen en eeuwig leven schenken aan allen die „de dwaasheid van wat wordt gepredikt” thans geloven en er gunstig op reageren.
[Voetnoot]
a Ondanks alle filosofische debatten en onderzoekingen van de wijze mannen uit het oude Griekenland, blijkt uit hun geschriften dat zij geen echte basis voor hoop vonden. Professor J. R. S. Sterrett en professor Samuel Angus zeggen hierover: „Er bestaat geen literatuur die meer meelijwekkende klaagzangen over de smartelijkheden van het leven, het verdwijnen van de liefde, de bedrieglijkheid van de hoop en de meedogenloosheid van de dood bevat.” — Funk and Wagnalls New „Standard” Bible Dictionary, 1936, blz. 313.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welke twee soorten wijsheid zijn er?
◻ Waar gaat de wijsheid van de wereld intrinsiek mank aan?
◻ Waarom is het prediken van het goede nieuws het meest praktische dat gedaan kan worden?
◻ Wat zal weldra met alle wijsheid van de wereld gebeuren?
◻ Waarom schamen Jehovah’s Getuigen zich er niet voor datgene te prediken wat de wereld dwaasheid noemt?
[Illustratie op blz. 23]
De Grieken zochten wereldse wijsheid en bezagen Paulus’ prediking vaak als dwaasheid