„Volbreng uw bediening ten volle”
„Verricht je dienst grondig.” — 2 TIMOTHEÜS 4:5, Byington.
1, 2. Wat wordt er, hoewel alle christenen evangeliepredikers zijn, volgens de Schrift van ouderlingen verlangd?
BEN je een Koninkrijksverkondiger? Zo ja, dank Jehovah God dan voor dat schitterende voorrecht. Ben je een ouderling in de gemeente? Dat is een extra voorrecht van Jehovah. Maar we mogen nooit vergeten dat niemand van ons bekwaam is voor de bediening of voor een opzienersambt in de gemeente vanwege zijn wereldse opleiding of zijn welsprekendheid. Jehovah maakt ons voldoende bekwaam voor de bediening, en omdat sommige mannen onder ons aan specifieke schriftuurlijke vereisten voldoen, hebben ze het voorrecht als opziener te dienen. — 2 Korinthiërs 3:5, 6; 1 Timotheüs 3:1-7.
2 Alle opgedragen christenen doen het werk van een evangelieprediker, maar vooral opzieners, of ouderlingen, moeten een goed voorbeeld geven in de bediening. Ouderlingen „die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft”, worden niet alleen door God en Christus maar ook door mede-Getuigen opgemerkt (1 Timotheüs 5:17; Efeziërs 5:23; Hebreeën 6:10-12). Het onderwijs van een ouderling moet onder alle omstandigheden geestelijk heilzaam zijn, want de apostel Paulus schreef aan de opziener Timotheüs: „Er zal een tijdsperiode komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar zich overeenkomstig hun eigen begeerten tal van leraren zullen bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen; en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden en zich daarentegen tot onware verhalen keren. Houdt gij echter in alle dingen uw zinnen bij elkaar, lijd kwaad, doe het werk van een evangelieprediker, volbreng uw bediening ten volle.” — 2 Timotheüs 4:3-5.
3. Hoe kan worden voorkomen dat de geestelijke gezindheid van de gemeente gevaar loopt door valse leringen?
3 Om ervoor te zorgen dat de geestelijke gezindheid van de gemeente niet bedreigd wordt door valse leringen, moet een opziener Paulus’ raad opvolgen: „Wees in elk opzicht nuchter, . . . verricht je dienst grondig” (2 Timotheüs 4:5, Byington). Een ouderling moet inderdaad ’zijn bediening ten volle volbrengen’. Zijn bediening moet compleet zijn, hij moet zich er op een grondige manier van kwijten. Een ouderling die zijn bediening ten volle verricht, schenkt gepaste aandacht aan al zijn verantwoordelijkheden en zorgt ervoor niets te verwaarlozen of maar half te doen. Zo iemand is zelfs in kleine dingen getrouw. — Lukas 12:48; 16:10.
4. Wat kan ons helpen onze bediening ten volle te volbrengen?
4 Onze bediening ten volle volbrengen vergt niet altijd meer tijd maar wel goedbestede tijd. Evenwicht en regelmaat kunnen alle christenen helpen iets in de bediening tot stand te brengen. Wil een ouderling meer tijd aan de velddienst kunnen besteden, dan heeft hij een goede persoonlijke organisatie nodig om zijn schema evenwichtig te houden en te weten wat en hoe te delegeren (Hebreeën 13:17). Uiteraard doet een gerespecteerde ouderling ook zelf zijn deel, net als Nehemia, die persoonlijk deelnam aan de herbouw van de muren van Jeruzalem (Nehemia 5:16). Alle dienstknechten van Jehovah moeten een geregeld aandeel aan de Koninkrijksprediking hebben. — 1 Korinthiërs 9:16-18.
5. Hoe moeten we over de bediening denken?
5 Wat een vreugdevolle opdracht hebben we als verkondigers van het opgerichte hemelse koninkrijk! We vinden het beslist een heel groot voorrecht om een aandeel te hebben aan de prediking van het goede nieuws op heel de bewoonde aarde voordat het einde komt (Mattheüs 24:14). We zijn uiteraard onvolmaakt, maar we kunnen ons laten aanmoedigen door Paulus’ woorden: „Wij hebben deze schat [de bediening] . . . in aarden vaten, opdat de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat, van God zou zijn en niet uit onszelf” (2 Korinthiërs 4:7). Het is dus mogelijk om aanvaardbare dienst te verrichten — maar alleen dankzij Gods kracht en wijsheid. — 1 Korinthiërs 1:26-31.
