Volledig toegerust als onderwijzers van Gods woord
’God heeft ons werkelijk voldoende bekwaam gemaakt om dienaren te zijn.’ — 2 KORINTHIËRS 3:5, 6.
1, 2. Welke pogingen om te prediken worden soms ondernomen, maar waarom lopen ze gewoonlijk op een mislukking uit?
HOE zou u het vinden werk te moeten doen waarvoor u niet de bekwaamheid bezit? Stel u eens voor: De materialen die u nodig hebt, liggen voor u klaar en het gereedschap is voorhanden. Maar u hebt geen idee hoe u de taak moet uitvoeren. Erger nog, het werk is dringend. Men rekent op u. Wat zou dat frustrerend zijn!
2 Zo’n vervelend probleem is niet volkomen denkbeeldig. Beschouw eens een voorbeeld. Soms heeft een van de kerken van de christenheid geprobeerd van-huis-tot-huiswerk te organiseren en uit te voeren. Die pogingen zijn gewoonlijk op een mislukking uitgelopen en binnen enkele weken of maanden gestrand. Hoe komt dat? De christenheid heeft haar aanhangers niet geholpen bekwaam te worden voor het werk. Zelfs de geestelijken zijn niet bekwaam voor dat predikingswerk, vaak ondanks jarenlange opleiding aan wereldlijke scholen en seminaries. Waarom kunnen wij dat zeggen?
3. Welke uitdrukking wordt in 2 Korinthiërs 3:5, 6 drie keer gebruikt, en wat betekent ze?
3 Gods Woord legt uit wat een ware prediker van het christelijke goede nieuws bekwaam maakt. De apostel Paulus tekende onder inspiratie op: „Niet dat wij uit onszelf voldoende bekwaam zijn om iets als uit onszelf komend te kunnen beschouwen, maar dat wij voldoende bekwaam zijn, komt van God, die ons werkelijk voldoende bekwaam heeft gemaakt om dienaren . . . te zijn” (2 Korinthiërs 3:5, 6). Let eens op de uitdrukking die hier drie keer wordt gebruikt — „voldoende bekwaam”. Wat betekent dat? In Vine’s Expository Dictionary of Biblical Words staat: „Wanneer [het oorspronkelijke Griekse woord] op dingen van toepassing is, betekent het ’genoeg’ . . ., maar wanneer het betrekking heeft op personen, betekent het ’bekwaam’, ’waardig’.” Daarom is iemand die „voldoende bekwaam” is, geschikt en waardig om een gegeven taak te volbrengen. Ja, ware bedienaren van het goede nieuws zijn bekwaam om dit werk te doen. Zij zijn geschikt, bruikbaar of waardig om te prediken.
4. (a) Hoe blijkt uit Paulus’ voorbeeld dat bekwaamheid voor de christelijke bediening niet tot een elitegroepje beperkt is? (b) Wat zijn drie middelen waardoor Jehovah ons als bedienaren bekwaam maakt?
4 Maar waar komt die bekwaamheid uit voort? Uit persoonlijke talenten? Uit een buitengewoon verstand? Uit een speciale opleiding aan gerenommeerde scholen? De apostel Paulus had dat kennelijk allemaal (Handelingen 22:3; Filippenzen 3:4, 5). Toch erkende hij nederig dat zijn kwalificaties als bedienaar niet van scholen of een hogere opleiding kwamen maar van Jehovah God. Zijn die kwalificaties slechts voor een kleine elite weggelegd? Paulus schreef aan de Korinthische gemeente „dat wij voldoende bekwaam zijn”. Hierdoor wordt beslist te kennen gegeven dat Jehovah ervoor zorgt dat al zijn getrouwe dienstknechten bekwaam zijn, in staat om het werk te doen dat hij hun heeft toegewezen. Hoe maakt Jehovah ware christenen in deze tijd bekwaam? Laten wij drie middelen bespreken waarvan hij zich bedient: (1) zijn Woord, (2) zijn heilige geest en (3) zijn aardse organisatie.
Jehovah’s Woord maakt ons bekwaam
5, 6. Welke uitwerking heeft de Heilige Schrift op ware christenen?
