Jehovah hecht grote waarde aan uw met geheel uw ziel verrichte dienst
„Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen.” — KOLOSSENZEN 3:23.
1, 2. (a) Wat is het grootste voorrecht dat wij ooit zouden kunnen hebben? (b) Waarom kunnen wij bij tijden in onze dienst voor God misschien niet alles doen wat wij graag zouden willen?
JEHOVAH dienen is het grootste voorrecht dat wij ooit zouden kunnen hebben. Terecht moedigt dit tijdschrift christenen sinds jaar en dag aan om met hart en ziel op te gaan in de bediening en zich er indien enigszins mogelijk zelfs „in vollediger mate” mee bezig te houden (1 Thessalonicenzen 4:1). Wij kunnen in onze dienst voor God echter niet altijd alles doen wat ons hart heel graag zou willen. „Mijn omstandigheden zijn van dien aard dat ik hele dagen moet werken”, legt een ongehuwde zuster uit die bijna veertig jaar geleden werd gedoopt. „Mijn reden om te werken, is niet een fantastische garderobe aan te schaffen of cruisevakanties te houden, maar de noodzakelijke dingen, onder meer medische zorg en de tandarts, te bekostigen. Het gevoel bekruipt me echter dat ik Jehovah geef wat er overblijft.”
2 De liefde voor God beweegt ons ertoe zoveel mogelijk in het predikingswerk te willen doen. Maar omstandigheden in het leven beperken ons vaak in wat wij kunnen doen. Het behartigen van andere schriftuurlijke verantwoordelijkheden, waaronder gezinsverplichtingen, kan veel van onze tijd en energie opslokken (1 Timotheüs 5:4, 8). In deze ’kritieke tijden die moeilijk zijn door te komen’, wordt het leven steeds problematischer (2 Timotheüs 3:1). Als wij in de dienst niet alles kunnen doen wat wij graag zouden willen, kan ons hart ons enigszins verontrusten. Wij vragen ons misschien af of God wel ingenomen is met onze aanbidding.
De schoonheid van dienst die met geheel onze ziel wordt verricht
3. Wat verwacht Jehovah van ons allen?
3 In Psalm 103:14 geeft de bijbel ons de hartverwarmende verzekering dat Jehovah „zeer goed [weet] hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn”. Meer dan wie maar ook begrijpt hij onze beperkingen. Hij verlangt niet meer van ons dan wij kunnen geven. Wat verwacht hij? Iets wat iedereen, ongeacht zijn levensomstandigheden, te bieden heeft: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen” (Kolossenzen 3:23). Ja, Jehovah verwacht van ons — van ons allen — dat wij hem met geheel onze ziel dienen.
4. Wat betekent het Jehovah met geheel onze ziel te dienen?
4 Wat betekent het Jehovah met geheel onze ziel te dienen? De Griekse uitdrukking die „met geheel uw ziel” is weergegeven, betekent letterlijk „vanuit de ziel”. De „ziel” heeft betrekking op de gehele persoon, met al zijn fysieke en mentale vermogens. Met geheel onze ziel dienst verrichten, betekent dan ook onszelf te geven, al onze vermogens en onze energie zo volledig mogelijk in Gods dienst te gebruiken. Eenvoudig gezegd betekent het alles te doen waartoe onze ziel maar enigszins in staat is. — Markus 12:29, 30.
5. Hoe blijkt uit het voorbeeld van de apostelen dat niet allen noodzakelijkerwijs evenveel moeten doen in de bediening?
5 Betekent ons met geheel onze ziel inzetten dat wij in de bediening allemaal evenveel moeten doen? Dat zou in feite niet kunnen, want de omstandigheden en mogelijkheden verschillen van persoon tot persoon. Beschouw de getrouwe apostelen van Jezus eens. Zij konden niet allemaal evenveel doen. Over sommige van de apostelen, zoals Simon de Kananeeër en Jakobus, de zoon van Alfeüs, weten wij bijvoorbeeld heel weinig. Misschien waren hun activiteiten als apostel vrij beperkt (Mattheüs 10:2-4). Petrus daarentegen kon veel belangrijke verantwoordelijkheden op zich nemen — ja, Jezus gaf hem zelfs „de sleutels van het koninkrijk”! (Mattheüs 16:19) Toch werd Petrus niet boven de anderen verheven. Toen Johannes in de Openbaring het visioen van het Nieuwe Jeruzalem ontving (ca. 96 G.T.), zag hij twaalf fundamentstenen waarop „de twaalf namen van de twaalf apostelen” geschreven waren (Openbaring 21:14).a Jehovah hechtte grote waarde aan de dienst van alle apostelen, ook al waren sommige klaarblijkelijk in staat meer te doen dan andere.