Gods heerlijkheid weerspiegelen
6. Welk contrast bestond er tussen het natuurlijke Israël en het geestelijke Israël?
6 Doelend op gezalfde christenen zegt Paulus dat God ’ons voldoende bekwaam heeft gemaakt om dienaren van een nieuw verbond te zijn’. De apostel stelt het nieuwe verbond dat door bemiddeling van Jezus Christus met het geestelijke Israël is gesloten tegenover het oude Wetsverbond dat door bemiddeling van Mozes met het natuurlijke Israël gesloten werd. Paulus voegt eraan toe dat toen Mozes van de berg Sinaï afkwam met de tafelen waarop de Tien Geboden stonden, zijn gezicht zo straalde dat de Israëlieten hun ogen moesten afwenden. Na verloop van tijd gebeurde er echter iets veel ernstigers doordat ’hun geestelijke vermogens afgestompt raakten’ en er een sluier over hun hart kwam te liggen. Keert iemand zich echter vol oprechte toewijding tot Jehovah, dan wordt de sluier weggenomen. Vervolgens spreekt Paulus over de bediening die is toevertrouwd aan personen die in het nieuwe verbond opgenomen zijn als hij zegt: ’Wij allen weerkaatsen gelijk spiegels met ongesluierde aangezichten de heerlijkheid van Jehovah’ (2 Korinthiërs 3:6-8, 14-18; Exodus 34:29-35). In deze tijd genieten ook Jezus’ „andere schapen” het voorrecht Jehovah’s heerlijkheid te weerkaatsen. — Johannes 10:16.
7. Hoe kunnen mensen Gods heerlijkheid weerkaatsen?
7 Hoe kunnen zondige mensen Gods heerlijkheid weerkaatsen als geen mens zijn gezicht kan zien en toch in leven kan blijven? (Exodus 33:20) Welnu, naast Jehovah’s persoonlijke heerlijkheid is er ook zijn glorierijke voornemen om zijn soevereiniteit te rechtvaardigen door middel van zijn koninkrijk. Waarheden in verband met het Koninkrijk behoren tot „de grote daden van God” die voor het eerst werden verkondigd door degenen op wie met Pinksteren 33 G.T. de heilige geest werd uitgestort (Handelingen 2:11). Geleid door de geest konden ze de bediening die hun was toevertrouwd ten volle volbrengen. — Handelingen 1:8.
8. Waartoe was Paulus vastbesloten met betrekking tot de bediening?
8 Paulus was vastbesloten zich er door niets van te laten weerhouden zijn bediening ten volle te volbrengen. Hij schreef: „Aangezien wij deze bediening hebben overeenkomstig de barmhartigheid die ons werd betoond, geven wij de moed niet op; maar wij hebben gebroken met de achterbakse dingen waarover men zich dient te schamen, daar wij niet met listigheid wandelen noch het woord van God vervalsen, maar door de waarheid openbaar te maken, onszelf aan ieder menselijk geweten aanbevelen voor het oog van God” (2 Korinthiërs 4:1, 2). Door wat Paulus „deze bediening” noemt, wordt de waarheid openbaar gemaakt en wordt er geestelijk licht verspreid.
9, 10. Hoe is het mogelijk Jehovah’s heerlijkheid te weerkaatsen?
9 Over de Bron van het letterlijke en het geestelijke licht schrijft Paulus: „Het is God die gezegd heeft: ’Het licht schijne uit de duisternis’, en hij heeft op ons hart geschenen om het te verlichten met de glorierijke kennis van God door het aangezicht van Christus” (2 Korinthiërs 4:6; Genesis 1:2-5). Laten we, omdat ons het onschatbare voorrecht is verleend Gods dienaren te zijn, ervoor zorgen rein te blijven, zodat we Jehovah’s heerlijkheid als spiegels kunnen weerkaatsen.