5 Ten eerste: Hoe helpt Gods Woord ons bekwaamheid als bedienaren te verwerven? Paulus schreef: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk” (2 Timotheüs 3:16, 17). De Heilige Schrift helpt dus ons „volkomen bekwaam . . ., volledig toegerust” te maken om het ’goede werk’, het onderwijzen van mensen omtrent Gods Woord, ten uitvoer te brengen. Maar wat valt er te zeggen over al die aanhangers van de kerken van de christenheid? Zij hebben toegang tot de bijbel. Hoe kan een en hetzelfde boek sommigen wel helpen bekwame bedienaren te worden en anderen niet? Het antwoord is gelegen in onze houding ten aanzien van de bijbel.
6 Helaas aanvaarden veel kerkgangers de bijbelse boodschap niet als „wat [ze] ook inderdaad is, als het woord van God” (1 Thessalonicenzen 2:13). De christenheid heeft in dat opzicht een beschamend bericht opgebouwd. Zijn de geestelijken, na jaren aan theologische instellingen te hebben gestudeerd, toegerust als onderwijzers van Gods Woord? Eigenlijk niet. Het is zelfs zo dat sommige seminaristen hun studie met geloof in de bijbel beginnen maar hun opleiding voltooien als sceptici! En in plaats van daarna het Woord van God te prediken — waar velen van hen niet meer in geloven — geven zij hun bediening een andere koers: zij kiezen partij in politieke debatten, verbreiden een sociaal evangelie of laten in hun preken menselijke filosofieën naar voren komen (2 Timotheüs 4:3). In tegenstelling daarmee volgen oprechte christenen het voorbeeld van Jezus Christus.
7, 8. Hoe verschilde Jezus’ houding jegens Gods Woord van die van de religieuze leiders uit zijn tijd?
7 Jezus stond de religieuze leiders in zijn tijd niet toe zijn denken te beïnvloeden. Of hij nu een kleine groep onderwees, zoals zijn apostelen, of grote menigten, hij maakte een goed gebruik van de heilige geschriften (Mattheüs 13:10-17; 15:1-11). Deze gewoonte onderscheidde hem van de religieuze leiders in die tijd. Die raadden het gewone volk sterk af in de diepe dingen Gods te turen. Ja, het kwam in die tijd vaak voor dat een onderwijzer sommige bijbelteksten als te diepzinnig beschouwde om er met iemand over te spreken, behalve met zijn meest vertrouwde leerling — en zelfs dan nog alleen met gedempte stem en met gedekt hoofd. Die religieuze leiders waren in verband met het bespreken van bepaalde gedeelten van de bijbel bijna net zo bijgelovig als met het uitspreken van Gods naam!
8 Christus was niet zo. Hij geloofde dat niet slechts enkele uitverkorenen, maar alle mensen moesten stilstaan bij „elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt”. Jezus was er niet in geïnteresseerd de sleutel van kennis aan een elitegroepje van bijbelgeleerden te geven. Hij zei tot zijn discipelen: „Wat ik u in de duisternis zeg, spreekt dat in het licht, en wat gij in het oor hoort fluisteren, predikt dat van de daken” (Mattheüs 4:4; 10:27). Jezus had het vurige verlangen de kennis van God met zoveel mogelijk mensen te delen.
9. Hoe gebruiken ware christenen de bijbel?
9 Gods Woord dient centraal te staan in ons onderwijs. Wanneer wij bijvoorbeeld een lezing houden in een Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen, is het meestal niet voldoende om bepaalde verzen uit de bijbel te lezen. Wij moeten een schriftplaats misschien in zijn context verklaren, verduidelijken en toepassen. Het is ons doel de boodschap van de bijbel van de gedrukte bladzijde af te halen en in het hart van onze toehoorders te prenten (Nehemia 8:8, 12). De bijbel moet ook gebruikt worden wanneer het nodig is raad te geven of corrigerend streng onderricht toe te dienen. Hoewel Jehovah’s dienstknechten verschillende talen spreken en allerlei achtergronden hebben, respecteren zij allemaal het Boek der boeken — de bijbel.