6. Wat gebeurt er in Jezus’ illustratie van de zaaier met het zaad dat op „de voortreffelijke aarde” is gezaaid, en welke vragen rijzen er?
6 Insgelijks vraagt Jehovah niet dat wij allen evenveel doen in de prediking. Jezus gaf dit te kennen in de illustratie van de zaaier, waarin het predikingswerk werd vergeleken met het zaaien van zaad. Het zaad viel op verschillende soorten aarde, waarmee de verschillende hartetoestanden van degenen die de boodschap horen, worden afgebeeld. „Die op de voortreffelijke aarde is gezaaid,” zo legde Jezus uit, „dat is hij die het woord hoort en de betekenis ervan begrijpt, die werkelijk vrucht draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig-, de ander dertigvoud” (Mattheüs 13:3-8, 18-23). Wat is de vrucht waarover hier wordt gesproken, en waarom wordt die in verschillende hoeveelheden voortgebracht?
7. Wat is de vrucht die als resultaat van het gezaaide zaad wordt voortgebracht, en waarom wordt die in verschillende mate voortgebracht?
7 Omdat het zaad dat wordt gezaaid „het woord van het koninkrijk” is, heeft het vrucht dragen betrekking op het verbreiden van dat woord door het aan anderen te vertellen (Mattheüs 13:19). De mate waarin er vrucht wordt voortgebracht, verschilt — van dertigvoud tot honderdvoud — omdat mogelijkheden en omstandigheden in het leven verschillend zijn. Iemand met een goede gezondheid en een groot fysiek uithoudingsvermogen zal wellicht meer tijd aan de prediking kunnen besteden dan iemand wiens kracht door een chronisch gezondheidsprobleem of door gevorderde leeftijd wordt ondermijnd. Een jong en ongehuwd persoon zonder gezinsverantwoordelijkheden zal misschien meer kunnen doen dan iemand die hele dagen moet werken om zijn gezin te onderhouden. — Vergelijk Spreuken 20:29.
8. Hoe beziet Jehovah degenen die het beste geven wat hun ziel kan geven?
8 Is in Gods ogen degene die met geheel zijn ziel dertigvoudig voortbrengt minder toegewijd dan degene die honderdvoudig voortbrengt? Stellig niet! De mate waarin er vrucht wordt voortgebracht, mag dan verschillend zijn, maar Jehovah is er blij mee zolang de dienst die wordt verricht het beste is dat onze ziel te geven heeft. Bedenk dat de vrucht, in welke mate die ook wordt voortgebracht, in alle gevallen voortspruit uit een hart dat „voortreffelijke aarde” is. Het Griekse woord (kaʹlos) dat met ’voortreffelijk’ is vertaald, beschrijft iets wat „mooi” is en wat „het hart verrukt en de ogen genot verschaft”. Hoe vertroostend is het te weten dat wanneer wij ons best doen, ons hart in Gods ogen mooi is!
Zich niet met een ander vergelijken
9, 10. (a) Tot welke vorm van negatief redeneren zou ons hart ons kunnen bewegen? (b) Hoe laat de illustratie in 1 Korinthiërs 12:14-26 zien dat Jehovah ons wat onze dienst betreft, niet met anderen vergelijkt?
9 Ons onvolmaakte hart kan de dingen echter wel eens anders beoordelen. Het zou onze dienst misschien kunnen vergelijken met die van anderen. Het zou kunnen redeneren: ’Anderen doen zoveel meer in de dienst dan ik. Hoe zou Jehovah ooit ingenomen kunnen zijn met mijn dienst?’ — Vergelijk 1 Johannes 3:19, 20.
10 Jehovah’s gedachten en wegen zijn veel hoger dan die van ons (Jesaja 55:9). Eén Korinthiërs 12:14-26, waar de gemeente wordt vergeleken met een lichaam dat uit vele leden bestaat — ogen, handen, voeten, oren, enzovoort — geeft ons enig inzicht in de manier waarop Jehovah onze persoonlijke inspanningen beziet. Beschouw het letterlijke lichaam eens. Hoe belachelijk zou het zijn uw ogen te vergelijken met uw handen, of uw voeten met uw oren! Elk lid heeft een andere functie, en toch zijn alle leden nuttig en gewaardeerd. Insgelijks hecht Jehovah grote waarde aan de dienst die u met geheel uw ziel verricht, ongeacht of anderen nu meer doen of minder. — Galaten 6:4.
