Jehovah brengt vele zonen tot heerlijkheid
„Het was passend dat [God] bij het tot heerlijkheid brengen van vele zonen de Voornaamste Bewerker van hun redding door middel van lijden tot volmaaktheid zou brengen.” — HEBREEËN 2:10.
1. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Jehovah’s voornemen met de mensheid verwezenlijkt zal worden?
JEHOVAH schiep de aarde om het eeuwige tehuis te zijn van een volmaakte menselijke familie die zich in eindeloos leven zou verheugen (Prediker 1:4; Jesaja 45:12, 18). Zeker, onze voorvader Adam zondigde en gaf aldus zonde en de dood aan zijn nakomelingen door. Maar Gods voornemen met de mensheid zal door bemiddeling van zijn Beloofde Zaad, Jezus Christus, verwezenlijkt worden (Genesis 3:15; 22:18; Romeinen 5:12-21; Galaten 3:16). Liefde voor de mensenwereld bewoog Jehovah ertoe „zijn eniggeboren Zoon [te geven], opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). En liefde zette Jezus ertoe aan „zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Mattheüs 20:28). Door deze „overeenkomstige losprijs” worden de door Adam verbeurde rechten en vooruitzichten teruggekocht en wordt eeuwig leven mogelijk gemaakt. — 1 Timotheüs 2:5, 6; Johannes 17:3.
2. Hoe werd de aanwending van Jezus’ loskoopoffer op Israëls jaarlijkse Verzoendag afgeschaduwd?
2 De aanwending van Jezus’ loskoopoffer werd afgeschaduwd op de jaarlijkse Verzoendag. Op die dag bracht Israëls hogepriester eerst een stier als zondeoffer en bood het bloed ervan bij de heilige Ark in het Allerheiligste van de tabernakel, en later in de tempel, aan. Dit werd gedaan ten behoeve van hemzelf, zijn huisgezin en de stam Levi. Op overeenkomstige wijze bood Jezus Christus God de waarde van zijn bloed eerst aan om de zonden van zijn geestelijke „broeders” te bedekken (Hebreeën 2:12; 10:19-22; Leviticus 16:6, 11-14). Op de Verzoendag bracht de hogepriester ook een bok als zondeoffer en bood het bloed ervan in het Allerheiligste aan, en deed aldus verzoening voor de zonden van de twaalf niet-priesterlijke stammen van Israël. Insgelijks zal de hogepriester, Jezus Christus, zijn levensbloed aanwenden ten behoeve van degenen van de mensheid die geloof oefenen, waardoor hun zonden worden tenietgedaan. — Leviticus 16:15.
Tot heerlijkheid gebracht
3. Wat heeft God volgens Hebreeën 2:9, 10 gedurende 1900 jaar gedaan?
3 Gedurende 1900 jaar heeft God iets opmerkelijks in verband met Jezus’ „broeders” gedaan. Hierover schreef de apostel Paulus: „Wij zien Jezus, die een weinig lager dan engelen gemaakt was, met heerlijkheid en eer gekroond omdat hij de dood heeft ondergaan, opdat hij door Gods onverdiende goedheid voor iedereen de dood zou smaken. Want het was passend dat degene [Jehovah God] ter wille van wie alle dingen zijn en door wie alle dingen zijn, bij het tot heerlijkheid brengen van vele zonen de Voornaamste Bewerker van hun redding door middel van lijden tot volmaaktheid zou brengen” (Hebreeën 2:9, 10). De Voornaamste Bewerker van redding is Jezus Christus, die volmaakte gehoorzaamheid leerde uit de dingen die hij als mens op aarde heeft geleden (Hebreeën 5:7-10). Jezus was de eerste die als een geestelijke zoon van God werd verwekt.
