Jezus Christus — Gods geliefde Zoon
„Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.’” — MATTHÉÜS 3:17.
1, 2. (a) Welke eenvoudige waarheid leert de bijbel omtrent de almachtige God en Jezus Christus? (b) Wat leren de religies van de christenheid?
JEZUS CHRISTUS werd op dertigjarige leeftijd gedoopt door onderdompeling in water. Toen hij uit het water omhoogkwam, zei een stem uit de hemel: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (Matthéüs 3:17). Die stem was Gods stem. Bij een andere gelegenheid zei Jezus in gebed tot God: „Vader, verheerlijk uw naam.” En toen Jezus dat had gezegd, „kwam [Gods] stem uit de hemel: ’Ik heb hem verheerlijkt en zal hem wederom verheerlijken.’” — Johannes 12:28.
2 Uit deze verslagen kan zelfs een kind begrijpen dat de verhouding tussen de almachtige God en Jezus Christus die van een vader en zijn geliefde zoon was — twee verschillende individuen. Toch wordt deze eenvoudige bijbelse waarheid ontkend door de religies van de christenheid. De aanhangers ervan houden staande dat Jezus Christus God de Almachtige zelf is, de tweede persoon van een Drieëenheid, waarvan de derde persoon dan de heilige geest is.
3. Waaruit blijkt dat er verwarring bestaat over de Drieëenheidsleer?
3 Die leer heeft onder de religieaanhangers van de christenheid tot grote verwarring geleid, hetgeen één reden is waarom de New Catholic Encyclopedia de Drieëenheid een mysterie noemt. Sterker nog, deze leer creëert zelfs verwarring onder de geestelijken, want die encyclopedie zegt ook: „Slechts weinigen die aan rooms-katholieke seminaries trinitarische theologie doceren, zijn niet te eniger tijd lastig gevallen met de vraag: ’Maar hoe preekt men over de Drieëenheid?’ En die vraag mag dan symptomatisch zijn voor de verwarring die er bij studenten heerst, ze is misschien niet minder symptomatisch voor een soortgelijke verwarring onder hun docenten.”
4. Wat is de officiële leer van de kerken betreffende de Drieëenheid?
4 Die verwarrende leerstelling is de centrale geloofsovertuiging van de katholieke en protestantse religies. The Catholic Encyclopedia verklaart: „De Drieëenheid is de term die wordt gebruikt om de centrale leerstelling van de christelijke religie aan te duiden . . . Zoals de Athanasiaanse Geloofsbelijdenis het dan ook zegt: ’de Vader is God, de Zoon is God, en de Heilige Geest is God, en nochtans zijn er geen drie Goden maar is er één God.’” Insgelijks werd in een rechtszaak in Griekenland waarbij Jehovah’s Getuigen betrokken waren, door de Grieks-Orthodoxe Kerk gezegd: „De fundamentele leerstelling van het christendom, waarin alle christenen . . . ongeacht sekte of dogma belijden te geloven, is . . . de Drieëenheid, dat God Eén is in drie personen.” De Grieks-Orthodoxe Kerk verklaarde ook: „Christenen zijn zij die Christus als God aanvaarden.” Ze zei dat degenen die de Drieëenheid niet aanvaarden, geen christenen zijn maar ketters.
5, 6. Waarom is het belangrijk de waarheid omtrent deze kwestie te weten?
5 Als echter deze „fundamentele” Drieëenheidsleer van de christenheid niet waar is, als ze een leugen is, dan zou het tegenovergestelde het geval zijn. Ware christenen zouden de leer verwerpen. Degenen die van het christendom afvallig zijn geworden, zouden er trouw aan blijven. Wat zouden voor deze laatsten de consequenties zijn? In het laatste boek van de bijbel, „een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft”, lezen wij betreffende degenen die niet in aanmerking komen voor eeuwig leven in Gods koninkrijk: „Buiten zijn de honden en zij die spiritisme beoefenen en de hoereerders en de moordenaars en de afgodendienaars en een ieder die op de leugen gesteld is en ze beoefent.” — Openbaring 1:1; 22:15.