11, 12. (a) Waarom vinden sommigen misschien dat zij „zwakker” of „minder eervol” zijn? (b) Hoe beziet Jehovah onze dienst?
11 Tengevolge van beperkingen vanwege een zwakke gezondheid, voortschrijdende ouderdom of andere omstandigheden vinden sommigen van ons af en toe misschien dat zij „zwakker” of „minder eervol” zijn. Maar zo beziet Jehovah het niet. De bijbel zegt ons dat „de leden van het lichaam die zwakker schijnen te zijn, noodzakelijk zijn, en de lichaamsdelen waarvan wij denken dat ze minder eervol zijn, die omgeven wij met overvloediger eer . . . God heeft niettemin het lichaam zo samengesteld dat hij overvloediger eer gaf aan het deel dat te kort kwam” (1 Korinthiërs 12:22-24). Iedere afzonderlijke persoon kan Jehovah derhalve dierbaar zijn. Hij hecht grote waarde aan de dienst die wij binnen het raamwerk van onze beperkingen verrichten. Beweegt uw hart u er niet toe te doen wat u kunt om zo’n begrijpende en liefdevolle God te dienen?
12 Wat voor Jehovah telt, is dus niet dat u net zoveel doet als iemand anders maar dat u doet wat u — uw ziel — persoonlijk kunt doen. Dat Jehovah onze persoonlijke inspanningen waardevol acht, werd heel ontroerend gedemonstreerd door de wijze waarop Jezus tijdens de laatste dagen van zijn leven op aarde twee heel verschillende vrouwen beoordeelde.
De „zeer kostbare” gave van een vrouw met waardering
13. (a) Wat waren de omstandigheden toen Maria welriekende olie over Jezus’ hoofd en voeten uitgoot? (b) Wat was de materiële waarde van Maria’s olie?
13 Op vrijdagavond 8 Nisan kwam Jezus aan in Bethanië, een dorpje op de oostelijke helling van de Olijfberg, ongeveer drie kilometer van Jeruzalem vandaan. Jezus had dierbare vrienden in deze plaats — Maria, Martha en hun broer Lazarus. Jezus was, misschien zelfs dikwijls, bij hen thuis te gast geweest. Maar op zaterdagavond gebruikten Jezus en zijn vrienden de maaltijd in het huis van Simon, een voormalige melaatse die mogelijk door Jezus genezen was. Terwijl Jezus aan tafel aanlag, verrichtte Maria een nederige daad die blijk gaf van haar diepe liefde voor de man die haar broer uit de dood had opgewekt. Zij brak een flacon met welriekende „zeer kostbare” olie open. Ja, kostbaar is het juiste woord! Hij was 300 denarii waard, het equivalent van ongeveer een jaarloon. Zij goot deze welriekende olie over Jezus’ hoofd en over zijn voeten uit en droogde zijn voeten zelfs met haar haren af. — Markus 14:3; Lukas 10:38-42; Johannes 11:38-44; 12:1-3.
14. (a) Hoe reageerden de discipelen op Maria’s gebaar? (b) Hoe nam Jezus het voor Maria op?
14 De discipelen waren verontwaardigd! ’Waarom deze verkwisting?’, vroegen zij. Judas, die zijn verlangen om te stelen verborg achter de schijn van liefdadigheid jegens de behoeftigen, zei: „Waarom is deze welriekende olie niet voor driehonderd denarii verkocht en aan de armen gegeven?” Maria hield zich stil. Jezus zei echter tot de discipelen: „Laat haar begaan. Waarom tracht gij haar lastig te vallen? Zij heeft een voortreffelijke [een vorm van kaʹlos] daad jegens mij verricht. . . . Zij heeft gedaan wat zij kon; zij heeft het bij voorbaat op zich genomen welriekende olie op mijn lichaam te doen met het oog op mijn begrafenis. Voorwaar, ik zeg u: Overal waar het goede nieuws in de gehele wereld wordt gepredikt, zal tevens ter gedachtenis aan deze vrouw worden verteld wat zij heeft gedaan.” Hoe moet de hartelijkheid van Jezus’ woorden Maria’s hart hebben gerustgesteld! — Markus 14:4-9; Johannes 12:4-8.
