’Ga ermee voort in eendracht met Christus te wandelen’
„Gaat er daarom, aangezien gij Christus Jezus, de Heer, hebt aanvaard, mee voort in eendracht met hem te wandelen.” — KOLOSSENZEN 2:6.
1, 2. (a) Hoe beschrijft de bijbel Henochs leven van getrouwe dienst voor Jehovah? (b) Hoe heeft Jehovah ons geholpen met hem te wandelen, zoals Kolossenzen 2:6, 7 te kennen geeft?
HEBT u wel eens een klein jongetje met zijn vader zien wandelen? Het ventje doet iedere beweging van zijn vader na, zijn gezichtje stralend van bewondering; de vader helpt hem een handje, terwijl van zijn gezicht liefde en goedkeuring straalt. Terecht gebruikt Jehovah nu juist zo’n beeld om een leven van getrouwe dienst aan hem te beschrijven. Gods Woord zegt bijvoorbeeld dat de getrouwe man Henoch „met de ware God [bleef] wandelen”. — Genesis 5:24; 6:9.
2 Precies zoals een zorgzame vader zijn zoontje zou helpen met hem te wandelen, heeft Jehovah ons de best mogelijke hulp gegeven. Hij heeft zijn eniggeboren Zoon naar de aarde gezonden. Bij iedere stap van zijn levenslange rondwandeling hier op aarde heeft Jezus Christus zijn hemelse Vader volmaakt weerspiegeld (Johannes 14:9, 10; Hebreeën 1:3). Om met God te wandelen, moeten wij dus met Jezus wandelen. De apostel Paulus schreef: „Gaat er daarom, aangezien gij Christus Jezus, de Heer, hebt aanvaard, mee voort in eendracht met hem te wandelen, geworteld en opgebouwd in hem en standvastig gemaakt in het geloof, zoals u werd geleerd, overvloeiend van geloof in dankzegging.” — Kolossenzen 2:6, 7.
3. Waarom kunnen wij, volgens Kolossenzen 2:6, 7, zeggen dat er bij wandelen in eendracht met Christus meer betrokken is dan alleen maar gedoopt worden?
3 Omdat oprechte bijbelstudenten in eendracht met Christus willen wandelen en willen proberen in zijn volmaakte voetstappen te treden, laten zij zich dopen (Lukas 3:21; Hebreeën 10:7-9). In de hele wereld hebben alleen al in 1997 meer dan 375.000 personen deze uiterst belangrijke stap gezet — een gemiddelde van ruim 1000 per dag. Dat is een bezielende toename! Maar de woorden van Paulus die in Kolossenzen 2:6, 7 opgetekend staan, laten zien dat er bij wandelen in eendracht met Christus meer betrokken is dan alleen maar gedoopt worden. Het Griekse werkwoord dat weergegeven is met ’ermee voortgaan te wandelen’ beschrijft een handeling die voortdurend, ononderbroken moet zijn. Bovendien voegt Paulus eraan toe dat met Christus wandelen vier dingen inhoudt: geworteld zijn in Christus, opgebouwd worden in hem, standvastig gemaakt worden in het geloof en overvloeien van dankzegging. Laten wij elk van die uitdrukkingen eens beschouwen en zien hoe wij erdoor geholpen worden in eendracht met Christus te blijven wandelen.
Bent u ’geworteld in Christus’?
4. Wat betekent het ’geworteld te zijn in Christus’?
4 Allereerst, zo schrijft Paulus, moeten wij ’geworteld zijn in Christus’. (Vergelijk Mattheüs 13:20, 21.) Hoe kan iemand eraan werken geworteld te zijn in Christus? Welnu, de wortels van een plant zijn aan het gezicht onttrokken, maar ze zijn van levensbelang voor de plant — ze geven hem stevigheid en voorzien hem van voeding. Evenzo oefenen Christus’ voorbeeld en onderwijs aanvankelijk onzichtbaar invloed op ons uit, doordat ze zich in onze geest en ons hart gaan vastzetten. Daar voeden en sterken ze ons. Wanneer wij ons denken, onze daden en onze beslissingen erdoor laten leiden, worden wij ertoe bewogen ons leven aan Jehovah op te dragen. — 1 Petrus 2:21.