10 Personen die in geestelijke duisternis verkeren, kunnen Jehovah’s heerlijkheid of de weerkaatsing daarvan door Jezus Christus, de Grotere Mozes, niet zien. Maar als Jehovah’s dienstknechten vangen wij het glorierijke licht uit de Schrift op en weerkaatsen het naar anderen. Willen degenen die nu in geestelijke duisternis verkeren aan de vernietiging ontkomen, dan hebben ze licht van God nodig. Vol vreugde en ijver gehoorzamen we dan ook het goddelijke gebod om het licht uit de duisternis te laten schijnen tot Jehovah’s heerlijkheid.
Laat je licht schijnen op huisbijbelstudies
11. Wat zei Jezus over het laten schijnen van ons licht, en wat is één manier om dat in onze bediening te doen?
11 Jezus zei tegen zijn volgelingen: „Gij zijt het licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen worden. Wanneer men een lamp aansteekt, zet men die ook niet onder de korenmaat, maar op de lampestandaard, en ze schijnt op allen in het huis. Laat evenzo uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven” (Mattheüs 5:14-16). Ons voortreffelijke gedrag kan er voor anderen aanleiding toe zijn God heerlijkheid te geven (1 Petrus 2:12). En de verschillende aspecten van ons evangelisatiewerk bieden ons veel mogelijkheden om ons licht te laten schijnen. Een van onze voornaamste doelen is geestelijk licht uit Gods Woord te weerkaatsen door doeltreffende huisbijbelstudies te leiden. Dat is een heel belangrijke manier om onze bediening ten volle te volbrengen. Welke suggesties kunnen ons helpen bijbelstudies zo te leiden dat ze het hart van waarheidszoekers raken?
12. Hoe houdt bidden verband met het leiden van huisbijbelstudies?
12 Door ons in verband daarmee in gebed tot Jehovah te wenden, laten we zien dat we heel graag bijbelstudies willen leiden. We tonen ook dat we er het belang van inzien anderen te helpen de kennis van God te verwerven (Ezechiël 33:7-9). Jehovah zal onze gebeden beslist verhoren en onze gewetensvolle inspanningen in de bediening zeker zegenen (1 Johannes 5:14, 15). Maar we bidden niet alleen of we iemand mogen vinden bij wie we een huisbijbelstudie kunnen leiden. Nadat we een studie hebben opgericht, zullen gebed en meditatie over de specifieke behoeften van de bijbelstudent ons helpen de studie elke keer op een effectieve manier te leiden. — Romeinen 12:12.
13. Wat kan ons helpen doeltreffende huisbijbelstudies te leiden?
13 Om doeltreffende huisbijbelstudies te leiden, moeten we ons elke keer goed voorbereiden. Als we ons niet zo bekwaam voelen, kan het heel nuttig zijn goed op te letten hoe de gemeenteboekstudieopziener de wekelijkse bespreking leidt. Misschien kunnen we af en toe mee met Koninkrijksverkondigers die goede resultaten hebben gehad met het leiden van huisbijbelstudies. Natuurlijk moeten we vooral aandacht hebben voor de instelling en de onderwijsmethoden van Jezus Christus.
14. Hoe kunnen we het hart van een bijbelstudent bereiken?
14 Jezus vond het heerlijk de wil van zijn hemelse Vader te doen en met anderen over God te praten (Psalm 40:8). Hij was zachtaardig en slaagde erin het hart te bereiken van degenen die naar hem luisterden (Mattheüs 11:28-30). Laten wij daarom ook ons best doen om het hart van onze bijbelstudenten te bereiken. Met het oog daarop moeten we ons op elke studie voorbereiden met de specifieke omstandigheden van de student in gedachten. Als hij bijvoorbeeld tot een cultuur behoort die niet bekend is met de bijbel, moeten we hem er misschien van overtuigen dat de bijbel waar is. In dat geval zullen we uiteraard veel teksten moeten lezen en die moeten uitleggen.
