‘Jehovah, onze God, is één Jehovah’
‘Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah.’ — DEUT. 6:4.
LIEDEREN: 138, 112
1, 2. (a) Hoe komt het dat de woorden in Deuteronomium 6:4 zo bekend zijn? (b) Waarom sprak Mozes deze woorden uit?
AL EEUWENLANG worden de zes woorden van de Hebreeuwse tekst uit Deuteronomium 6:4 door mensen van het joodse geloof gebruikt als deel van een speciaal gebed. Ze spreken het dagelijks uit, zowel in de ochtend als in de avond. Het gebed wordt het sjema genoemd, naar het eerste woord van het vers. Met dit gebed geven joden uitdrukking aan hun exclusieve toewijding aan God.
2 Die woorden maken deel uit van Mozes’ afscheidstoespraak tot het volk Israël op de vlakten van Moab in 1473 v.Chr. Het volk stond op het punt de rivier de Jordaan over te steken om het beloofde land in bezit te nemen (Deut. 6:1). Mozes, die 40 jaar hun leider was geweest, wilde dat het volk de uitdagingen die hun te wachten stonden moedig tegemoet zou treden. Ze moesten op hun God, Jehovah, vertrouwen en hem trouw zijn. Mozes’ laatste woorden zouden een diepgaande uitwerking op het volk hebben. Na de tien geboden en andere voorschriften van Jehovah te hebben genoemd, uitte Mozes de krachtige verklaring die we kunnen lezen in Deuteronomium 6:4, 5. (Lees.)
3. Welke vragen zullen we in dit artikel bespreken?
3 Wisten de Israëlieten die daarbij waren dan niet dat Jehovah, hun God, ‘één Jehovah’ was? Natuurlijk wel. Voor trouwe Israëlieten was er maar één God — de God van hun voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob. Maar waarom herinnerde Mozes ze er dan aan dat Jehovah, hun God, ‘één Jehovah’ was? Heeft die waarheid iets te maken met de oproep in vers 5, om van Jehovah te houden met heel je hart, ziel en kracht? En wat betekenen de woorden in Deuteronomium 6:4, 5 voor ons in deze tijd?
ONZE GOD IS ‘ÉÉN JEHOVAH’
4, 5. (a) Wat is één betekenis van de uitdrukking ‘één Jehovah’? (b) Hoe verschilt Jehovah van de goden van andere volken?
4 Uniek. Het woord voor ‘één’ is in het Hebreeuws en in veel andere talen meer dan alleen een getal. Het kan ook slaan op uniek zijn, de enige echte zijn. Er is geen reden om te denken dat Mozes hier de valsreligieuze leerstelling van een drie-enige god weerlegde. Jehovah is de Maker van hemel en aarde, de Soeverein van het universum. Buiten Jehovah is er geen echte of ware God; er is geen god als hij (2 Sam. 7:22). Mozes herinnerde de Israëlieten er dus aan dat ze hun aanbidding uitsluitend aan Jehovah moesten geven. Ze mochten niet de volken rondom hen volgen, die verschillende goden en godinnen aanbaden. Van sommige goden werd gezegd dat ze heersten over bepaalde delen van de natuur. Ook waren er goden die in verschillende gedaanten voorkwamen.
5 De Egyptenaren bijvoorbeeld aanbaden de zonnegod Ra, de hemelgodin Noet, de aardgod Geb, de Nijlgod Hapi en talloze heilige dieren. Met de tien plagen bracht Jehovah veel van deze valse goden een harde slag toe. De belangrijkste Kanaänitische god was Baäl, de vruchtbaarheidsgod, die ook werd gezien als de god van de hemel, de regen en de storm. Op veel plekken was Baäl ook de plaatselijke beschermgod (Num. 25:3). De Israëlieten mochten nooit vergeten dat hun God, ‘de ware God’, uniek was — ‘één Jehovah’ (Deut. 4:35, 39).
6, 7. Wat is een andere betekenis van ‘één’, en hoe bewees Jehovah ‘één’ te zijn?
6 Consistent en trouw. Het woord ‘één’ impliceert ook dat Jehovah’s voornemen en daden altijd betrouwbaar zijn. Jehovah is niet veranderlijk of onvoorspelbaar. Hij is juist altijd trouw, consistent, loyaal en betrouwbaar. Hij beloofde Abraham dat zijn nakomelingen het beloofde land zouden erven, en Jehovah verrichtte machtige daden om die belofte te laten uitkomen. Zelfs 430 jaar na het uitspreken van zijn belofte, was Jehovah niet van gedachten veranderd (Gen. 12:1, 2, 7; Ex. 12:40, 41).
7 Eeuwen later, toen Jehovah de Israëlieten zijn getuigen noemde, zei hij tegen ze: ‘Ik ben Dezelfde. Vóór mij werd er geen God geformeerd, en na mij bleef het zo dat er geen was.’ Jehovah maakte ook duidelijk dat zijn voornemen onveranderlijk is, door te zeggen: ‘Ik ben altijd Dezelfde’ (Jes. 43:10, 13; 44:6; 48:12). Wat een geweldig voorrecht voor de Israëlieten — en voor ons — om aanbidders van Jehovah te zijn, de God die consistent en loyaal is in alles wat hij doet (Mal. 3:6; Jak. 1:17).