5. Hoe kunnen wij ’een verlangen vormen’ naar geestelijk voedsel?
5 Jezus hield van de kennis van God. Hij vergeleek die zelfs met voedsel (Mattheüs 4:4). In zijn Bergrede deed hij maar liefst 21 aanhalingen uit acht verschillende boeken van de Hebreeuwse Geschriften. Om zijn voorbeeld na te volgen, moeten wij doen waartoe de apostel Petrus aanspoort — ’als pasgeboren baby’s een verlangen vormen’ naar geestelijk voedsel (1 Petrus 2:2). Als een pasgeboren baby naar voeding verlangt, laat hij geen enkele twijfel aan zijn hevige verlangen bestaan. Als wij op het ogenblik niet op die manier over geestelijk voedsel denken, moedigen de woorden van Petrus ons aan dat verlangen te ’vormen’. Hoe? Het beginsel dat in Psalm 34:8 te vinden is, kan een hulp zijn: „Proeft en ziet dat Jehovah goed is.” Als wij geregeld Jehovah’s Woord, de bijbel, ’proeven’, misschien door er elke dag een gedeelte uit te lezen, zullen wij zien dat het geestelijk voedzaam en goed is. Mettertijd zal ons verlangen ernaar groeien.
6. Waarom is het belangrijk te mediteren over wat wij lezen?
6 Het is echter belangrijk om voedsel, wanneer wij het eenmaal tot ons hebben genomen, goed te verteren. Wij moeten dan ook mediteren over wat wij lezen (Psalm 77:11, 12). Als wij bijvoorbeeld het boek De grootste mens die ooit heeft geleefd lezen, krijgt elk hoofdstuk meer waarde als wij stilstaan bij de vraag: ’Welk facet van Christus’ persoonlijkheid zie ik in dit verslag, en hoe kan ik het in mijn eigen leven navolgen?’ Op die manier mediteren zal ons helpen toe te passen wat wij leren. Als wij dan voor een beslissing komen te staan, kunnen wij ons afvragen wat Christus wellicht gedaan zou hebben. Als wij onze beslissing daarmee in overeenstemming brengen, geven wij er blijk van werkelijk in Christus geworteld te zijn.
7. Wat dient onze kijk op vast geestelijk voedsel te zijn?
7 Paulus spoort ons ook aan „vast voedsel”, de diepere waarheden van Gods Woord, tot ons te nemen (Hebreeën 5:14). De hele bijbel lezen zou ons eerste doel in dit verband kunnen zijn. Dan zijn er meer specifieke onderwerpen om te bestuderen, zoals het loskoopoffer van Christus, de verschillende verbonden die Jehovah met zijn volk heeft gesloten, of enkele van de profetische boodschappen in de bijbel. Er is een overvloed van materiaal dat ons zal helpen zulk vast geestelijk voedsel in ons op te nemen en te verteren. Wat is het doel van het in ons opnemen van die kennis? Het is niet om ons een reden tot snoeven te geven, maar om onze liefde voor Jehovah op te bouwen en ons dichter tot hem te doen naderen (1 Korinthiërs 8:1; Jakobus 4:8). Als wij deze kennis hongerig in ons opnemen, op onszelf toepassen en gebruiken om anderen te helpen, zullen wij werkelijk Christus navolgen. Dit zal ons helpen deugdelijk geworteld te zijn in hem.
Wordt u ’opgebouwd in Christus’?
8. Wat betekent het ’opgebouwd te worden in Christus’?
8 Voor het volgende aspect van wandelen in eendracht met Christus stapt Paulus snel van het ene visuele beeld over op een ander — van dat van een plant op dat van een gebouw. Als wij aan een gebouw denken dat in aanbouw is, denken wij niet alleen aan het fundament maar ook aan het bouwwerk dat, door veel hard werk, voor iedereen zichtbaar verrijst. Op overeenkomstige wijze moeten wij heel wat hard werk verrichten om hoedanigheden en gewoonten te ontwikkelen die ons op Christus doen lijken. Dat harde werk blijft niet onopgemerkt, zoals Paulus aan Timotheüs schreef: „Uw vooruitgang [zij] aan allen openbaar” (1 Timotheüs 4:15; Mattheüs 5:16). Wat zijn enkele christelijke werken die ons opbouwen?
