Help anderen te wandelen op een wijze die Jehovah waardig is
„[Wij hebben] niet opgehouden voor u te bidden en te vragen dat gij . . . moogt wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen, terwijl gij in ieder goed werk vrucht blijft dragen.” — KOLOSSENZEN 1:9, 10.
1, 2. Wat in het bijzonder kan een bron van vreugde en voldoening zijn?
„WIJ wonen in een caravan op een boerderij. Door ons leven eenvoudig te houden, hebben wij meer tijd om de mensen met het goede nieuws te bereiken. Wij zijn rijkelijk gezegend met het voorrecht velen te helpen hun leven aan Jehovah op te dragen.” — Een echtpaar, volletijddienaren in Zuid-Afrika.
2 Bent u het er niet mee eens dat het helpen van anderen vreugde schenkt? Sommigen proberen geregeld zieken, misdeelden of eenzamen te helpen — en putten daar voldoening uit. Ware christenen zijn er zeker van dat de kennis van Jehovah God en Jezus Christus met anderen delen de grootste hulp is die zij kunnen bieden. Alleen hierdoor kunnen anderen ertoe worden gebracht Jezus’ losprijs te aanvaarden, een goede band met God aan te kweken en vervolgens voor eeuwig leven in aanmerking te komen. — Handelingen 3:19-21; 13:48.
3. Wat voor hulp verdient onze aandacht?
3 Maar hoe staat het met hulp aan hen die God reeds dienen, die „De Weg” bewandelen? (Handelingen 19:9) Uw belangstelling voor hen is ongetwijfeld net zo groot als altijd, maar misschien ziet u niet hoe u meer kunt doen of voortdurende hulp kunt bieden. Of uw situatie schijnt u misschien beperkingen op te leggen met betrekking tot de hulp die u hun kunt geven waardoor de voldoening die u eruit zou kunnen putten, wordt beperkt (Handelingen 20:35). Betreffende beide aspecten kunnen wij lering trekken uit het boek Kolossenzen.
4. (a) Onder welke omstandigheden schreef Paulus aan de Kolossenzen? (b) Hoe was Epafras erbij betrokken?
4 Toen de apostel Paulus aan christenen in Kolosse schreef, stond hij in Rome onder huisarrest, hoewel hij bezoekers kon ontvangen. Zoals u zou verwachten, gebruikte Paulus zijn beperkte vrijheid om over Gods koninkrijk te prediken (Handelingen 28:16-31). Medechristenen konden Paulus bezoeken, terwijl sommige soms misschien zelfs met hem gevangenzaten (Kolossenzen 1:7, 8; 4:10). Een daarvan was de ijverige evangelieprediker Epafras uit de stad Kolosse in Frygië, op de hoogvlakte ten oosten van Efeze in Klein-Azië (het hedendaagse Turkije). Epafras had een belangrijke rol gespeeld in de oprichting van een gemeente in Kolosse, en hij spande zich in voor de gemeenten in de nabijgelegen steden Laodicea en Hiërapolis (Kolossenzen 4:12, 13). Waarom reisde Epafras om Paulus in Rome te bezoeken, en wat kunnen wij van Paulus’ reactie leren?
Doeltreffende hulp voor de Kolossenzen
5. Waarom schreef Paulus op die manier aan de Kolossenzen?
5 Teneinde Paulus te raadplegen omtrent toestanden in de gemeente te Kolosse ondernam Epafras de inspannende reis naar Rome. Hij bracht verslag uit over het geloof en de liefde van die christenen en de krachtsinspanningen die zij zich getroostten om het goede nieuws bekend te maken (Kolossenzen 1:4-8). Toch moet hij ook zijn zorg hebben gedeeld omtrent negatieve invloeden die de geestelijke gezindheid van de Kolossenzen bedreigden. Paulus reageerde met een geïnspireerde brief waarin hij sommige van de zienswijzen bestreed die door valse leraren werden verbreid. Hij vestigde vooral de aandacht op de centrale rol die Jezus Christus diende te spelen.a Was zijn hulp beperkt tot het beklemtonen van belangrijke bijbelse waarheden? Hoe kon hij de Kolossenzen nog meer helpen, en welke lessen kunnen wij leren met betrekking tot de hulp die wij anderen kunnen geven?