6 Vanwege het belang van deze kwestie dienen wij te weten waar dit denkbeeld van een Drieëenheid zijn oorsprong heeft gevonden en waardoor het is ontstaan. Wie is de werkelijke inspirator ervan? Wat heeft de moderne bijbelwetenschap erover te zeggen? Maar laten wij alvorens deze zaken te bespreken, eerst verder onderzoeken wat Gods eigen geïnspireerde Woord zegt. — 2 Timótheüs 3:16, 17.
Niet ’God de Zoon’ maar „Gods Zoon”
7. Wat onthult een onbevooroordeelde studie van de bijbel omtrent Jezus?
7 Jezus heeft er nooit aanspraak op gemaakt de almachtige God zelf te zijn. Elke onbevooroordeelde studie van de bijbel zonder vooropgezette ideeën over de Drieëenheid zal dat bevestigen. In Johannes 3:16 zei Jezus bijvoorbeeld: „Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven.” Slechts twee verzen daarna zei Jezus opnieuw dat hij „de eniggeboren Zoon van God” was (Johannes 3:18). Toen de joden Jezus van godslastering beschuldigden, antwoordde hij: „Zegt gij . . . tot mij, die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd: ’Gij lastert’, omdat ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon?” (Johannes 10:36) Jezus zei niet dat hij ’God de Zoon’ was maar dat hij „Gods Zoon” was.
8. Welk getuigenis gaven een legeroverste en degenen die bij hem waren?
8 Toen Jezus stierf, wisten zelfs de Romeinse soldaten die erbij stonden, dat Jezus niet God was: „De legeroverste echter en zij die met hem bij Jezus de wacht hielden, werden bij het zien van de aardbeving en al wat er gebeurde, zeer bevreesd en zij zeiden: ’Waarlijk, dit was Gods Zoon’” (Matthéüs 27:54). Zij zeiden niet ’dit was God’ of ’dit was God de Zoon’, want Jezus en zijn discipelen onderwezen dat Jezus de Zoon van God was, niet God de Almachtige in menselijke gedaante.
9, 10. Welk krachtig getuigenis wordt er in de Evangeliën gegeven betreffende de verhouding tussen God en Jezus?
9 God zelf getuigde dat Jezus zijn geliefde Zoon was, zoals de bijbelschrijver Matthéüs optekende in zijn verslag over Jezus’ doop (Matthéüs 3:17). Andere bijbelschrijvers vermeldden hetzelfde. Markus schreef: „Er kwam een stem uit de hemelen: ’Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd’” (Markus 1:11). Lukas zei: „Er kwam een stem uit de hemel: ’Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd’” (Lukas 3:22). En Johannes de Doper, die Jezus doopte, getuigde: „Ik heb getuigenis afgelegd dat deze [Jezus] de Zoon van God is” (Johannes 1:34). Aldus wordt door God zelf, alle vier de evangelieschrijvers en Johannes de Doper duidelijk verklaard dat Jezus de Zoon van God was. En enige tijd later, bij de transfiguratie van Jezus, gebeurde er iets dergelijks: „Er kwam een stem [van God] uit de wolk, die zei: ’Dit is mijn Zoon, degene die is uitverkoren. Luistert naar hem.’” — Lukas 9:35.
10 Lezen wij in deze verslagen dat God zei dat hij zijn eigen zoon was, dat hij zichzelf had gezonden, en dat hij zichzelf goedkeurde? Nee, God de Vader, de Schepper, zei dat hij zijn Zoon Jezus, een van hem onderscheiden individu, had gezonden om Gods werk te doen. Overal in de Griekse Geschriften wordt dan ook de uitdrukking „Zoon van God” gebruikt om Jezus aan te duiden. Maar geen enkele keer vinden wij de zegswijze ’God de Zoon’, want Jezus was niet de almachtige God. Hij was de Zoon van God. Zij zijn twee verschillende personen, en geen theologisch „mysterie” kan die waarheid veranderen.