9. (a) Wat zijn enkele praktische doeleinden die wij ons zouden kunnen stellen om Christus in onze bediening na te volgen? (b) Hoe weten wij dat Jehovah wil dat wij vreugde vinden in onze bediening?
9 Jezus gaf ons de toewijzing het goede nieuws te prediken en te onderwijzen (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Hij heeft het volmaakte voorbeeld gegeven door vrijmoedig en doeltreffend te prediken. Natuurlijk zullen wij het nooit zo goed doen als hij. Maar de apostel Petrus stelt ons dit doel voor ogen: „Heiligt de Christus als Heer in uw hart, altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden verlangt voor de hoop die in u is, maar doet dit met zachtaardigheid en diepe achting” (1 Petrus 3:15). Als u niet vindt dat u „altijd gereed [bent] u te verdedigen”, wanhoop dan niet. Stel u redelijke doeleinden die u zullen helpen stap voor stap dichter bij die maatstaf te komen. Voorbereiding zal u wellicht helpen afwisseling te brengen in uw aanbieding of er een of twee schriftplaatsen in te verwerken. U zou u ten doel kunnen stellen meer bijbelse lectuur te verspreiden, meer nabezoeken te brengen of een bijbelstudie op te richten. De nadruk dient niet strikt te liggen op kwantiteit — zoals het aantal uren, verspreidingen of studies — maar op kwaliteit. Redelijke doeleinden stellen en ons best doen ze te halen, kan ons helpen er vreugde in te vinden ons in te spannen in de bediening. Dat is wat Jehovah wil — dat wij hem „met verheuging” dienen. — Psalm 100:2; vergelijk 2 Korinthiërs 9:7.
10. Wat zijn enkele andere christelijke werken die wij moeten verrichten, en hoe helpen deze ons?
10 Er zijn ook werken die wij in de gemeente verrichten en die ons opbouwen in Christus. Het belangrijkste daarvan is liefde voor elkaar te tonen, want dat is het identificerende kenmerk van ware christenen (Johannes 13:34, 35). Wanneer wij nog studie hebben, raken velen van ons gehecht aan onze leraar, wat alleen maar natuurlijk is. Maar zouden wij nu de raad van Paulus kunnen opvolgen om ons te ’verruimen’ door anderen in de gemeente te leren kennen? (2 Korinthiërs 6:13) Ook de ouderlingen hebben behoefte aan onze liefde en waardering. Door met hen samen te werken, hun om schriftuurlijke raad te vragen en die te aanvaarden, zullen wij hun harde werk heel wat gemakkelijker maken (Hebreeën 13:17). Tegelijkertijd zal dit ertoe bijdragen dat wij worden opgebouwd in Christus.
11. Welke realistische kijk dienen wij op de doop te hebben?
11 De doop is een opwindende gebeurtenis! Wij dienen echter niet te verwachten dat ieder moment van ons leven daarna even bezielend zal zijn. Voor een belangrijk deel gaat het er bij ons opgebouwd worden in Christus om „in deze zelfde routine ordelijk te wandelen” (Filippenzen 3:16). Dat betekent niet een saaie, vervelende manier van leven. Het betekent eenvoudig in een rechte lijn doorwandelen — met andere woorden, goede geestelijke gewoonten ontwikkelen en u daar dag in dag uit, jaar in jaar uit aan houden. Bedenk: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” — Mattheüs 24:13.
Wordt u „standvastig gemaakt in het geloof”?
12. Wat betekent het ’standvastig gemaakt te worden in het geloof’?
12 In deze derde uitdrukking in de beschrijving van ons wandelen in eendracht met Christus maant Paulus ons ’standvastig gemaakt te worden in het geloof’. Eén vertaling luidt: „bevestigd wordend in het geloof”, want het Griekse woord dat Paulus gebruikte, kan „bevestigen, waarborgen en wettelijk onherroepelijk maken” betekenen. Naarmate wij in kennis groeien, krijgen wij meer redenen om te zien dat ons geloof in Jehovah God degelijk gefundeerd en in feite wettelijk bevestigd is. Het resultaat is dat onze standvastigheid toeneemt. Het wordt voor Satans wereld steeds moeilijker ons uit het lood te slaan. Dit herinnert ons aan Paulus’ vermaning om ’tot rijpheid voort te gaan’ (Hebreeën 6:1). Rijpheid en standvastigheid gaan hand in hand.