6. Wat beklemtoonde Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen?
6 Aan het begin van zijn brief verschafte Paulus inzicht in een vorm van hulp die wij over het hoofd zouden kunnen zien. Het was een manier om van een afstand doeltreffende hulp te bieden, aangezien Paulus en Epafras zich ver van Kolosse bevonden. Paulus verzekerde: „Wij danken God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, altijd wanneer wij voor u bidden [voetnoot: „terwijl wij altijd voor u bidden”].” Ja, dit waren specifieke gebeden voor christenen in Kolosse. Paulus voegde eraan toe: „Daarom ook hebben wij, van de dag af dat wij ervan hoorden, niet opgehouden voor u te bidden en te vragen dat gij vervuld moogt worden met de nauwkeurige kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht.” — Kolossenzen 1:3, 9.
7, 8. Wat komt in onze persoonlijke en gemeentelijke gebeden vaak aan de orde?
7 Wij weten dat Jehovah de „Hoorder van het gebed” is, dus kunnen wij vertrouwen stellen in zijn bereidheid om onze gebeden die in overeenstemming met zijn wil worden opgezonden, te verhoren (Psalm 65:2; 86:6; Spreuken 15:8, 29; 1 Johannes 5:14). Maar wanneer wij voor anderen bidden, wat voor gebeden zijn dat dan?
8 Misschien denken wij vaak aan ’de gehele gemeenschap van onze broeders in de wereld’ en maken hen tot een onderwerp van gebed (1 Petrus 5:9). Wij kunnen ook tot Jehovah naderen in verband met christenen en anderen die in een door een ramp of tragedie getroffen gebied wonen. Toen eerste-eeuwse discipelen elders hoorden over de hongersnood in Judea moeten zij zelfs al voordat zij financiële middelen stuurden zeer veel gebeden ten behoeve van hun broeders en zusters hebben opgezonden (Handelingen 11:27-30). In onze tijd worden vaak gebeden ten behoeve van de gehele broederschap of ten behoeve van een grote groep broeders en zusters gehoord op christelijke vergaderingen, waar velen de aanleiding ervoor moeten kennen en „Amen” moeten kunnen zeggen. — 1 Korinthiërs 14:16.
Wees specifiek in uw gebeden
9, 10. (a) Uit welke voorbeelden blijkt dat het gepast is voor afzonderlijke personen te bidden? (b) Hoe was Paulus het onderwerp van een specifiek gebed?
9 Toch verschaft de bijbel ons voorbeelden waaruit blijkt dat er voor anderen gebeden werden opgezonden die specifieker, meer afgestemd op het individu, waren. Denk eens na over Jezus’ woorden in Lukas 22:31, 32. Hij was omringd door elf getrouwe apostelen. Zij allen zouden Gods steun nodig hebben in de moeilijke tijden die in het verschiet lagen, en Jezus bad voor hen (Johannes 17:9-14). Nochtans werd Petrus door Jezus apart genoemd, waarbij hij voor die ene discipel een specifieke smeekbede opzond. Andere voorbeelden: Elisa bad of God één specifieke man, zijn bediende, wilde helpen (2 Koningen 6:15-17). De apostel Johannes bad of het Gajus in fysiek en geestelijk opzicht goed mocht blijven gaan (3 Johannes 1, 2). En in andere gebeden werden bepaalde groepen ter sprake gebracht. — Job 42:7, 8; Lukas 6:28; Handelingen 7:60; 1 Timotheüs 2:1, 2.
10 Paulus’ brieven plaatsen de kwestie van zeer specifieke gebeden op de voorgrond. Hij vroeg of er gebeden voor hem of voor hem en zijn metgezellen opgezonden konden worden. Kolossenzen 4:2, 3 luidt: „Houdt aan in het gebed, daarin wakker blijvend met dankzegging, en bidt tevens ook voor ons, dat God ons een deur voor het woord opent, om over het heilige geheim omtrent de Christus te spreken, waarvoor ik dan ook in gevangenisboeien verkeer.” Beschouw ook eens de volgende andere voorbeelden: Romeinen 15:30; 1 Thessalonicenzen 5:25; 2 Thessalonicenzen 3:1; Hebreeën 13:18.