De Vader staat boven de Zoon
11. Hoe toonde Jezus dat God boven hem stond?
11 Jezus wist dat hij niet gelijk was aan zijn Vader maar zich in ieder opzicht in een ondergeschikte positie bevond. Hij wist dat hij een geliefde Zoon was die diepe liefde voor zijn Vader had. Daarom heeft Jezus keer op keer uitspraken zoals de volgende gedaan: „De Zoon kan niets uit zichzelf doen, maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen” (Johannes 5:19). „Ik ben niet uit de hemel neergedaald om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij heeft gezonden” (Johannes 6:38). „Wat ik leer, is niet van mij, maar behoort hem toe die mij heeft gezonden” (Johannes 7:16). „Ik ken hem [God], omdat ik een vertegenwoordiger van hem ben, en Hij mij heeft uitgezonden” (Johannes 7:29). Degene die zendt, is de meerdere. Degene die gezonden wordt, is de mindere, de dienstknecht. God is degene die zendt. Jezus is degene die gezonden wordt. Zij zijn niet dezelfde personen. Zoals Jezus uitlegde: „Een slaaf is niet groter dan zijn meester, noch is iemand die wordt uitgezonden, groter dan degene die hem heeft gezonden.” — Johannes 13:16.
12. Welke illustratie laat Jezus’ ondergeschikte positie ten opzichte van de Vader zien?
12 Dit wordt ook duidelijk gemaakt in een illustratie die Jezus gaf. Hij vergeleek zijn Vader, Jehovah God, met de eigenaar van een wijngaard die naar het buitenland reisde en de wijngaard achterliet onder de hoede van wijngaardeniers — die kennelijk de joodse geestelijken afbeelden. Na verloop van tijd zond de eigenaar een slaaf opdat zij hem iets van de opbrengst van de wijngaard zouden meegeven, maar de wijngaardeniers sloegen de slaaf en zonden hem met lege handen weg. Toen zond de eigenaar een tweede slaaf, en er gebeurde hetzelfde. Hij zond een derde slaaf, die dezelfde behandeling kreeg. Toen zei de eigenaar (God): „Ik zal mijn zoon [Jezus], de geliefde, zenden. Waarschijnlijk zullen zij voor hem achting hebben.” Maar de verdorven wijngaardeniers zeiden: „’Dit is de erfgenaam; laten wij hem doden, opdat de erfenis van ons wordt.’ Daarop wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem” (Lukas 20:9-16). Opnieuw maakt dit duidelijk dat Jezus onderworpen is aan de Vader, door de Vader gezonden om de wil van de Vader te doen.
13. Welke duidelijke bijbelse verklaringen tonen dat God boven Jezus stond?
13 Jezus zelf zei: „De Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28). Wij moeten Jezus geloven, want hij zal toch beslist de waarheid hebben geweten omtrent de verhouding tussen hem en zijn Vader. De apostel Paulus wist eveneens dat God boven Jezus stond, en hij zei: „Ook de Zoon [Jezus] zelf [zal] zich onderwerpen aan . . . God” (1 Korinthiërs 15:28). Verder vinden wij dit ook in Paulus’ verklaring in 1 Korinthiërs 11:3: „God [is] het hoofd van de Christus.” Jezus erkende dat hij een God boven zich had toen hij tot zijn discipelen zei: „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God.” — Johannes 20:17.
14. Welke andere bijbelteksten tonen dat Jezus niet God de Almachtige was?
14 Jezus maakte melding van Gods hogere positie toen de moeder van twee van de discipelen vroeg of haar zonen rechts en links van Jezus mochten zitten wanneer hij in zijn Koninkrijk kwam. Hij antwoordde: „Dit zitten aan mijn rechter- en aan mijn linkerhand staat niet aan mij te geven” (Matthéüs 20:23). Als Jezus de almachtige God was geweest, had hij dat wel kunnen bepalen. Maar dat was niet het geval. Dit „geven” behoorde zijn Vader toe. Zo ook verklaarde Jezus in zijn profetie over het einde van dit samenstel van dingen: „Van die dag of het uur weet niemand iets af, noch de engelen in de hemel, noch de Zoon, dan de Vader” (Markus 13:32). Was Jezus God de Almachtige geweest, dan had hij die dag en het uur wel geweten. Maar hij wist het niet omdat hij niet de alwetende God was. Hij was Gods Zoon en wist niet alles wat zijn Vader wist.