4. Wanneer en hoe werd Jezus als Gods geestelijke Zoon verwekt?
4 Jehovah gebruikte zijn heilige geest of werkzame kracht om Jezus als zijn geestelijke Zoon te verwekken, opdat hij tot hemelse heerlijkheid gebracht kon worden. Terwijl Jezus met Johannes de Doper alleen was, werd hij door totale onderdompeling in water gedoopt om te symboliseren dat hij zich aan God aanbood. Lukas’ evangelieverslag zegt: „Toen . . . al het volk werd gedoopt, werd ook Jezus gedoopt, en terwijl hij bad, werd de hemel geopend en daalde de heilige geest in lichamelijke gedaante gelijk een duif op hem neer, en er kwam een stem uit de hemel: ’Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd’” (Lukas 3:21, 22). Johannes zag de heilige geest op Jezus komen en hoorde Jehovah openlijk zijn goedkeuring over hem als Zijn geliefde Zoon uitspreken. Destijds en door middel van de heilige geest verwekte Jehovah Jezus als de eerste van de ’vele zonen die tot heerlijkheid gebracht zouden worden’.
5. Wie hebben als eersten voordeel getrokken van Jezus’ offer, en hoe groot is hun aantal?
5 Jezus’ „broeders” hebben als eersten voordeel getrokken van zijn offer (Hebreeën 2:12-18). In een visioen zag de apostel Johannes hen reeds in heerlijkheid op de hemelse berg Sion met het Lam, de uit de dood opgewekte Heer Jezus Christus. Johannes onthulde ook hun aantal door te zeggen: „Ik zag, en zie! het Lam stond op de berg Sion, en met hem honderd vierenveertig duizend, die zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven droegen. . . . Dezen werden uit het midden van de mensen gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam, en in hun mond werd geen onwaarheid gevonden; zij zijn zonder smet” (Openbaring 14:1-5). Het aantal van de ’vele zonen die tot hemelse heerlijkheid worden gebracht’, bedraagt dus in totaal slechts 144.001 — Jezus en zijn geestelijke broeders.
„Uit God geboren”
6, 7. Wie zijn „uit God geboren”, en wat betekent dit voor hen?
6 Degenen die door Jehovah zijn verwekt, zijn „uit God geboren”. Zich tot zulke personen richtend, schreef de apostel Johannes: „Een ieder die uit God geboren is, beoefent geen zonde, want Zijn [Jehovah’s] wedervoortbrengend zaad blijft in zo iemand, en hij kan geen zonde beoefenen omdat hij uit God geboren is” (1 Johannes 3:9). Dit „wedervoortbrengend zaad” is Gods heilige geest. In samenhang met Gods Woord heeft de geest elk van de 144.000 „een nieuwe geboorte” tot een hemelse hoop gegeven. — 1 Petrus 1:3-5, 23.
7 Jezus was vanaf zijn menselijke geboorte Gods Zoon, net zoals de volmaakte man Adam de „zoon van God” was (Lukas 1:35; 3:38). Maar na Jezus’ doop was het veelbetekenend dat Jehovah verklaarde: „Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd” (Markus 1:11). Door deze verklaring, waarmee de toestroming van heilige geest gepaard ging, was het duidelijk dat God Jezus toen als zijn geestelijke Zoon voortbracht. Jezus kreeg destijds als het ware „een nieuwe geboorte” met het recht om opnieuw leven als een geestenzoon van God in de hemel te ontvangen. Zijn 144.000 geestelijke broeders zijn net als hij „wedergeboren” (Johannes 3:1-8; zie De Wachttoren van 15 november 1992, blz. 3-6). Ook zijn zij net als Jezus door God gezalfd en aangesteld om het goede nieuws te verkondigen. — Jesaja 61:1, 2; Lukas 4:16-21; 1 Johannes 2:20.