Help bijbelstudenten illustraties te begrijpen
15, 16. (a) Hoe zouden we een student kunnen helpen die een illustratie uit de bijbel niet begrijpt? (b) Wat kunnen we doen als in een van onze publicaties een illustratie gebruikt wordt die voor een bepaalde bijbelstudent moeilijk te begrijpen is?
15 Het kan zijn dat een bepaalde illustratie die in de Schrift gebruikt wordt een bijbelstudent niets zegt. Misschien begrijpt hij bijvoorbeeld niet wat Jezus bedoelde toen hij sprak over een lamp die op een lampenstandaard gezet wordt (Markus 4:21, 22). Jezus had het over een oude olielamp met een brandende pit. Zo’n lamp werd op een speciale standaard gezet en kon zo een deel van het huis verlichten. Er kan nazoekwerk over de onderwerpen „Lamp” en „Lampestandaard” in een publicatie als Inzicht in de Schrifta nodig zijn om Jezus’ illustratie duidelijk te maken. Maar wat schenkt het een voldoening als je goed voorbereid bent en je de student een verklaring kunt geven die begrepen en op prijs gesteld wordt!
16 Soms wordt er in een hulpmiddel voor bijbelstudie een illustratie gebruikt die voor een bepaalde student moeilijk te begrijpen is. Neem de tijd om de illustratie uit te leggen of gebruik een andere illustratie met dezelfde strekking. In een publicatie zou beklemtoond kunnen worden dat een goede partner en op elkaar afgestemde inspanningen belangrijk zijn in een huwelijk. Dat wordt misschien geïllustreerd met een man die aan een trapeze zwaait, die loslaat en erop vertrouwt dat een andere acrobaat hem opvangt. Als alternatief zou de noodzaak van een goede partner en de coördinatie van inspanningen heel goed geïllustreerd kunnen worden met de manier waarop arbeiders samenwerken als ze kisten aan elkaar doorgeven bij het lossen van een schip.
17. Wat kunnen we op het gebied van illustraties van Jezus leren?
17 Het vinden van een alternatieve illustratie kost vaak wat tijd en moeite. Toch is dat een manier om onze persoonlijke belangstelling voor een bijbelstudent te tonen. Jezus gebruikte eenvoudige illustraties om moeilijke onderwerpen te verduidelijken. In zijn Bergrede vinden we daar voorbeelden van en uit de bijbel blijkt dat zijn onderwijs een goede uitwerking had op de mensen die naar hem luisterden (Mattheüs 5:1–7:29). Jezus legde dingen geduldig uit omdat hij zich echt voor anderen interesseerde. — Mattheüs 16:5-12.
18. Wat wordt aanbevolen in verband met de schriftplaatsen die in onze publicaties staan?
18 Onze belangstelling voor anderen zal ons motiveren om ’aan de hand van de Schriften te redeneren’ (Handelingen 17:2, 3). Daarvoor is serieuze studie gepaard met gebeden nodig en een verstandig gebruik van de publicaties waarin ’de getrouwe beheerder’ voorziet (Lukas 12:42-44). Zo worden in het boek Kennis die tot eeuwig leven leidtb veel schriftplaatsen geciteerd. Vanwege ruimtegebrek worden sommige schriftplaatsen alleen vermeld. Het is belangrijk tijdens een bijbelstudie op z’n minst enkele van die vermelde schriftplaatsen te lezen en uit te leggen. Per slot van rekening is ons onderwijs gebaseerd op Gods Woord, dat grote kracht heeft (Hebreeën 4:12). Verwijs tijdens elke studie steeds naar de bijbel en maak volop gebruik van de teksten die in de paragrafen staan. Help de student in te zien wat de bijbel over bepaalde onderwerpen of handelwijzen zegt. Probeer hem duidelijk te maken welke voordelen gehoorzaamheid aan God voor hem zal hebben. — Jesaja 48:17, 18.
Stel aanvullende vragen
19, 20. (a) Wat is het nut van standpuntvragen als we een huisbijbelstudie leiden? (b) Wat kunnen we doen als er voor een bepaald onderwerp een verdere bespreking nodig is?