8, 9. (a) Wat verwacht Jehovah van zijn aanbidders? (b) Hoe benadrukte Jezus het belang van Mozes’ woorden?
8 Mozes herinnerde het volk er dus aan dat Jehovah stabiel en onveranderlijk was in zijn liefde en zorg voor hen. Het was natuurlijk niet meer dan logisch dat Jehovah vervolgens van hen verwachtte dat ze hem exclusieve toewijding zouden geven en onvoorwaardelijk van hem zouden houden met heel hun hart, ziel en kracht. En dat gold ook voor jongeren: ouders moesten elke gelegenheid aangrijpen om hun kinderen hierover te onderwijzen (Deut. 6:6-9).
9 Omdat Jehovah’s wil en voornemen onveranderlijk en stabiel zijn, zijn de basisvereisten voor zijn aanbidders natuurlijk ook niet veranderd. Ook wij moeten hem exclusieve toewijding geven en met heel ons hart, onze ziel en onze kracht van hem houden. Jezus noemde dit het belangrijkste gebod. (Lees Markus 12:28-31.) We gaan nu bespreken hoe we door onze daden kunnen laten zien dat we echt begrijpen dat ‘Jehovah, onze God, één Jehovah is’.
GEEF JEHOVAH EXCLUSIEVE TOEWIJDING
10, 11. (a) Wat betekent het om Jehovah exclusieve toewijding te geven? (b) Hoe lieten Hebreeuwse jongeren in Babylon zien dat ze uitsluitend Jehovah toegewijd waren?
10 Als we Jehovah als de enige ware God bezien, moeten we hem onze exclusieve toewijding geven. Onze aanbidding van hem mag niet verdeeld zijn. We mogen, naast hem, geen andere goden aanbidden. Ook mag onze aanbidding niet vermengd worden met ideeën of gebruiken uit andere religies. We moeten in gedachte houden dat Jehovah niet gewoon een van de vele goden is, zelfs niet de hoogste en machtigste onder hen. Hij is de enige ware God en we mogen alleen hem aanbidden. (Lees Openbaring 4:11.)
11 In het boek Daniël lezen we over de Hebreeuwse jongeren Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Ze lieten zien dat ze uitsluitend Jehovah toegewijd waren door te weigeren onrein voedsel te eten. En Daniëls drie vrienden weigerden te buigen voor het gouden beeld van Nebukadnezar. Het was duidelijk wie bij hen op de eerste plaats kwam; bij hun aanbidding was geen ruimte voor compromissen (Dan. 1:1–3:30).
12. Voor welk gevaar moeten we oppassen?
12 Om Jehovah exclusieve toewijding te kunnen geven, moeten we oppassen dat niets de plaats in ons leven inneemt die alleen Jehovah toekomt. We mogen zelfs niet toelaten dat iets even belangrijk als Jehovah wordt. Wat voor dingen kunnen dat zijn? Jehovah maakte in de tien geboden duidelijk dat zijn volk geen andere goden mocht aanbidden en alle vormen van afgoderij moest vermijden (Deut. 5:6-10). In deze tijd kan afgoderij in veel vormen voorkomen, en sommige daarvan zijn misschien moeilijk te herkennen. Maar Jehovah’s vereisten zijn niet veranderd — hij is nog steeds ‘één Jehovah’. Wat betekent dat voor ons?
13. Wat kan de plaats innemen van onze liefde voor Jehovah?
13 In Kolossenzen 3:5 (lees) staat krachtige raad aan christenen over wat hun speciale band met Jehovah kan kapotmaken. Merk op dat er een verband wordt gelegd tussen ‘begerigheid’ (hebzucht) en afgoderij. Waarom? Iets waar we naar verlangen, bijvoorbeeld rijkdom of luxe, kan ons leven zo beheersen dat het de rol gaat innemen van een machtige god. Trouwens, alle zondige praktijken die in het vers genoemd worden, houden op de een of andere manier verband met hebzucht — en dus met afgoderij. Het verlangen naar dat soort dingen zou makkelijk de plaats kunnen gaan innemen van onze liefde voor Jehovah. Kunnen we ons het risico veroorloven dat zulke dingen ons leven gaan beheersen, waardoor Jehovah voor ons niet langer ‘één Jehovah’ zou zijn?
14. Welke waarschuwing gaf Johannes?
14 De apostel Johannes had het over iets soortgelijks toen hij waarschuwde dat iemand ‘de liefde van de Vader’ niet in zich kan hebben als hij liefde heeft voor de dingen in de wereld: ‘de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft’ (1 Joh. 2:15, 16). Dat betekent dat we voortdurend moeten onderzoeken of we ons misschien aangetrokken voelen tot werelds amusement, wereldse omgang of wereldse stijlen van kleding en uiterlijke verzorging. Liefde voor de wereld kan er ook voor zorgen dat iemand ‘grote dingen’ voor zichzelf gaat zoeken, bijvoorbeeld door hoger onderwijs te volgen (Jer. 45:4, 5). We staan op de drempel van de beloofde nieuwe wereld. Wat is het daarom belangrijk dat we Mozes’ krachtige woorden goed in gedachte houden! Als we goed begrijpen en ook echt geloven dat ‘Jehovah, onze God, één Jehovah is’, zullen we alles doen wat we kunnen om hem exclusieve toewijding te geven en hem te dienen op een manier die hij goedkeurt (Hebr. 12:28, 29).