13, 14. (a) Met welke bedreigingen van hun standvastigheid werden de eerste-eeuwse christenen in Kolosse geconfronteerd? (b) Wat kan de apostel Paulus zorgen hebben gebaard?
13 De eerste-eeuwse christenen in Kolosse werden geconfronteerd met bedreigingen van hun standvastigheid. Paulus waarschuwde: „Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus” (Kolossenzen 2:8). Paulus wilde niet dat de Kolossenzen, die onderdanen waren geworden in „het koninkrijk van de Zoon van [Gods] liefde”, weggedragen, weggeleid zouden worden van hun gezegende geestelijke staat (Kolossenzen 1:13). Misleid waardoor? Paulus wees op „filosofie”, de enige keer dat dit woord in de bijbel voorkomt. Had hij het over de Griekse filosofen, zoals Plato en Socrates? Hoewel deze een bedreiging voor ware christenen vormden, werd het woord „filosofie” in die dagen in brede zin gebruikt. Gewoonlijk had het betrekking op vele denkrichtingen en stromingen — zelfs religieuze. Eerste-eeuwse joden zoals Josephus en Philo bijvoorbeeld noemden hun eigen religie een filosofie — misschien om ze aantrekkelijker voor te stellen.
14 Enkele filosofieën die Paulus wellicht zorgen baarden, waren van religieuze aard. Later in hetzelfde hoofdstuk van zijn brief aan de Kolossenzen richtte hij zich tot degenen die leerden: „Hanteer niet, proef niet, raak niet aan”, waarmee hij zinspeelde op onderdelen van de Mozaïsche wet waaraan door Christus’ dood een einde was gekomen (Romeinen 10:4). Naast heidense filosofieën waren er invloeden aan het werk die de geestelijke gezindheid van de gemeente bedreigden (Kolossenzen 2:20-22). Paulus waarschuwde tegen filosofie die deel uitmaakte van „de elementaire dingen van de wereld”. Zulk vals onderricht was van menselijke oorsprong.
15. Hoe kunnen wij het vermijden uit het lood geslagen te worden door het onschriftuurlijke denken dat wij dikwijls tegenkomen?
15 Het bevorderen van menselijke ideeën en denkwijzen die niet terdege op Gods Woord zijn gebaseerd, kan een bedreiging vormen voor de christelijke standvastigheid. Wij in deze tijd moeten voor zulke dreigingen op onze hoede zijn. De apostel Johannes gaf de dringende raad: „Geliefden, gelooft niet elke geïnspireerde uiting, maar beproeft de geïnspireerde uitingen om te zien of ze uit God voortspruiten” (1 Johannes 4:1). Als een medescholier ons er dus van probeert te overtuigen dat het ouderwets is om naar bijbelse maatstaven te leven, of als een buurman ons ertoe wil brengen er een materialistische instelling op na te gaan houden, of als een collega subtiel druk op ons uitoefent om ons door de bijbel geoefende geweten geweld aan te doen, of zelfs als een medegelovige op grond van zijn eigen mening kritische, negatieve opmerkingen over anderen in de gemeente uit, dienen wij wat zij zeggen niet klakkeloos in ons op te nemen. Filter eruit wat niet in harmonie is met Gods Woord. Als wij dat doen, zullen wij onze standvastigheid bewaren terwijl wij in eendracht met Christus wandelen.
„Overvloeiend van geloof in dankzegging”
16. Wat is het vierde aspect van wandelen in eendracht met Christus, en welke vraag zouden wij kunnen stellen?
16 Het vierde aspect van wandelen in eendracht met Christus dat Paulus noemt, is dat wij moeten ’overvloeien van geloof in dankzegging’ (Kolossenzen 2:7). Het woord „overvloeiend” doet denken aan een rivier die buiten haar oevers treedt. Dit suggereert dat voor ons als christenen het dankzeggen iets aanhoudends, of een vaste gewoonte, moet zijn. Een ieder van ons doet er goed aan zich af te vragen: ’Ben ik dankbaar?’
17. (a) Waarom zou er gezegd kunnen worden dat wij allemaal veel hebben om dankbaar voor te zijn, zelfs in moeilijke tijden? (b) Wat zijn enkele gaven van Jehovah waarvoor u zich in het bijzonder dankbaar voelt?