10. Welke uitwerking kan de geïnspireerde bijbelse boodschap op ons hebben?
10 Wanneer de bijbelse boodschap met een dergelijk respect wordt behandeld, heeft ze kracht (Hebreeën 4:12). Ze beweegt mensen ertoe veranderingen in hun leven aan te brengen, bijvoorbeeld door zich af te keren van onschriftuurlijke praktijken als hoererij, overspel, afgoderij, dronkenschap en diefstal. Ze heeft heel veel mensen geholpen de oude persoonlijkheid af te leggen en de nieuwe aan te doen (Efeziërs 4:20-24). Ja, als wij de bijbel boven alle menselijke opvattingen of overleveringen respecteren en hem trouw gebruiken, kan hij ertoe bijdragen ons bekwaam te maken, volledig toegerust als onderwijzers van Gods Woord.
Jehovah’s geest maakt ons bekwaam
11. Waarom wordt Jehovah’s heilige geest terecht „de helper” genoemd?
11 Laten wij als tweede punt de rol bespreken van Jehovah’s heilige geest of werkzame kracht om ons volledig toe te rusten. We moeten nooit vergeten dat Jehovah’s geest de sterkste kracht is die er bestaat. Jehovah heeft zijn geliefde Zoon gemachtigd die ontzagwekkende kracht ten behoeve van alle ware christenen aan te wenden. Terecht noemde Jezus de heilige geest dan ook „de helper” (Johannes 16:7). Hij drong er bij zijn volgelingen op aan Jehovah om die geest te vragen en verzekerde hun dat Jehovah die edelmoedig zou geven. — Lukas 11:10-13; Jakobus 1:17.
12, 13. (a) Waarom is het belangrijk dat wij om heilige geest bidden teneinde ons in onze bediening te helpen? (b) Hoe lieten de Farizeeën zien dat de heilige geest niet in hen werkzaam was?
12 Wij moeten dagelijks om heilige geest bidden, vooral om ons te helpen in onze bediening. Welke uitwerking kan die werkzame kracht op ons hebben? Ze kan invloed op onze geest en ons hart uitoefenen en helpt ons te veranderen, te groeien en de oude persoonlijkheid door de nieuwe te vervangen (Kolossenzen 3:9, 10). Ze kan ons helpen de waardevolle eigenschappen aan te kweken die Christus tentoonspreidde. Velen van ons kennen Galaten 5:22, 23 uit het hoofd. In die verzen worden de vruchten van Gods geest opgesomd. De eerste is liefde. Die eigenschap is onmisbaar in onze bediening. Waarom?
13 Liefde is de belangrijkste drijfveer. Liefde voor Jehovah en voor de naaste beweegt ware christenen ertoe het goede nieuws met anderen te delen (Markus 12:28-31). Zonder die liefde zouden wij niet echt bekwaam kunnen zijn als onderwijzers van Gods Woord. Kijk naar het verschil tussen Jezus en de Farizeeën. Mattheüs 9:36 zegt over Jezus: „Bij het zien van de scharen had hij medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder.” Hoe dachten de Farizeeën over het gewone volk? Zij zeiden: „Deze schare, die de Wet niet kent, vervloekt zijn zij” (Johannes 7:49). Die Farizeeën hadden geen liefde voor de mensen maar de grootste verachting. Jehovah’s geest was in hen duidelijk niet werkzaam.
14. Hoe dient Jezus’ voorbeeld van het tonen van liefde in zijn bediening ons te motiveren?
14 Jezus had empathie voor mensen. Hij was zich bewust van hun lijden. Hij wist dat zij slecht behandeld, gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder. Johannes 2:25 vertelt ons dat Jezus ’wist wat er in de mens was’. Aangezien Jezus tijdens de schepping Jehovah’s Meesterwerker was, had hij een diepgaand begrip van de menselijke natuur (Spreuken 8:30, 31). Dat begrip verdiepte zijn liefde. Mag een soortgelijke liefde altijd de drijfveer achter onze prediking zijn! Als wij het gevoel hebben dat wij in dit opzicht wel wat verbeteringen zouden kunnen aanbrengen, laten wij dan om Jehovah’s heilige geest bidden en vervolgens naar onze gebeden handelen. Jehovah zal ons verhoren. Hij zal deze onweerstaanbare kracht zenden om ons te helpen meer als Christus te zijn, die uitermate bekwaam was om het goede nieuws te prediken.