15. Hoe toonde Jezus onderworpenheid aan God toen hij vlak voor zijn dood stond?
15 Toen Jezus vlak voor zijn dood stond, toonde hij onderworpenheid aan zijn Vader door te bidden: „Vader, indien gij het wenst, neem deze beker dan van mij weg. Doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede” (Lukas 22:42). Tot wie bad Jezus? Tot zichzelf? Nee, hij bad tot zijn Vader in de hemel. Dit blijkt duidelijk uit zijn woorden: „Niet mijn wil, maar de uwe geschiede.” En bij zijn dood riep Jezus uit: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?” (Markus 15:34) Tot wie riep Jezus? Tot zichzelf? Nee, hij riep tot zijn Vader die in de hemel was.
16. Hoe laten Jezus’ dood en opstanding zien dat hij niet de almachtige God zelf geweest kon zijn?
16 Nadat Jezus was gestorven, was hij ongeveer drie dagen in het graf. Wie wekte hem uit de dood op? Hij kon dat niet zelf doen, aangezien hij dood was. En als hij niet echt dood was, had hij niet de losprijs voor Adams zonde kunnen betalen. Maar hij stierf inderdaad, en ongeveer drie dagen lang bestond hij niet. De apostel Petrus vertelt ons door wie Jezus is opgewekt: „God heeft hem opgewekt door de smarten van de dood te ontbinden” (Handelingen 2:24). De hogere, God de Almachtige, wekte de geringere, zijn geliefde Zoon Jezus, uit de dood op. Ter illustratie: Toen Jezus Lazarus uit de dood opwekte, wie was toen de meerdere? Jezus was de meerdere, aangezien hij Lazarus uit de dood kon terugbrengen (Johannes 11:41-44). Toen God Jezus opwekte, was het daarmee hetzelfde gesteld. God was de meerdere, aangezien hij Jezus uit de dood kon terugbrengen.
17. Welke verdere bewijzen zijn er dat Jezus niet God was?
17 Jezus kon onmogelijk God zelf zijn, want Jezus was door God geschapen. Merk op hoe de Emphatic Diaglott van Benjamin Wilson Openbaring 3:14 weergeeft: „Deze dingen zegt de Amen, de getrouwe en ware getuige [Jezus], het begin van de schepping van God.” Op overeenkomstige wijze zegt Kolossenzen 1:15, 16 van Jezus: „Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping; want door bemiddeling van hem werden alle andere dingen in de hemelen en op de aarde geschapen . . . Alle andere dingen zijn door tussenkomst van hem en voor hem geschapen.” In de hemel heeft de almachtige God zijn Zoon dus rechtstreeks geschapen en vervolgens heeft hij „door bemiddeling van hem”, of „door tussenkomst van hem”, andere dingen geschapen, bij benadering zoals een vakman een getrainde werknemer onder zich heeft werken. Die dingen die „door bemiddeling van hem” werden geschapen, omvatten niet Jezus zelf, want God had hem al geschapen. Daarom wordt hij de „eerstgeborene” genoemd, en „eniggeboren”. Wanneer een kind de eerstgeborene is, de eniggeborene, betekent dat nooit dat hij dezelfde is als de vader. Het betekent altijd dat er twee verschillende persoonlijkheden bij betrokken zijn, vader en kind.
Heilige geest — een persoon of een werkzame kracht?
18. Wat leert de bijbel over de heilige geest?
18 Hoe staat het met de veronderstelde derde persoon van de Drieëenheid, de heilige geest, die in macht, substantie en eeuwigheid aan de Vader en Zoon gelijk zou zijn? Nergens wordt in de bijbel de heilige geest op een zodanige manier samen met God en Christus genoemd dat er sprake is van een gelijk zijn aan hen. Markus 1:10 laat bijvoorbeeld zien dat bij de gelegenheid van Jezus’ doop de heilige geest op Jezus neerdaalde „gelijk een duif”, niet in menselijke gedaante. De heilige geest was niet de een of andere persoon die op Jezus kwam, maar het was Gods werkzame kracht. Die kracht van God stelde Jezus in staat zieken te genezen en doden op te wekken. Zoals Lukas 5:17 in de Diaglott luidt: „De Machtige Kracht van de Heer [God] was op hem [Jezus] om te genezen.” Later, met Pinksteren, kregen ook de apostelen de kracht van God om de zieken te genezen en de doden op te wekken. Maakte dat hen deel van de een of andere „godheid”? Nee, zij kregen eenvoudig kracht van God, door bemiddeling van Christus, om te doen wat mensen gewoonlijk niet kunnen doen.
