„Wijsheid is bij de bescheidenen”
„Wat vraagt Jehovah van u terug dan . . . bescheiden te wandelen met uw God?” — MICHA 6:8.
1, 2. Wat is bescheidenheid, en hoe verschilt deze eigenschap van aanmatigende overmoed?
EEN vooraanstaande apostel weigert de aandacht op zichzelf te vestigen. Een moedige Israëlitische rechter noemt zich de kleinste in het huis van zijn vader. De grootste mens die ooit heeft geleefd, erkent dat hij niet over onbeperkte autoriteit beschikt. Elk van deze mannen legt bescheidenheid aan de dag.
2 Bescheidenheid is het tegenovergestelde van aanmatigende overmoed. De persoon die bescheiden is, heeft een nuchtere kijk op zichzelf en op zijn bekwaamheden en is vrij van eigendunk of verwaandheid. In plaats van trots, pocherig of ambitieus te zijn, is de bescheiden persoon zich altijd bewust van zijn beperkingen. Bijgevolg respecteert hij de gevoelens en zienswijzen van anderen en neemt die op passende wijze in aanmerking.
3. In welk opzicht is wijsheid „bij de bescheidenen”?
3 Terecht zegt de bijbel: „Wijsheid is bij de bescheidenen” (Spreuken 11:2). De bescheiden persoon is wijs omdat hij een handelwijze volgt die God goedkeurt, en hij vermijdt een aanmatigende geesteshouding die tot oneer leidt (Spreuken 8:13; 1 Petrus 5:5). De wijsheid van bescheidenheid wordt bevestigd door de levenswijze van een aantal dienstknechten van God. Laten wij eens de drie in de openingsparagraaf genoemde voorbeelden beschouwen.
Paulus — Een ’ondergeschikte’ en een ’beheerder’
4. Welke unieke voorrechten genoot Paulus?
4 Paulus was een prominente figuur onder vroege christenen, en dat is begrijpelijk. Terwijl hij zijn bediening verrichtte, reisde hij duizenden kilometers over zee en land en richtte hij talloze gemeenten op. Bovendien zegende Jehovah Paulus met visioenen en de gave van het spreken in vreemde talen (1 Korinthiërs 14:18; 2 Korinthiërs 12:1-5). Ook inspireerde hij Paulus tot het schrijven van veertien brieven die thans deel uitmaken van de christelijke Griekse Geschriften. Er kan beslist worden gezegd dat Paulus meer arbeidde dan alle andere apostelen. — 1 Korinthiërs 15:10.
5. Hoe gaf Paulus er blijk van dat hij een bescheiden kijk op zichzelf had?
5 Aangezien Paulus zich in de voorste gelederen van de christelijke activiteit bevond, zouden sommigen misschien verwachten dat hij ervan genoot in het middelpunt van de belangstelling te staan, of zelfs met zijn autoriteit pronkte. Maar dat was niet het geval, want Paulus was bescheiden. Hij noemde zichzelf „de geringste van de apostelen” en voegde eraan toe: „Ik ben niet waard een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van God vervolgd heb” (1 Korinthiërs 15:9). Als voormalig vervolger van christenen vergat Paulus nooit dat het alleen door onverdiende goedheid kwam dat hij überhaupt een band met God kon hebben, om over speciale dienstvoorrechten nog maar niet te spreken (Johannes 6:44; Efeziërs 2:8). Daarom dacht Paulus niet dat zijn buitengewone prestaties in de bediening hem superieur aan anderen maakten. — 1 Korinthiërs 9:16.
6. Hoe gaf Paulus blijk van bescheidenheid in zijn omgang met de Korinthiërs?
6 Paulus’ bescheidenheid was vooral duidelijk in zijn omgang met de Korinthiërs. Blijkbaar waren sommigen van hen gecharmeerd van degenen die volgens hen prominente opzieners waren, met inbegrip van Apollos, Cefas en Paulus zelf (1 Korinthiërs 1:11-15). Maar Paulus vroeg niet om de lof van de Korinthiërs en ook sloeg hij geen munt uit hun bewondering. Wanneer hij hen bezocht, kwam hij niet „met een overdaad van woorden of van wijsheid”. In plaats daarvan zei Paulus over zichzelf en zijn metgezellen: „Men beschouwe ons dan aldus: als ondergeschikten van Christus en beheerders van heilige geheimen Gods.”a — 1 Korinthiërs 2:1-5; 4:1.