Bewijs van geestelijke verwekking
8. Welke bewijzen van geestelijke verwekking waren er in het geval van (a) Jezus, (b) zijn vroege discipelen?
8 Er waren bewijzen dat Jezus door de geest was verwekt. Johannes de Doper zag de geest op Jezus neerdalen en hoorde Gods verklaring over het geestelijk zoonschap van de pas gezalfde Messias. Maar hoe zouden Jezus’ discipelen weten dat zij door de geest verwekt waren? Welnu, op de dag van zijn hemelvaart zei Jezus: „Johannes doopte wel met water, maar gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt” (Handelingen 1:5). Jezus’ discipelen werden op de pinksterdag van 33 G.T. ’in heilige geest gedoopt’. Die uitstorting van de geest ging gepaard met ’een gedruis uit de hemel als een voortgestuwde, stevige bries’ en „tongen als van vuur” op elk van de discipelen. Heel opmerkelijk was het vermogen van de discipelen om „in verschillende talen te spreken, zoals de geest het hun gaf zich te uiten”. Er waren dus zichtbare en hoorbare bewijzen dat de weg tot hemelse heerlijkheid als Gods zonen voor volgelingen van Christus was geopend. — Handelingen 2:1-4, 14-21; Joël 2:28, 29.
9. Welke bewijzen waren er dat de Samaritanen, Cornelius en anderen uit de eerste eeuw door de geest verwekt waren?
9 Enige tijd daarna verkondigde Filippus, de evangelieprediker, het goede nieuws in Samaria. Hoewel de Samaritanen zijn boodschap aanvaardden en gedoopt werden, beschikten zij niet over bewijzen dat God hen als zijn zonen verwekt had. Toen de apostelen Petrus en Johannes baden en deze gelovigen de handen oplegden, „ontvingen [zij] voorts heilige geest”, hetgeen op de een of andere manier voor waarnemers zichtbaar was (Handelingen 8:4-25). Dit vormde het bewijs dat de gelovige Samaritanen door de geest tot zonen van God verwekt waren. Zo aanvaardden in 36 G.T. ook Cornelius en andere heidenen Gods waarheid. Petrus en de joodse gelovigen die hem hadden vergezeld, „stonden verbaasd, omdat de vrije gave van de heilige geest ook op mensen uit de natiën werd uitgestort. Want zij hoorden hen in talen spreken en God grootmaken” (Handelingen 10:44-48). Veel eerste-eeuwse christenen ontvingen „gaven van de geest”, zoals het spreken in talen (1 Korinthiërs 14:12, 32). Deze personen beschikten dus over duidelijke bewijzen dat zij door de geest verwekt waren. Maar hoe zouden latere christenen weten of zij al dan niet door de geest verwekt waren?
Het getuigenis van de geest
10, 11. Hoe zou u op basis van Romeinen 8:15-17 uitleggen dat de geest getuigenis aflegt met degenen die Christus’ medeërfgenamen zijn?
10 Alle 144.000 gezalfde christenen hebben het absolute bewijs gehad dat zij Gods geest bezitten. In dit verband schreef Paulus: „Gij hebt een geest van aanneming als zonen ontvangen, door welke geest wij uitroepen: ’Abba, Vader!’ De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te zamen worden verheerlijkt” (Romeinen 8:15-17). Gezalfde christenen voelen zich als een zoon ten opzichte van hun hemelse Vader en hebben een overheersend besef van zoonschap (Galaten 4:6, 7). Zij zijn er absoluut zeker van dat zij door God tot geestelijk zoonschap zijn verwekt als medeërfgenamen met Christus in het hemelse koninkrijk. Hierin speelt Jehovah’s heilige geest een onbetwistbare rol.
11 Onder de invloed van Gods heilige geest drijft de geest of overheersende geesteshouding van gezalfden hen ertoe aan positief te reageren op datgene wat Gods Woord over de hemelse hoop zegt. Wanneer zij bijvoorbeeld lezen wat de Schrift over Jehovah’s geestelijke kinderen zegt, erkennen zij spontaan dat zulke woorden op hen van toepassing zijn (1 Johannes 3:2). Zij weten dat zij ’gedoopt zijn in Christus Jezus’ en in zijn dood (Romeinen 6:3). Zij zijn er vast van overtuigd dat zij Gods geestelijke zonen zijn, die zullen sterven en, net als Jezus, tot hemelse heerlijkheid opgewekt zullen worden.