11. Voor wie bad Epafras toen hij in Rome was?
11 Hetzelfde gold voor Paulus’ metgezel in Rome. „U groet Epafras, die uit uw midden is, . . . die zich altijd ten behoeve van u inspant in zijn gebeden” (Kolossenzen 4:12). Het woord dat met ’inspannen’ is weergegeven, kan duiden op worstelen zoals door een gymnast in de spelen uit de oudheid werd gedaan. Bad Epafras gewoon vurig voor het wereldomvattende lichaam van gelovigen of zelfs voor ware aanbidders uit heel Klein-Azië? Paulus gaf te kennen dat Epafras specifiek voor degenen in Kolosse bad. Epafras kende hun situatie. Wij kennen hen niet allen bij naam, noch weten wij met welke problemen zij werden geconfronteerd, maar roep u eens enkele mogelijkheden voor de geest. Misschien vocht de jonge Linus tegen de invloed van de heersende filosofieën, en Rufus heeft wellicht kracht nodig gehad om weerstand te bieden aan de aantrekkingskracht die de vroegere gebruiken in het judaïsme op hem uitoefende. Had Persis, met een ongelovige echtgenoot, volharding en wijsheid nodig om haar kinderen in de Heer groot te brengen en had Asynkritus, die aan een terminale ziekte leed, extra troost nodig? Ja, Epafras kende de leden van zijn thuisgemeente, en hij bad vurig voor hen omdat zowel hij als Paulus wilde dat zulke toegewijde personen zouden wandelen op een wijze die Jehovah waardig is.
12. Hoe zouden wij specifieker in onze persoonlijke gebeden kunnen zijn?
12 Ziet u het aan ons verschafte voorbeeld — een manier waarop wij anderen kunnen helpen? Zoals is opgemerkt, zijn openbare gebeden op christelijke vergaderingen met het oog op het gevarieerde publiek vaak algemener. Maar onze persoonlijke gebeden en gezinsgebeden kunnen heel specifiek zijn. Kunnen wij, ook al vragen wij God soms misschien om alle reizende opzieners of geestelijke herders te leiden en te zegenen, van tijd tot tijd niet in bijzonderheden treden? Waarom zou u de kringopziener die uw gemeente bezoekt of de leider van uw gemeenteboekstudie in uw gebed niet bij naam noemen? Uit Filippenzen 2:25-28 en 1 Timotheüs 5:23 blijkt Paulus’ op de persoon toegespitste bezorgdheid over de gezondheid van Timotheüs en Epafroditus. Kunnen wij insgelijks zo’n belangstelling weerspiegelen voor zieken die wij bij naam kennen?
13. Wat voor situaties kunnen passende aangelegenheden zijn om door ons in persoonlijke gebeden opgenomen te worden?
13 Toegegeven, wij moeten het vermijden ons in vertrouwelijke aangelegenheden van anderen te mengen, maar het is juist dat wij in onze gebeden een oprechte belangstelling aan de dag leggen voor degenen die wij kennen en om wie wij geven (1 Timotheüs 5:13; 1 Petrus 4:15). Een broeder heeft misschien zijn baan verloren en wij kunnen hem geen andere geven. Toch kunnen wij hem in onze persoonlijke gebeden bij naam noemen en daarbij zijn probleem ter sprake brengen (Psalm 37:25; Spreuken 10:3). Kennen wij een ongetrouwde zuster die zonder echtgenoot en kinderen ouder is geworden omdat zij vastbesloten is „alleen in de Heer” te trouwen? (1 Korinthiërs 7:39) Waarom zou u in uw persoonlijke gebeden Jehovah niet vragen haar te zegenen en haar te helpen loyaal te blijven in haar dienst? Nog een voorbeeld zou dat van twee ouderlingen kunnen zijn die een dwalende broeder misschien raad hebben gegeven. Waarom zou elk van hen hem niet van tijd tot tijd in zijn persoonlijke gebeden noemen?
14. Hoe houden specifieke gebeden verband met het helpen van anderen?
14 U beschikt over volop mogelijkheden om in uw gebeden personen op te nemen van wie u weet dat zij behoefte hebben aan Jehovah’s steun, troost, wijsheid en heilige geest, of aan een van de daaruit voortspruitende vruchten. Vanwege afstand of andere omstandigheden voelt u zich misschien beperkt met betrekking tot de materiële of rechtstreekse hulp waarin u kunt voorzien. Maar vergeet niet voor uw broeders en zusters te bidden. U weet dat zij willen wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, maar toch kunnen zij werkelijk hulp nodig hebben om dat te blijven doen. Een sleutel tot het bieden van hulp zijn uw gebeden. — Psalm 18:2; 20:1, 2; 34:15; 46:1; 121:1-3.