19. Waarom kan de heilige geest niet de derde persoon van een Drieëenheid zijn?
19 Diezelfde werkzame kracht wordt genoemd in Efeziërs 5:18, waar Paulus de raad geeft: „Blijft vervuld worden met geest.” Op vergelijkbare wijze zegt Handelingen 7:55 dat Stéfanus „vol van heilige geest” was. En met Pinksteren werden de volgelingen van Jezus „allen met heilige geest vervuld” (Handelingen 2:4). Kan een mens vervuld raken met een andere persoon? Nee, maar hij kan wel vervuld worden met de kracht die van God komt. Die heilige geest is dezelfde kracht die God gebruikte om het universum te scheppen. Zoals Genesis 1:2 zegt: „Gods werkzame kracht bewoog zich heen en weer over de oppervlakte van de wateren.”
20. Welk visioen zag Stéfanus dat ons verder aantoont dat de Drieëenheid niet waar is?
20 Nadat Jezus was opgewekt, had Stéfanus een visioen van de hemel en „zag toen Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand” (Handelingen 7:55). Er waren dus twee afzonderlijke personen in de hemel zichtbaar: (1) God en (2) de opgestane Jezus Christus. Er wordt in dit visioen geen heilige geest genoemd omdat deze geen derde persoon van een Drieëenheid was. De heilige geest, als Gods werkzame kracht, zou van God uitgaan maar niet als een afzonderlijk wezen. Daarom zag Stéfanus slechts twee personen en geen drie.
21, 22. (a) Wat geeft een religieuze encyclopedie toe ten aanzien van de heilige geest? (b) Welke punten komen in ons volgende artikel aan de orde?
21 Met betrekking tot de heilige geest geeft de New Catholic Encyclopedia toe: „Het O[ude] T[estament] ziet Gods geest duidelijk niet als een persoon, noch in de strikt filosofische zin, noch in de Semitische zin. Gods geest is eenvoudig Gods kracht. Als hij soms wordt weergegeven als onderscheiden van God bestaande, dan is dat omdat de adem van Jahweh uitwendig werkt.” De encyclopedie verklaart ook: „De meerderheid van de teksten in het N[ieuwe] T[estament] onthullen ons Gods geest als iets, niet als iemand; dit is vooral te zien in het parallellisme tussen de geest en de kracht van God.”
22 Met het oog op al deze feiten kan deze „fundamentele” leerstelling van de Drieëenheid van de christenheid niet waar zijn. Gods eigen Woord ontzenuwt die aanspraak op waarheid. De bijbel toont duidelijk dat Jehovah God de liefhebbende Vader is, en dat Jezus Christus zijn geliefde Zoon is, een Zoon die zo’n liefde voor zijn Vader had dat hij bereid was gehoorzaam te zijn tot de dood. Sommigen beweren echter dat er schriftplaatsen zijn die ondersteuning lijken te bieden voor de Drieëenheid, en daarom zullen wij in ons volgende artikel er enkele van beschouwen. Ook willen wij bespreken waarom deze leerstelling zo’n belangrijk deel van de christenheid is geworden, en waar ze haar oorsprong heeft gevonden.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat leert de bijbel over God en over Jezus?
◻ Hoe laat de Schrift ons de verhouding tussen de Vader en de Zoon zien?
◻ Wat zijn enkele schriftplaatsen die tonen dat God boven Jezus staat?
◻ Waarom zou de heilige geest geen deel van een Drieëenheid kunnen zijn?
[Illustratie op blz. 13]
Jezus verklaarde: „De Vader is groter dan ik”