12. Wat heeft Gods geest in gezalfde christenen gewekt?
12 Tot geestelijk zoonschap verwekt te zijn, is geen aangekweekt verlangen. Door de geest verwekte personen willen niet naar de hemel omdat zij gebukt gaan onder de huidige moeilijkheden op aarde (Job 14:1). In plaats daarvan heeft Jehovah’s geest in ware gezalfden een hoop en verlangen gewekt die ongewoon zijn voor mensen in het algemeen. Zulke door de geest verwekte personen weten dat eeuwig leven in menselijke volmaaktheid op een paradijsaarde, omringd door een gelukkig gezin en vrienden, schitterend zou zijn. Maar zo’n leven is niet hun innigste hartewens. Gezalfden koesteren zo’n sterke hemelse hoop dat zij alle aardse vooruitzichten en emotionele banden bereidwillig opofferen. — 2 Petrus 1:13, 14.
13. Wat was volgens 2 Korinthiërs 5:1-5 Paulus’ ’vurige wens’, en wat wordt hierdoor te kennen gegeven met betrekking tot door de geest verwekte personen?
13 De door God geschonken hoop op hemels leven is in zulke personen zo sterk dat zij dezelfde gevoelens hebben als Paulus, die schreef: „Wij weten dat wanneer ons aardse huis, deze tent, ontbonden zou worden, wij een gebouw van God zullen hebben, een niet met handen gemaakt, eeuwig huis in de hemelen. Want in dit woonhuis zuchten wij inderdaad en verlangen wij er vurig naar het voor ons bestemde uit de hemel aan te doen, zodat wij, wanneer wij het werkelijk hebben aangedaan, niet naakt bevonden zullen worden. Ja, wij die in deze tent zijn, zuchten, omdat wij bezwaard zijn; want wij willen het niet uitdoen, maar het andere aandoen, opdat het sterfelijke door het leven verzwolgen moge worden. Hij nu die ons juist hiertoe heeft voortgebracht, is God, die ons het onderpand van wat komen zal heeft gegeven, namelijk de geest” (2 Korinthiërs 5:1-5). Paulus ’verlangde er vurig naar’ als een onsterfelijk geestelijk schepsel tot hemels leven opgewekt te worden. Verwijzend naar het menselijk lichaam gebruikte hij als metafoor een opvouwbare tent, een kwetsbaar en tijdelijk onderkomen in vergelijking met een huis. Christenen die de geest als onderpand van het toekomstige hemelse leven bezitten, bevinden zich weliswaar op aarde in een sterfelijk, vleselijk lichaam, maar zij zien uit naar „een gebouw van God”, een onsterfelijk, onverderfelijk, geestelijk lichaam (1 Korinthiërs 15:50-53). Evenals Paulus kunnen zij in alle ernst zeggen: „Wij zijn vol goede moed en willen liever afwezig geraken van het [menselijke] lichaam en onze intrek nemen [in de hemel] bij de Heer.” — 2 Korinthiërs 5:8.
In speciale verbonden opgenomen
14. Van welk verbond maakte Jezus bij de instelling van de Gedachtenisviering eerst gewag, en welke rol speelt het in verband met geestelijke Israëlieten?
14 Door de geest verwekte christenen zijn er zeker van dat zij in twee speciale verbonden zijn opgenomen. Van een van deze verbonden maakte Jezus gewag toen hij ongezuurd brood en wijn gebruikte om de Gedachtenisviering van zijn komende dood in te stellen en over de wijnbeker zei: „Deze beker betekent het nieuwe verbond krachtens mijn bloed, dat ten behoeve van u vergoten zal worden” (Lukas 22:20; 1 Korinthiërs 11:25). Wie zijn de partijen in het nieuwe verbond? Jehovah God en de leden van het geestelijke Israël — degenen die Jehovah voornemens is tot hemelse heerlijkheid te brengen (Jeremia 31:31-34; Galaten 6:15, 16; Hebreeën 12:22-24). Op grond van het nieuwe verbond, dat door Jezus’ vergoten bloed van kracht is geworden, wordt uit de natiën een volk voor Jehovah’s naam genomen en worden deze door de geest verwekte christenen tot een deel van Abrahams „zaad” gemaakt (Galaten 3:26-29; Handelingen 15:14). Het nieuwe verbond biedt alle geestelijke Israëlieten de mogelijkheid tot heerlijkheid gebracht te worden doordat zij tot onsterfelijk leven in de hemel worden opgewekt. Aangezien het „een eeuwig verbond” is, zullen de voordelen ervan eeuwig voortduren. De tijd zal leren of dit verbond tijdens het Millennium en daarna ook in andere opzichten een rol zal spelen. — Hebreeën 13:20.