Doe uw best anderen te sterken
15. Waarom dienen wij geïnteresseerd te zijn in het slotgedeelte van Kolossenzen?
15 Vurige, specifieke gebeden zijn natuurlijk niet de enige manier om anderen, vooral degenen die u na en dierbaar zijn, te helpen. Het boek Kolossenzen maakt dat duidelijk. Veel geleerden zijn van mening dat Paulus alleen maar persoonlijke groeten deed nadat hij leerstellige leiding en praktische raad had verschaft (Kolossenzen 4:7-18). Wij hebben daarentegen reeds ontdekt dat dit laatste deel van het boek opmerkelijke raad bevat, en er valt meer uit dit gedeelte te leren.
16, 17. Wat kunnen wij over de in Kolossenzen 4:10, 11 genoemde broeders zeggen?
16 Paulus schreef: „Aristarchus, mijn medegevangene, zendt u zijn groeten, en ook Markus, de neef van Barnabas (aangaande wie gij opdracht hebt gekregen om hem vriendelijk te ontvangen als hij bij u mocht komen), en Jezus, die Justus wordt genoemd; dezen zijn uit de besnedenen. Alleen dezen zijn mijn medewerkers voor het koninkrijk Gods en juist zij zijn voor mij een versterkende hulp geworden.” — Kolossenzen 4:10, 11.
17 Paulus noemde hier zekere broeders die speciaal het vermelden waard waren. Hij zei dat zij uit de besnedenen waren, een joodse achtergrond hadden. Er bevonden zich veel besneden joden in Rome, en sommigen waren nu christenen. Degenen die Paulus noemde, waren hem steeds te hulp gekomen. Waarschijnlijk aarzelden zij niet met christenen van heidense afkomst om te gaan, en zij moeten graag met Paulus hebben deelgenomen aan het prediken tot de heidenen. — Romeinen 11:13; Galaten 1:16; 2:11-14.
18. Hoe prees Paulus sommigen die bij hem waren?
18 Let eens op Paulus’ woorden: „Juist zij zijn voor mij een versterkende hulp geworden.” Hij gebruikte een Grieks woord dat alleen deze ene keer in de bijbel voorkomt. Veel vertalers geven het weer met „troost” of „vertroosting”. Maar er is een ander Grieks woord (pa·ra·kaʹle·o) dat meer algemeen met „troost” wordt weergegeven. Paulus gebruikte dit woord elders in deze zelfde brief, maar niet in Kolossenzen 4:11. — Mattheüs 5:4; Handelingen 4:36; 9:31; 2 Korinthiërs 1:4; Kolossenzen 2:2; 4:8.
19, 20. (a) Wat betekent de uitdrukking die Paulus toepaste op de broeders die hem in Rome hielpen? (b) Op welke manieren hebben deze broeders Paulus misschien geholpen?
19 Degenen die Paulus noemde, moeten meer hebben gedaan dan mondelinge troost schenken. De in Kolossenzen 4:11 met „versterkende hulp” weergegeven Griekse term werd soms in wereldlijke teksten gebruikt voor een medicijn om verlichting in lijden te brengen. De New Life Version luidt: „Wat een hulp zijn zij voor mij geweest!” Today’s English Version gebruikt de zinsnede: „Zij zijn een grote hulp voor mij geweest.” Wat zouden deze christelijke broeders die zich dicht bij Paulus bevonden hebben gedaan om hem te helpen?
20 Paulus mocht bezoekers ontvangen, maar er waren veel dingen die hij niet kon doen, zoals het kopen van fundamentele behoeften — voedsel en kleding voor de winter. Hoe kon hij aan boekrollen voor studie komen of schrijfbenodigdheden kopen? (2 Timotheüs 4:13) Kunt u zich niet voorstellen dat die broeders Paulus hielpen zijn behoeften te lenigen door zoiets elementairs te doen als dingen voor hem te kopen of ze ergens op te halen? Hij wilde misschien nagaan hoe een bepaalde gemeente ervoor stond en deze opbouwen. Aangezien hij gevangenzat, kon hij dat niet, dus kunnen die broeders voor Paulus bezoeken hebben afgelegd, boodschappen hebben overgebracht en hem weer bericht hebben uitgebracht. Wat was dat versterkend!