15. Hoe waren de woorden uit Jesaja 61:1-3 van toepassing op Jezus en stelden ze terzelfder tijd de schriftgeleerden en Farizeeën aan de kaak?
15 Waar kwamen Jezus’ kwalificaties uit voort? „Jehovah’s geest is op mij”, zei hij (Lukas 4:17-21). Ja, Jehovah zelf had Jezus door middel van heilige geest aangesteld. Jezus had geen verdere geloofsbrieven nodig. Waren de religieuze leiders uit zijn tijd door heilige geest aangesteld? Nee — en ze waren evenmin toegerust om Jesaja 61:1-3 te vervullen die Jezus hardop voorlas en op zichzelf toepaste. Lees deze verzen alstublieft, en zie voor uzelf dat de huichelachtige schriftgeleerden en Farizeeën daar niet aan voldeden. Zij hadden geen goed nieuws om aan de armen bekend te maken. En hoe konden zij de gevangenen vrijlating prediken en de blinden herstel van gezicht? In geestelijk opzicht waren zij zelf blind, in slavernij aan menselijke overleveringen! Zijn wij, in tegenstelling tot die mannen, bekwaam om de mensen te onderwijzen?
16. Welk vertrouwen kunnen Jehovah’s dienstknechten in deze tijd met betrekking tot hun kwalificaties als bedienaren terecht koesteren?
16 Zeker, wij hebben niet aan de hogescholen van de christenheid gestudeerd. Wij hebben geen aanstelling als onderwijzers ontvangen van een seminarie. Hebben wij dan geen kwalificaties? Beslist wel! Onze aanstelling als zijn Getuigen komt van Jehovah (Jesaja 43:10-12). Als wij om zijn geest bidden en in overeenstemming met ons gebed handelen, bezitten wij de hoogste kwalificaties. Natuurlijk zijn wij onvolmaakt en voldoen niet aan het voorbeeld van de Grote Onderwijzer, Jezus. Maar zijn wij niet dankbaar dat Jehovah zijn geest gebruikt om ons als onderwijzers van zijn Woord bekwaam te maken en toe te rusten?
Jehovah’s organisatie maakt ons bekwaam
17-19. Hoe worden wij door de vijf wekelijkse vergaderingen waarin Jehovah’s organisatie voorziet, geholpen ons als bedienaren te bekwamen?
17 Laten wij nu het derde middel bespreken waardoor Jehovah ons toerust als onderwijzers van zijn Woord — zijn aardse gemeente, of organisatie, die ons tot bedienaren opleidt. Hoe? Denk eens aan het onderwijsprogramma dat wij volgen! In een gewone week bezoeken wij vijf christelijke vergaderingen (Hebreeën 10:24, 25). Wij komen in kleine groepjes bijeen op de gemeenteboekstudie om aan de hand van een leerboek dat door Jehovah’s organisatie beschikbaar is gesteld, een diepgaande studie van de bijbel te maken. Door te luisteren en commentaar te geven, leren wij van elkaar en moedigen wij elkaar aan. Wij krijgen ook op de persoon afgestemd onderricht en individuele aandacht van de boekstudieopziener. Op de openbare vergadering en de Wachttoren-studie nemen wij verder rijk geestelijk voedsel tot ons.
18 Onze theocratische bedieningsschool heeft ten doel ons te leren hoe wij moeten onderwijzen. Door oefenlezingen voor te bereiden leren wij hoe wij Gods Woord kunnen gebruiken om onderwijs te geven over een hele reeks onderwerpen (1 Petrus 3:15). Hebt u ooit een lezing toegewezen gekregen over een onderwerp dat heel vertrouwd leek maar waar u toch iets nieuws over leerde? Dat gebeurt heel vaak. Niets scherpt onze kennis van een onderwerp meer dan het aan anderen te onderwijzen. Ook wanneer wij zelf geen oefenlezing hebben, kunnen wij toch leren om betere onderwijzers te worden. Bij elke leerling zien wij kwaliteiten, en wij kunnen erover nadenken hoe wij die zullen nabootsen.