BEWAAR DE EENHEID
15. Waarom herinnerde Paulus christenen eraan dat God ‘één Jehovah’ is?
15 De uitdrukking ‘één Jehovah’ helpt ons ook te begrijpen dat Jehovah wil dat er eenheid onder zijn aanbidders is en dat ze hetzelfde doel in het leven hebben. De eerste-eeuwse christelijke gemeente bestond uit Joden, Grieken, Romeinen en mensen van andere volken. Ze hadden verschillende gewoonten, voorkeuren en religieuze achtergronden. Sommigen vonden het dan ook moeilijk om de nieuwe vorm van aanbidding te accepteren en volledig afstand te doen van oude gewoonten. Daarom vond Paulus het nodig ze eraan te herinneren dat christenen één God hebben, Jehovah. (Lees 1 Korinthiërs 8:5, 6.)
16, 17. (a) Welke profetie gaat in deze tijd in vervulling, en met welk resultaat? (b) Wat kan onze eenheid ondermijnen?
16 Hoe zit het met de christelijke gemeente in deze tijd? Jesaja had voorspeld dat er ‘in het laatst der dagen’ mensen van alle volken naar Jehovah’s verheven plaats van ware aanbidding zouden komen. Ze zouden zeggen: ‘[Jehovah] zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen’ (Jes. 2:2, 3). Wat is het geweldig te zien dat die profetie voor onze ogen in vervulling gaat! Het resultaat is dat je nu in veel gemeenten broeders en zusters vindt van allerlei rassen, culturen en talen, allemaal verenigd in de aanbidding van Jehovah. Toch kan deze diversiteit ons ook voor uitdagingen stellen.
17 Hoe denk je bijvoorbeeld over je medechristenen die een andere cultuur hebben dan jij? Misschien spreken ze een andere taal en zijn hun kledingstijl, manieren en voedsel niet wat je gewend bent. Heb je de neiging ze uit de weg te gaan en vooral omgang te zoeken met degenen die ongeveer dezelfde achtergrond hebben als jij? En wat als de opzieners in je gemeente — of in je kring of bijkantoorgebied — jonger zijn, van een ander ras zijn of een andere cultuur hebben dan jij? Laat je toe dat zulke dingen de eenheid ondermijnen die er onder Jehovah’s aanbidders moet zijn?
18, 19. (a) Welke raad krijgen we in Efeziërs 4:1-3? (b) Wat kunnen we doen om de eenheid in de gemeente te bewaren?
18 Wat kan ons helpen zulke valkuilen te vermijden? De christenen in Efeze, een welvarende en multiculturele stad, kregen van Paulus praktische raad. (Lees Efeziërs 4:1-3.) Merk op dat Paulus eerst eigenschappen noemde als nederigheid, zachtaardigheid, geduld en liefde. Zulke eigenschappen kun je vergelijken met de muren die een huis overeind houden. Maar we moeten de eenheid ook bewaren; dat kun je vergelijken met het onderhoud aan een huis. Zonder regelmatig onderhoud kan een huis in verval raken. Paulus spoorde de christenen in Efeze dan ook aan hun best te doen om ‘de eenheid des geestes te bewaren’.
19 Wij allemaal moeten het als een persoonlijke verantwoordelijkheid zien om tot de eenheid in de gemeente bij te dragen. Hoe kunnen we dat doen? Het begint met het ontwikkelen en tonen van de eigenschappen die Paulus noemde: nederigheid, zachtaardigheid, geduld en liefde. Doe vervolgens serieus moeite om ‘de verenigende band van vrede’ te versterken. We moeten ons best doen om elk ‘scheurtje’ dat onze eenheid bedreigt, te ‘dichten’. Zo kunnen we onze kostbare vrede en eenheid ‘onderhouden’ of bewaren.
20. Hoe kunnen we laten zien dat we begrijpen dat ‘Jehovah, onze God, één Jehovah is’?
20 ‘Jehovah, onze God, is één Jehovah.’ Die krachtige uitspraak sterkte de Israëlieten om moedig de uitdagingen tegemoet te treden die hun te wachten zouden staan bij het innemen van het beloofde land. En wij kunnen door deze woorden de kracht krijgen om moedig de grote verdrukking tegemoet te zien en vervolgens bij te dragen tot de vrede en eenheid in het paradijs. Blijf Jehovah exclusief toegewijd; laat dat zien door hem met heel je hart lief te hebben en te dienen, en door serieus je best te doen om de eenheid in de organisatie te bewaren. Als we dat blijven doen, kunnen we vol vertrouwen naar de toekomst uitzien, omdat Jezus ons dan als schapen zal oordelen en tegen ons zal zeggen: ‘Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid’ (Matth. 25:34).