17 Wij hebben allemaal werkelijk volop redenen om elke dag over te vloeien van dank jegens Jehovah. Zelfs in de allerslechtste tijden kunnen er enkele eenvoudige dingen zijn die ogenblikken van verlichting schenken. Een vriend betoont medegevoel. Een geliefde raakt u even geruststellend aan. Een goede nachtrust blijkt verkwikkend te zijn geweest. Een smakelijk maal brengt knagende honger tot zwijgen. Het lied van een vogel, de lach van een kind, een schitterende blauwe hemel, een verfrissend briesje — al deze dingen en nog meer kunnen ons op één enkele dag overkomen. Het is maar al te gemakkelijk zulke geschenken als vanzelfsprekend te beschouwen. Zijn ze niet allemaal een „Dank u wel” waard? Ze zijn alle afkomstig van Jehovah, de Bron van „elke goede gave en elk volmaakt geschenk” (Jakobus 1:17). En hij heeft ons gaven geschonken waarbij deze in het niet vallen — het leven zelf bijvoorbeeld (Psalm 36:9). Bovendien heeft hij ons de gelegenheid gegeven om voor eeuwig te leven. Om in dit geschenk te voorzien, heeft Jehovah het allergrootste offer gebracht door zijn eniggeboren Zoon te zenden, „degene op wie hij . . . bijzonder gesteld was”. — Spreuken 8:30; Johannes 3:16.
18. Hoe kunnen wij ons dankbaar jegens Jehovah betonen?
18 Hoe waar zijn dan ook de woorden van de psalmist: „Het is goed, Jehovah dank te brengen” (Psalm 92:1). In dezelfde trant maande Paulus de christenen in Thessalonika: „Brengt in verband met alles dank” (1 Thessalonicenzen 5:18; Efeziërs 5:20; Kolossenzen 3:15). Een ieder van ons zou zich kunnen voornemen dankbaarder te zijn. Onze gebeden behoeven niet uitsluitend te bestaan uit verzoeken aan God in verband met onze behoeften. Die zijn goed als ze de juiste plaats innemen. Maar stel u voor dat u een vriend had die alleen maar tegen u praatte als hij iets van u nodig had! Dus waarom niet tot Jehovah bidden gewoon om hem te danken en te loven? Wat moeten zulke gebeden hem welgevallig zijn als hij neerblikt op deze ondankbare wereld! Een bijkomend voordeel is dat zulke gebeden ons kunnen helpen ons op de positieve kanten van het leven te concentreren doordat ze ons eraan herinneren hoe gezegend wij eigenlijk zijn.
19. Hoe suggereert het taalgebruik van Paulus in Kolossenzen 2:6, 7 dat wij allen vooruitgang kunnen blijven maken in het wandelen met Christus?
19 Is het niet opmerkelijk hoeveel wijze raad er uit één enkele passage van Gods Woord geput kan worden? Paulus’ raad om met Christus te blijven wandelen, is iets wat een ieder van ons ter harte moet willen nemen. Laten wij ons dan ook voornemen ’geworteld te zijn in Christus’, ’opgebouwd te worden in hem’, ’standvastig gemaakt te worden in het geloof’ en ’over te vloeien van dankbaarheid’. Die raad is vooral heel belangrijk voor pasgedoopten. Maar ze is op ons allemaal van toepassing. Bedenk hoe een penwortel zich steeds dieper de grond in boort en hoe een gebouw in aanbouw steeds hoger oprijst. Zo komt ook aan ons wandelen met Christus nooit een eind. Er is volop ruimte voor groei. Jehovah zal ons helpen en ons zegenen, want hij wil dat wij voor eeuwig met hem en met zijn geliefde Zoon blijven wandelen.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat is er bij wandelen in eendracht met Christus betrokken?
◻ Wat betekent het ’geworteld te zijn in Christus’?
◻ Hoe kunnen wij worden ’opgebouwd in Christus’?
◻ Waarom is het zo belangrijk ’standvastig gemaakt te worden in het geloof’?
◻ Welke redenen hebben wij om ’over te vloeien van dankzegging’?
[Illustratie op blz. 10]
De wortels van een boom zijn misschien niet zichtbaar, maar ze voorzien hem van voedsel en verankeren hem stevig