19 Ook de dienstvergadering heeft ten doel ons toe te rusten als onderwijzers van Gods Woord. Week na week genieten wij van boeiende lezingen, besprekingen en demonstraties die zijn toegespitst op onze bediening. Welke aanbieding gaan wij gebruiken? Hoe kunnen wij met speciale uitdagingen in onze openbare bediening omgaan? Welke predikingsmethoden staan ons nog ter beschikking die wij wellicht verder moeten onderzoeken? Wat zal ons helpen om doeltreffender onderwijzers te zijn bij het brengen van nabezoeken en het leiden van bijbelstudies? (1 Korinthiërs 9:19-22) Zulke vragen worden op de dienstvergadering uitvoerig behandeld en besproken. Veel vergaderingsonderdelen zijn gebaseerd op artikelen in Onze Koninkrijksdienst, nog een instrument waarin is voorzien om ons voor ons uiterst belangrijke werk toe te rusten.
20. Hoe kunnen wij ten volle profijt trekken van alle vergaderingen en congressen?
20 Door ons voor te bereiden en aanwezig te zijn op onze vergaderingen en wat wij hebben geleerd vervolgens toe te passen op ons werk als onderwijzers, krijgen wij een grondige opleiding. Maar er is meer. Wij hebben ook grotere bijeenkomsten — vergaderingen op kringniveau en congressen — die zijn bedoeld om ons toe te rusten als onderwijzers van Gods Woord. Wij zijn beslist van plan aandachtig te luisteren en die raad te gaan toepassen! — Lukas 8:18.
21. Uit welke feiten blijkt dat onze opleiding doeltreffend is geweest, en wie komt de eer daarvoor toe?
21 Is de opleiding waarin Jehovah voorziet doeltreffend gebleken? Laten de feiten voor zich spreken. Elk jaar worden honderdduizenden mensen geholpen fundamentele bijbelse leerstellingen te leren kennen en in overeenstemming te gaan leven met wat God van hen verlangt. Ons aantal neemt toe, maar niemand van ons kan zich dat als een persoonlijke verdienste aanrekenen. Wij moeten de dingen realistisch bezien, zoals Jezus dat deed. Hij zei: „Niemand kan tot mij komen tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt.” Net als de vroegere apostelen zijn de meesten van ons ongeletterde en gewone mensen (Johannes 6:44; Handelingen 4:13). Ons succes hangt af van Jehovah, die oprechte mensen tot de waarheid trekt. Paulus bracht het goed onder woorden: „Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God bleef het wasdom geven.” — 1 Korinthiërs 3:6.
22. Waarom dienen wij ons nooit al te ontmoedigd te voelen als wij geen volledig aandeel aan de christelijke bediening kunnen hebben?
22 Ja, Jehovah God is actief betrokken bij ons werk als onderwijzers van zijn Woord. Misschien voelen wij ons niet altijd bekwaam als onderwijzers. Maar bedenk dat het Jehovah is die mensen tot zichzelf en zijn Zoon trekt. Het is Jehovah die ons door middel van zijn Woord, zijn heilige geest en zijn aardse organisatie bekwaam maakt als onderwijzers van die nieuwelingen. Laten wij gunstig reageren op de opleiding die Jehovah verschaft door de goede dingen toe te passen waarin hij nu voorziet om ons volledig toe te rusten als onderwijzers van Gods Woord!
Wat zou u antwoorden?
• Hoe rust de bijbel ons toe voor het predikingswerk?
• Welke rol speelt de heilige geest om ons als bedienaren te bekwamen?
• Op welke manieren heeft Jehovah’s aardse organisatie u geholpen om u als een prediker van het goede nieuws te bekwamen?
• Waarom kunnen wij vol vertrouwen zijn wanneer wij aan de bediening deelnemen?
[Illustratie op blz. 25]
Als een onderwijzer van Gods Woord gaf Jezus er blijk van mensen lief te hebben