21, 22. (a) Waarom dienen de woorden in Kolossenzen 4:11 ons te interesseren? (b) Wat zijn enkele manieren waarop wij het voorbeeld van degenen die bij Paulus waren kunnen toepassen?
21 Wat Paulus over een „versterkende hulp” schreef, verschaft inzicht in de manier waarop wij anderen zouden kunnen helpen. Misschien wandelen zij op een wijze die Jehovah waardig is met betrekking tot zijn morele maatstaven, het bezoeken van christelijke vergaderingen en het deelnemen aan het predikingswerk. Hiervoor verdienen zij onze blijken van waardering. Maar zouden wij meer kunnen doen en „een versterkende hulp” kunnen zijn, zoals degenen die zich bij Paulus bevonden dat waren?
22 Als u een zuster kent die zo verstandig is geweest om zich aan 1 Korinthiërs 7:37 te houden, maar die nu geen familie in haar buurt heeft, zou u haar dan in enkele gezinsactiviteiten kunnen betrekken, misschien haar uitnodigen voor een maaltijd of om op een kleine bijeenkomst van vrienden of familieleden te komen? En als u haar eens zou vragen met u en uw gezin naar een congres of op vakantie te gaan? Of vraag haar samen met u op een geschikte tijd boodschappen te doen. Vrijwel hetzelfde kunnen wij voorstellen aan weduwen of weduwnaars, of misschien aan hen die niet meer kunnen autorijden. U zou het lonend kunnen vinden naar hun ervaringen te luisteren of u voor inlichtingen tot hen te wenden omtrent hele normale dingen zoals het uitzoeken van kwalitatief beter fruit of het uitkiezen van kinderkleren (Leviticus 19:32; Spreuken 16:31). Een hieruit voortvloeiend resultaat zou een steeds hechtere vriendschap kunnen zijn. Bijgevolg kunnen zij zich vrijer voelen u om hulp te vragen als zij een of ander medicijn van de apotheek, of iets dergelijks, nodig hebben. De broeders die bij Paulus in Rome waren, moeten praktische, versterkende hulp hebben gegeven, zoals die van u dat ook kan zijn. Zowel toen als nu is een extra zegen dat de banden van liefde sterker worden en wij vastberadener worden om Jehovah samen loyaal te dienen.
23. Wat zou voor een ieder van ons goed zijn om te doen?
23 Ieder van ons kan nadenken over situaties die in dit artikel worden genoemd. Het zijn eenvoudige voorbeelden, maar die kunnen ons doen denken aan werkelijke situaties waarin wij meer „een versterkende hulp” voor onze broeders en zusters kunnen worden. Het gaat er niet om dat wij de houding van filantropen imiteren. Dat was niet het doel van de in Kolossenzen 4:10, 11 genoemde broeders. Zij waren „medewerkers voor het koninkrijk Gods”. Het versterkende effect had daar rechtstreeks mee te maken. Moge het ook in ons geval zo zijn.
24. Wat is de fundamentele reden om te bidden voor anderen en te proberen hen te sterken?
24 Dat wij in onze persoonlijke gebeden anderen bij naam noemen en ons beijveren om hen te sterken, heeft deze reden: Wij geloven dat onze broeders en zusters willen „wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen” (Kolossenzen 1:10). Dat feit houdt verband met iets anders dat Paulus noemde toen hij over Epafras’ gebeden voor de Kolossenzen schreef, namelijk opdat zij „in volkomenheid en met een vaste overtuiging [mochten] staan in de gehele wil van God” (Kolossenzen 4:12). Hoe kunnen wij persoonlijk dat doel bereiken? Laten wij eens zien.
[Voetnoot]
a Zie Inzicht in de Schrift, Deel 2, blz. 75, 76, en „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 226-228, uitgegeven door het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap.
Hebt u dit opgemerkt?
• Hoe kunnen wij in onze persoonlijke gebeden meer hulp bieden?
• In welk opzicht waren sommige christenen een „versterkende hulp” voor Paulus?
• In wat voor situaties kunnen wij een „versterkende hulp” zijn?
• Wat is het doel waarom wij voor onze broeders en zusters bidden en hen trachten te versterken?
[Illustratie op blz. 18]
Kunt u een andere christen voor uw gezinsuitstapjes uitnodigen?
[Verantwoording]
Courtesy of Green Chimney’s Farm