7. Hoe legde Paulus, zelfs wanneer hij raad gaf, bescheidenheid aan de dag?
7 Paulus legde zelfs bescheidenheid aan de dag wanneer hij krachtige raad en leiding moest geven. In plaats van zijn apostolisch gezag aan te wenden, deed hij „op grond van Gods mededogen” en „op basis van liefde” een dringend verzoek aan zijn medechristenen (Romeinen 12:1, 2; Filemon 8, 9). Waarom deed Paulus dit? Omdat hij zichzelf echt als een ’medewerker’ van zijn broeders en zusters zag, niet als een ’meester van hun geloof’ (2 Korinthiërs 1:24). Ongetwijfeld was het Paulus’ bescheidenheid die ertoe heeft bijgedragen hem bijzonder geliefd te maken bij de eerste-eeuwse christelijke gemeenten. — Handelingen 20:36-38.
Een bescheiden kijk op onze voorrechten
8, 9. (a) Waarom dienen wij een bescheiden kijk op onszelf te hebben? (b) Hoe kunnen degenen die een mate van verantwoordelijkheid hebben bescheidenheid aan de dag leggen?
8 Paulus gaf een schitterend voorbeeld aan christenen in deze tijd. Ongeacht welke verantwoordelijkheden ons zijn toevertrouwd, niemand van ons dient zich superieur aan anderen te voelen. „Indien iemand denkt dat hij iets is, terwijl hij niets is,” schreef Paulus, „dan bedriegt hij zijn eigen geest” (Galaten 6:3). Waarom? Omdat ’allen gezondigd hebben en niet de heerlijkheid Gods bereiken’ (Romeinen 3:23; 5:12). Ja, wij dienen nooit te vergeten dat wij allen zonde en de dood van Adam hebben geërfd. Speciale voorrechten verheffen ons niet uit onze vernederde zondige toestand (Prediker 9:2). Net als bij Paulus kunnen mensen alleen door onverdiende goedheid een band met God krijgen, om over hem in een of andere bevoorrechte positie te dienen, nog maar niet te spreken. — Romeinen 3:12, 24.
9 Aangezien een persoon die bescheiden is zich hiervan bewust is, pocht hij niet over zijn voorrechten en beroemt hij zich ook niet op zijn prestaties (1 Korinthiërs 4:7). Wanneer hij raad of leiding geeft, doet hij dit als een medewerker — niet als een meester. Het zou beslist verkeerd zijn als iemand die in bepaalde taken uitblinkt, bij zijn medegelovigen naar lof dingt of munt slaat uit hun bewondering (Spreuken 25:27; Mattheüs 6:2-4). De enige lof die iets waard is, komt van anderen — en ze dient spontaan gegeven te worden. Als wij lof ontvangen, dienen wij er niet toe te worden gebracht meer van onszelf te denken dan nodig is. — Spreuken 27:2; Romeinen 12:3.
10. Verklaar hoe sommigen die misschien gering schijnen te zijn in werkelijkheid ’rijk in geloof’ kunnen zijn.
10 Wanneer ons een mate van verantwoordelijkheid is toevertrouwd, zal bescheidenheid ons helpen om geen overdreven belangrijkheid aan onszelf toe te kennen en zo de indruk te wekken dat de gemeente alleen wegens onze krachtsinspanningen en bekwaamheden gedijt. Wij zouden bijvoorbeeld uitstekende onderwijzers kunnen zijn (Efeziërs 4:11, 12). Maar wij moeten in alle bescheidenheid erkennen dat enkele van de grootste lessen die op gemeentevergaderingen worden geleerd niet van het podium komen. Bent u niet aangemoedigd wanneer u bijvoorbeeld de alleenstaande ouder samen met zijn of haar kinderen geregeld naar de Koninkrijkszaal ziet komen? Of de terneergeslagen ziel die getrouw naar de vergaderingen komt ondanks nimmer aflatende gevoelens van waardeloosheid? Of de jongere die in weerwil van verdorven invloeden op school en elders gestaag geestelijke vorderingen maakt? (Psalm 84:10) Deze personen staan misschien niet in het voetlicht. De beproevingen op hun rechtschapenheid waarmee zij worden geconfronteerd, blijven grotendeels onopgemerkt. Toch kunnen zij even ’rijk in geloof’ zijn als degenen die meer op de voorgrond treden (Jakobus 2:5). Per slot van rekening is het uiteindelijk getrouwheid die ons Jehovah’s gunst bezorgt. — Mattheüs 10:22; 1 Korinthiërs 4:2.