15. Waarom was Jezus zo bewogen door wat Maria had gedaan, en wat leren wij daaruit over dienst die met geheel onze ziel wordt verricht?
15 Jezus was diep bewogen door wat Maria had gedaan. Hij vond dat zij een prijzenswaardige daad had verricht. Niet de materiële waarde van het geschenk was belangrijk in Jezus’ ogen, maar het feit dat ’zij gedaan had wat zij kon’. Zij nam de gelegenheid te baat en gaf wat zij kon geven. Andere vertalingen hebben deze woorden als volgt weergegeven: „Zij heeft alles gedaan wat zij kon”, of: „Zij heeft gedaan wat in haar vermogen lag” (An American Translation; The Jerusalem Bible). Maria gaf met geheel haar ziel, want zij gaf het beste wat zij had. Daar gaat het om bij dienst die met geheel onze ziel wordt verricht.
De „twee kleine geldstukken” van een weduwe
16. (a) Hoe kwam het dat Jezus gadesloeg dat een arme weduwe een bijdrage gaf? (b) Hoeveel bedroeg de waarde van de geldstukjes van de weduwe?
16 Twee dagen later, op 11 Nisan, bracht Jezus een lange dag door in de tempel, waar zijn autoriteit in twijfel werd getrokken en hij moeilijke vragen over belastingen, de opstanding en andere aangelegenheden pareerde. Hij hekelde de schriftgeleerden en Farizeeën, onder meer omdat zij ’de huizen der weduwen verslonden’ (Markus 12:40). Vervolgens ging Jezus zitten, klaarblijkelijk in het Voorhof der vrouwen, waar volgens de joodse overlevering dertien schatkisten stonden. Daar zat hij een poosje oplettend te kijken naar de mensen die er hun bijdragen in wierpen. Er kwamen vele rijken, sommige misschien met een air van zelfrechtvaardigheid, zelfs met groot vertoon. (Vergelijk Mattheüs 6:2.) Toen concentreerde Jezus’ blik zich op één bepaalde vrouw. Gewone mensen zullen misschien niets opmerkelijks aan haar of haar gave hebben waargenomen. Maar Jezus, die in het hart van anderen kon kijken, wist dat zij „een arme weduwe” was. Hij wist ook precies het bedrag van haar gave — „twee kleine geldstukken . . . welke zeer weinig waarde hebben”.b — Markus 12:41, 42.
17. Welke waarde hechtte Jezus aan de bijdrage van de weduwe, en wat leren wij hieruit over het geven aan God?
17 Jezus riep zijn discipelen bij zich, want hij wilde dat zij met eigen ogen zagen wat hij hun wilde leren. Zij had „er meer in . . . geworpen dan allen die geld in de schatkisten hebben geworpen”, zei Jezus. Naar zijn oordeel had zij er meer in gedaan dan alle anderen samen. Zij had „alles” gegeven wat zij had — haar laatste beetje geld. Door dat te doen, vertrouwde zij zich aan Jehovah’s zorgzame handen toe. Degene die werd uitgekozen om als voorbeeld te dienen op het gebied van geven aan God, was dus iemand wier gave in materiële waarde gemeten vrijwel nihil was. In Gods ogen was ze echter van onschatbare waarde! — Markus 12:43, 44; Jakobus 1:27.
Een les leren uit Jehovah’s kijk op met geheel onze ziel verrichte dienst
18. Wat leren wij uit de manier waarop Jezus de twee vrouwen beoordeelde?
18 Uit de manier waarop Jezus deze twee vrouwen beoordeelde, leren wij enkele hartverwarmende lessen over Jehovah’s kijk op met geheel onze ziel verrichte dienst (Johannes 5:19). Jezus vergeleek de weduwe niet met Maria. Hij sloeg de twee geldstukken van de weduwe niet minder hoog aan dan Maria’s „zeer kostbare” olie. Aangezien beide vrouwen het beste gaven wat zij hadden, waren hun giften in Gods ogen allebei waardevol. Dus als er gevoelens van waardeloosheid in u opwellen omdat u niet alles kunt doen wat u in de dienst voor God zou willen doen, wanhoop dan niet. Jehovah aanvaardt met blijdschap het beste wat u kunt geven. Bedenk dat Jehovah „ziet hoe het hart is”, en hij is zich dus volledig bewust van de vurige verlangens van uw hart. — 1 Samuël 16:7.