15. In welk andere verbond werden Jezus’ gezalfde volgelingen in overeenstemming met Lukas 22:28-30 opgenomen, en wanneer?
15 De „vele zonen” die Jehovah zich heeft voorgenomen ’tot heerlijkheid te brengen’, zijn ook persoonlijk opgenomen in het verbond voor een hemels koninkrijk. Betreffende dit verbond tussen hem en zijn volgelingen zei Jezus: „Gij zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven; en ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk, opdat gij in mijn koninkrijk aan mijn tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen” (Lukas 22:28-30). Het Koninkrijksverbond werd ingewijd toen Jezus’ discipelen met Pinksteren 33 G.T. met heilige geest werden gezalfd. Dat verbond tussen Christus en zijn medekoningen blijft eeuwig van kracht (Openbaring 22:5). Door de geest verwekte christenen weten dus zeker dat zij in het nieuwe verbond en in het verbond voor het Koninkrijk zijn opgenomen. Tijdens de vieringen van het Avondmaal des Heren maken daarom slechts de betrekkelijk weinige nog op aarde overgebleven gezalfden gebruik van het brood, dat zinnebeeldig Jezus’ zondeloze menselijke lichaam voorstelt, en van de wijn, een symbool van zijn volmaakte bloed, dat in de dood werd uitgestort en het nieuwe verbond bekrachtigde. — 1 Korinthiërs 11:23-26; zie De Wachttoren van 1 februari 1989, blz. 17-20.
Geroepen, uitverkoren en getrouw
16, 17. (a) Wat moet in het geval van al de 144.000 waar zijn om tot heerlijkheid gebracht te kunnen worden? (b) Wie zijn de „tien koningen”, en hoe bejegenen zij het aardse overblijfsel van Christus’ „broeders”?
16 De eerste aanwending van Jezus’ loskoopoffer maakt het voor 144.000 personen mogelijk tot hemels leven te worden geroepen en uitverkoren te worden doordat God hen door de geest verwekt. Om tot heerlijkheid gebracht te worden, moeten zij uiteraard ’hun uiterste best doen om hun roeping en verkiezing vast te maken’, en zij moeten zich tot de dood getrouw betonen (2 Petrus 1:10; Efeziërs 1:3-7; Openbaring 2:10). De leden van het kleine zich nog op aarde bevindende overblijfsel van gezalfden handhaven hun rechtschapenheid hoewel zij worden tegengestaan door „tien koningen”, die een afbeelding vormen van alle politieke machten. „Dezen zullen strijden tegen het Lam,” zei een engel, „maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is. Ook de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem zullen dit doen.” — Openbaring 17:12-14.
17 Menselijke regeerders zullen niets tegen Jezus, de „Koning der koningen”, kunnen uitrichten, aangezien hij zich in de hemel bevindt. Maar zij geven blijk van vijandschap jegens het overblijfsel van zijn „broeders” dat nog op aarde is (Openbaring 12:17). Deze vijandschap zal eindigen in Gods oorlog van Armageddon, wanneer de „Koning der koningen” en zijn „broeders” — „de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen” — de overwinning zullen hebben behaald (Openbaring 16:14, 16). Intussen zijn door de geest verwekte christenen heel druk bezig. Wat doen zij thans, voordat zij door Jehovah tot heerlijkheid worden gebracht?
Wat zou u antwoorden?
◻ Wie ’brengt God tot hemelse heerlijkheid’?
◻ Wat betekent het „uit God geboren” te zijn?
◻ Hoe ’legt de geest getuigenis af’ met sommige christenen?
◻ In welke verbonden zijn door de geest verwekte personen opgenomen?
[Illustratie op blz. 15]
Met Pinksteren 33 G.T. werd het bewijs geleverd dat de weg tot hemelse heerlijkheid geopend was