Gideon — „De kleinste” in het huis van zijn vader
11. In welk opzicht gaf Gideon blijk van bescheidenheid toen hij met Gods engel sprak?
11 Gideon, een vastberaden jonge man uit de stam Manasse, leefde in een woelige periode van Israëls geschiedenis. Zeven jaar lang had Gods volk onder Midianitische onderdrukking geleden. Voor Jehovah was nu echter de tijd gekomen om zijn volk te bevrijden. Derhalve verscheen een engel aan Gideon en zei: „Jehovah is met u, gij dappere, sterke man.” Gideon was bescheiden zodat hij zich niet verlustigde in de heerlijkheid van dit onverwachte compliment. In plaats daarvan zei hij respectvol tot de engel: „Neem mij niet kwalijk, mijn heer, maar indien Jehovah met ons is, waarom is ons dit alles dan overkomen?” De engel helderde de aangelegenheden op en zei tot Gideon: „Gij zult Israël stellig uit Midians handpalm redden.” Hoe reageerde Gideon? In plaats van de toewijzing gretig naar zich toe te halen als een gelegenheid om zich tot nationale held te maken, antwoordde Gideon: „Neem mij niet kwalijk, Jehovah. Waarmee zal ik Israël redden? Zie! Mijn duizendtal is het geringste in Manasse, en ik ben de kleinste in het huis van mijn vader.” Wat een bescheidenheid! — Rechters 6:11-15.
12. Hoe ging Gideon met doorzicht te werk toen hij zijn opdracht volbracht?
12 Voordat Jehovah Gideon de strijd in stuurde, stelde hij hem op de proef. Hoe? Gideon kreeg de opdracht het altaar dat zijn vader voor Baäl had opgericht af te breken en de heilige paal die erbij stond om te hakken. Deze toewijzing zou moed vergen, maar Gideon gaf ook blijk van bescheidenheid en doorzicht in de wijze waarop hij zich ervan kweet. In plaats van zichzelf tot een openbaar schouwspel te maken, werkte Gideon onder dekking van de nacht, wanneer hij hoogstwaarschijnlijk onopgemerkt zou blijven. Bovendien begon hij met de nodige omzichtigheid aan zijn opdracht. Hij nam tien knechten mee — misschien opdat sommige de wacht konden houden terwijl de overige hem hielpen om het altaar en de heilige paal te vernietigen.b In ieder geval bracht Gideon zijn opdracht met Jehovah’s zegen ten uitvoer en mettertijd werd hij door God gebruikt om Israël van de Midianieten te bevrijden. — Rechters 6:25-27.
Van bescheidenheid en oordeel des onderscheids blijk geven
13, 14. (a) Hoe kunnen wij van bescheidenheid blijk geven wanneer wij een dienstvoorrecht krijgen? (b) Hoe gaf broeder A. H. Macmillan een voortreffelijk voorbeeld in het aan de dag leggen van bescheidenheid?
13 Wij kunnen veel leren uit Gideons bescheidenheid. Hoe reageren wij bijvoorbeeld wanneer wij een dienstvoorrecht krijgen? Denken wij eerst aan de belangrijkheid en het aanzien die daarvan het gevolg zullen zijn? Of beschouwen wij bescheiden en onder gebed of wij aan de vereisten van de toewijzing kunnen voldoen? Broeder A. H. Macmillan, die zijn aardse loopbaan in 1966 beëindigde, gaf in dit opzicht een prachtig voorbeeld. C. T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap vroeg broeder Macmillan eens wie volgens hem tijdens zijn afwezigheid de leiding over het werk op zich zou kunnen nemen. In de daaropvolgende bespreking beval broeder Macmillan niet één keer zichzelf aan, hoewel hij dat heel gemakkelijk had kunnen doen. Ten slotte vroeg broeder Russell aan broeder Macmillan om erover na te denken de toewijzing te aanvaarden. „Ik stond daar half versuft”, schreef broeder Macmillan jaren later. „Ik dacht er zeer ernstig over na, en maakte het enige tijd tot een onderwerp van gebed voordat ik hem uiteindelijk vertelde dat ik graag alles zou doen wat in mijn vermogen lag om hem te assisteren.”