19. Waarom moeten wij niet met een oordeel klaarstaan over wat anderen in hun dienst voor God doen?
19 Jehovah’s kijk op dienst die met geheel onze ziel wordt verricht, moet van invloed zijn op de wijze waarop wij elkaar bezien en bejegenen. Hoe liefdeloos zou het zijn kritiek te hebben op de inspanningen van anderen of de dienst van de een te vergelijken met die van een ander! Helaas schreef een christen: „Bij tijden geven sommigen je de indruk dat je óf een pionier bent óf niets. Degenen onder ons die zich tot het uiterste moeten inspannen om ’alleen maar’ een geregelde Koninkrijksverkondiger te blijven, hebben er ook behoefte aan zich gewaardeerd te voelen.” Laten wij bedenken dat wij niet gemachtigd zijn te beoordelen wat met geheel iemands ziel verrichte dienst voor een medechristen betekent (Romeinen 14:10-12). Jehovah hecht grote waarde aan de dienst die ieder van de miljoenen getrouwe Koninkrijksverkondigers met geheel zijn ziel verricht, en dat moeten wij ook doen.
20. Waarvan kunnen wij in verband met onze medeaanbidders gewoonlijk het beste uitgaan?
20 Maar als sommigen nu eens minder in de bediening schijnen te doen dan zij zouden kunnen doen? Het is heel goed mogelijk dat een teruggang in de activiteit van een medegelovige voor bezorgde ouderlingen een signaal is dat er behoefte is aan hulp of aanmoediging. Terzelfder tijd moeten wij niet vergeten dat voor sommigen dienst met geheel hun ziel misschien meer weg heeft van de geldstukjes van de weduwe dan van Maria’s kostbare olie. Het is gewoonlijk het beste om ervan uit te gaan dat onze broeders en zusters Jehovah liefhebben en dat die liefde hen ertoe zal bewegen zoveel — niet zo weinig — mogelijk te doen. Stellig zal geen enkele gewetensvolle dienstknecht van Jehovah het verkiezen minder in de dienst voor God te doen dan hij kan! — 1 Korinthiërs 13:4, 7.
21. Welke lonende loopbaan volgen velen, en welke vragen rijzen er?
21 Voor velen van Gods volk betekent met geheel hun ziel verrichte dienst echter een buitengewoon lonende loopbaan — de pioniersdienst. Welke zegeningen ontvangen zij? En hoe staat het met degenen onder ons die nog niet hebben kunnen pionieren — hoe kunnen wij de pioniersgeest aan de dag leggen? Deze vragen zullen in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoten]
a Aangezien Judas als apostel vervangen werd door Matthias, zal Matthias’ naam — niet die van Paulus — op een van de twaalf fundamentstenen hebben gestaan. Hoewel Paulus een apostel was, behoorde hij niet tot de twaalf.
b Elk van deze geldstukjes was een lepton, de kleinste joodse munt die destijds in omloop was. Twee lepta kwamen overeen met 1/64 van een dagloon. Volgens Mattheüs 10:29 kon iemand voor een assarion (een geldstuk ter waarde van acht lepta) twee mussen kopen, die door de armen als voedsel werden gebruikt en tot de goedkoopste vogeltjes behoorden. Deze weduwe was dus werkelijk arm, want zij had slechts de helft van het bedrag dat nodig was om één enkel musje te kopen, nauwelijks voldoende voor één enkele maaltijd.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat betekent het Jehovah met geheel onze ziel te dienen?
◻ Hoe toont de illustratie in 1 Korinthiërs 12:14-26 aan dat Jehovah ons niet met anderen vergelijkt?
◻ Welke les over geven met geheel onze ziel leren wij uit Jezus’ opmerkingen over Maria’s kostbare olie en de twee geldstukjes van de weduwe?
◻ Hoe dient Jehovah’s kijk op dienst die met geheel onze ziel wordt verricht, invloed uit te oefenen op de wijze waarop wij elkaar bezien?
[Illustratie op blz. 15]
Maria gaf het beste wat zij had door „zeer kostbare” olie over Jezus’ lichaam uit te gieten
[Illustratie op blz. 16]
De geldstukjes van de weduwe — nihil in waarde, maar kostbaar in Jehovah’s ogen