19 Jezus’ bekwame gebruik van vragen hielp mensen te redeneren (Mattheüs 17:24-27). Als we standpuntvragen stellen die een bijbelstudent niet in verlegenheid brengen, kan uit zijn antwoorden blijken hoe hij over een bepaald onderwerp denkt. Misschien ontdekken we dat hij er nog steeds onschriftuurlijke zienswijzen op na houdt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat hij in de Drie-eenheid gelooft. In hoofdstuk 3 wijst het Kennis-boek erop dat het woord „Drie-eenheid” niet in de bijbel voorkomt. Het boek citeert en vermeldt schriftplaatsen waaruit blijkt dat Jehovah iemand anders is dan Jezus en dat de heilige geest Gods werkzame kracht is, geen persoon. Soms is het voldoende deze bijbelteksten te lezen en te bespreken. Maar als er nu meer nodig is? Misschien kan er na de volgende studie wat tijd worden besteed aan een nuttige bespreking van dit onderwerp aan de hand van een andere publicatie van Jehovah’s Getuigen, bijvoorbeeld de brochure Moet u geloof stellen in de Drieëenheid? Daarna kunnen we de studie uit het Kennis-boek hervatten.
20 Stel nu eens dat het antwoord dat de student op een standpuntvraag geeft ons verbaast of zelfs teleurstelt. Gaat het om roken of een ander gevoelig onderwerp, dan zouden we kunnen voorstellen met de studie door te gaan en de kwestie later te bespreken. Nu we weten dat de student nog rookt, kunnen we gepubliceerde informatie opzoeken die hem kan helpen geestelijke vorderingen te maken. Naast het doen van pogingen om het hart van de student te bereiken, kunnen we bidden of Jehovah hem wil helpen geestelijk te groeien.
21. Wat kan het resultaat zijn als we onze onderwijsmethoden aanpassen aan de specifieke behoeften van een bijbelstudent?
21 Met een goede voorbereiding en Jehovah’s hulp zullen we ongetwijfeld in staat zijn onze onderwijsmethoden aan te passen aan de specifieke behoeften van de bijbelstudent. Naarmate de tijd verstrijkt, kunnen we hem misschien helpen een diepe liefde voor God te ontwikkelen en hem wellicht respect en waardering voor Jehovah’s organisatie bijbrengen. Wat een voldoening schenkt het als bijbelstudenten erkennen dat ’God werkelijk in ons midden is’! (1 Korinthiërs 14:24, 25) Laten we daarom doeltreffende bijbelstudies leiden en al het mogelijke doen om anderen te helpen Jezus’ discipelen te worden.
Een kostbare schat
22, 23. Wat is er nodig om onze bediening ten volle te volbrengen?
22 Om onze bediening ten volle te volbrengen, moeten we ons verlaten op de sterkte die God schenkt. Met betrekking tot de bediening schreef Paulus aan gezalfde medechristenen: „Wij hebben deze schat echter in aarden vaten, opdat de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat, van God zou zijn en niet uit onszelf.” — 2 Korinthiërs 4:7.
23 Of we nu tot de gezalfden of tot de „andere schapen” behoren, we zijn allemaal net broze aarden vaten (Johannes 10:16). Maar Jehovah kan ons de nodige kracht geven om ons van onze toewijzingen te kwijten, ongeacht de druk die op ons wordt uitgeoefend (Johannes 16:13; Filippenzen 4:13). Laten we daarom onvoorwaardelijk op Jehovah vertrouwen, onze dienst als een kostbare schat beschouwen en onze bediening ten volle volbrengen.
[Voetnoten]
a Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
b Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
Wat zou je antwoorden?
• Wat kunnen ouderlingen doen om hun bediening ten volle te volbrengen?
• Hoe kunnen we de doeltreffendheid van onze huisbijbelstudies verbeteren?
• Wat zou je doen als een bijbelstudent een illustratie niet begrijpt of meer inlichtingen over een bepaald onderwerp nodig heeft?
[Illustratie op blz. 16]
Ouderlingen onderwijzen in de gemeente en leiden geloofsgenoten op in de bediening
[Illustratie op blz. 18]
Doeltreffende huisbijbelstudies leiden is één manier om ons licht te laten schijnen