14 Niet lang daarna stierf broeder Russell en bleef het ambt van president van het Wachttorengenootschap vacant. Aangezien broeder Macmillan tijdens broeder Russells laatste predikingstocht de leiding had, zei een broeder tot hem: „Mac, je maakt grote kans zelf president te worden. Je was broeder Russells speciale vertegenwoordiger toen hij weg was, en hij zei tot ons allen dat wij je moesten gehoorzamen. Welnu, hij ging weg en is nooit teruggekeerd. Het ziet ernaar uit dat jij de man bent om het werk voort te zetten.” Broeder Macmillan antwoordde: „Broeder, je dient deze kwestie niet op deze wijze te bezien. Dit is het werk van de Heer en de enige positie die je in de organisatie van de Heer krijgt, is die welke de Heer geschikt voor je acht; en ik ben ervan overtuigd dat ik niet de juiste man voor de taak ben.” Vervolgens beval broeder Macmillan iemand anders voor de positie aan. Net als Gideon had hij een bescheiden kijk op zichzelf — een kijk die ook wij ons eigen zouden moeten maken.
15. Wat zijn enkele praktische manieren waarop wij onderscheidingsvermogen kunnen gebruiken wanneer wij tot anderen prediken?
15 Ook wij dienen bescheiden te zijn in de wijze waarop wij ons van onze toewijzing kwijten. Gideon was beleidvol en probeerde zijn tegenstanders niet nodeloos woedend te maken. In ons predikingswerk dienen wij insgelijks bescheiden en beleidvol te zijn in de wijze waarop wij tot anderen spreken. Toegegeven, wij zijn in een geestelijke oorlogvoering verwikkeld om „sterk verschanste dingen” en „redeneringen” omver te werpen (2 Korinthiërs 10:4, 5). Maar wij dienen niet uit de hoogte tot anderen te spreken of hun enige gegronde reden te geven zich aan onze boodschap te ergeren. In plaats daarvan dienen wij hun zienswijzen te respecteren, te beklemtonen wat wij wellicht gemeen hebben en vervolgens de aandacht te richten op de positieve aspecten van onze boodschap. — Handelingen 22:1-3; 1 Korinthiërs 9:22; Openbaring 21:4.
Jezus — Het voortreffelijkste voorbeeld van bescheidenheid
16. Hoe gaf Jezus er blijk van dat hij een bescheiden kijk op zichzelf had?
16 Het schitterendste voorbeeld van bescheidenheid is dat van Jezus Christus.c Ondanks de innige band die Jezus met zijn Vader had, aarzelde hij niet te erkennen dat er enkele aangelegenheden waren die buiten de reikwijdte van zijn autoriteit vielen (Johannes 1:14). Toen de moeder van Jakobus en Johannes bijvoorbeeld verzocht of haar twee zoons naast Jezus in zijn koninkrijk mochten zitten, zei Jezus: „Dit zitten aan mijn rechter- en aan mijn linkerhand staat niet aan mij te geven” (Mattheüs 20:20-23). Bij een andere gelegenheid gaf Jezus openlijk toe: „Ik kan niets uit mijzelf doen . . . ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” — Johannes 5:30; 14:28; Filippenzen 2:5, 6.
17. Hoe gaf Jezus blijk van bescheidenheid in zijn omgang met anderen?
17 Jezus was in elk opzicht superieur aan onvolmaakte mensen, en hij bezat ongeëvenaarde autoriteit van zijn Vader, Jehovah. Niettemin was Jezus bescheiden in zijn omgang met zijn volgelingen. Hij overweldigde hen niet met een indrukwekkende tentoonspreiding van kennis. Hij gaf blijk van gevoeligheid en mededogen en nam hun menselijke behoeften in aanmerking (Mattheüs 15:32; 26:40, 41; Markus 6:31). Hoewel Jezus volmaakt was, was hij dus geen perfectionist. Hij eiste nooit meer van zijn discipelen dan zij konden geven en hij legde hun nooit meer op dan zij konden dragen (Johannes 16:12). Geen wonder dat zo velen vonden dat hij verkwikkend was! — Mattheüs 11:29.
