-
Koninkrijk GodsInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
„Het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde”. Tien dagen na Jezus’ hemelvaart, met Pinksteren 33 G.T., kregen zijn discipelen het bewijs dat hij „tot Gods rechterhand [was] verhoogd”, aangezien hij heilige geest op hen uitstortte (Han 1:8, 9; 2:1-4, 29-33). Op deze wijze trad het „nieuwe verbond” ten aanzien van hen in werking en werden zij de kern van een nieuwe „heilige natie”, het geestelijke Israël. — Heb 12:22-24; 1Pe 2:9, 10; Ga 6:16.
Christus zat nu aan de rechterhand van zijn Vader en was het Hoofd van deze gemeente (Ef 5:23; Heb 1:3; Fil 2:9-11). Uit de Schrift blijkt dat er met Pinksteren 33 G.T. een geestelijk koninkrijk over zijn discipelen werd opgericht. Toen de apostel Paulus aan de eerste-eeuwse christenen in Kolosse schreef, vestigde hij er de aandacht op dat Jezus Christus reeds een koninkrijk had: „[God] heeft ons bevrijd van de autoriteit der duisternis en ons overgezet in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde.” — Kol 1:13; vgl. Han 17:6, 7.
Christus’ koninkrijk vanaf Pinksteren 33 G.T. is een geestelijk rijk, dat over het geestelijke Israël (christenen die door Gods geest zijn verwekt om de geestelijke kinderen van God te worden) heerst (Jo 3:3, 5, 6). Zodra zulke door de geest verwekte christenen hun hemelse beloning ontvangen, zijn zij geen aardse onderdanen meer van het geestelijke koninkrijk van Christus, maar zullen koningen met Christus in de hemel zijn. — Opb 5:9, 10.
-
-
Koninkrijk GodsInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Dit koninkrijk is omvangrijker en groter dan „het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde”, waarover in Kolossenzen 1:13 wordt gesproken. „Het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde” begon met Pinksteren 33 G.T. en heerst over Christus’ gezalfde discipelen; „het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus” werd aan het einde van „de bestemde tijden der natiën” opgericht en heerst over de hele mensheid op aarde. — Lu 21:24.
-