Volg Jezus’ voorbeeld van bescheidenheid na
18, 19. Hoe kunnen wij Jezus’ bescheidenheid navolgen in (a) de wijze waarop wij onszelf bezien, en (b) de wijze waarop wij anderen behandelen?
18 Als de grootste mens die ooit heeft geleefd, blijk gaf van bescheidenheid, hoeveel te meer dienen wij dat dan te doen. Dikwijls valt het onvolmaakte mensen moeilijk om toe te geven dat zij gewoon geen absolute autoriteit bezitten. In navolging van Jezus streven christenen er echter naar bescheiden te zijn. Zij zijn niet te trots om verantwoordelijkheid te geven aan degenen die daar bekwaam voor zijn; noch zijn zij hoogmoedig en onwillig leiding te aanvaarden van degenen die daartoe gemachtigd zijn. Door een geest van samenwerking te tonen, laten zij alle dingen in de gemeente „betamelijk en volgens regeling” geschieden. — 1 Korinthiërs 14:40.
19 Bescheidenheid zal ons er ook toe bewegen redelijk te zijn in wat wij van anderen verwachten en hun behoeften in aanmerking te nemen (Filippenzen 4:5). Wij bezitten misschien bepaalde bekwaamheden en sterke punten die anderen wellicht niet hebben. Maar als wij bescheiden zijn, zullen wij niet altijd verwachten dat anderen handelen zoals wij graag willen. In de wetenschap dat elkeen zijn eigen beperkingen heeft, zullen wij in alle bescheidenheid de tekortkomingen van anderen in aanmerking nemen. Petrus schreef: „Hebt bovenal intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden.” — 1 Petrus 4:8.
20. Wat kunnen wij doen om elke neiging tot onbescheidenheid te overwinnen?
20 Zoals wij hebben geleerd, is wijsheid werkelijk bij de bescheidenen. Maar als u nu eens ontdekt dat u geneigd bent onbescheiden of aanmatigend te zijn? Wees niet ontmoedigd. Volg veeleer het voorbeeld van David, die bad: „Houd uw knecht ook terug van aanmatigende daden; laten ze niet over mij heersen” (Psalm 19:13). Door het geloof na te volgen van mannen als Paulus, Gideon, en — boven ieder ander — Jezus Christus, zullen wij persoonlijk de waarheid ondervinden van de woorden: „Wijsheid is bij de bescheidenen.” — Spreuken 11:2.
[Voetnoten]
a Het Griekse woord dat met „ondergeschikten” is vertaald, kan betrekking hebben op een slaaf die op de laagste roeibank van een groot schip roeide. In tegenstelling daarmee konden aan „beheerders” meer verantwoordelijkheden zijn toevertrouwd, misschien de zorg voor een landgoed. Niettemin was de beheerder in de ogen van de meeste meesters net zo in dienstbaarheid als de galeislaaf.
b Gideons doorzicht en omzichtigheid dienen niet te worden uitgelegd als een teken van lafheid. Integendeel, zijn moed wordt bevestigd door Hebreeën 11:32-38 waarin Gideon tot degenen wordt gerekend die „krachtig werden gemaakt” en die „dapper werden in de oorlog”.
c Aangezien bescheidenheid inhoudt dat men zich bewust is van zijn beperkingen, kan er niet terecht van Jehovah gezegd worden dat hij bescheiden is. Maar hij is wel nederig. — Psalm 18:35.
Kunt u zich dit herinneren?
• Wat is bescheidenheid?
• Hoe kunnen wij Paulus’ bescheidenheid navolgen?
• Wat kunnen wij uit het voorbeeld van Gideon leren over bescheidenheid?
• Hoe gaf Jezus het voortreffelijkste voorbeeld van bescheidenheid?
[Illustratie op blz. 15]
Paulus’ bescheidenheid maakte hem geliefd bij zijn medechristenen
[Illustratie op blz. 17]
Gideon ging met doorzicht te werk toen hij Gods wil ten uitvoer bracht
[Illustratie op blz. 18]
Jezus, de Zoon van God, geeft blijk van bescheidenheid in alles wat hij doet