Het goede nieuws met sterke overtuiging prediken
1 Vroeg in de eerste eeuw gaf Jezus Christus zijn volgelingen de opdracht het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en ’discipelen te maken van mensen uit alle natiën’ (Matth. 24:14; 28:19, 20). Jehovah’s Getuigen hebben zijn opdracht ernstig opgevat, waardoor onze christelijke broederschap tegen het einde van de twintigste eeuw was toegenomen tot meer dan 5.900.000 discipelen in 234 landen. Wat een grootse lofzang voor onze hemelse Vader!
2 Wij zijn nu de 21ste eeuw binnengegaan. Onze Tegenstander probeert arglistig ons belangrijkste werk — het prediken van het Koninkrijk en het maken van discipelen — te belemmeren. Hij gebruikt druk van dit samenstel van dingen in een poging onze aandacht af te leiden, onze tijd op te slokken en onze energie uit te putten met massa’s onbelangrijke zorgen en interesses. In plaats van ons door dit samenstel voor te laten schrijven wat belangrijk in het leven is, bepalen wij aan de hand van Gods Woord voor onszelf wat het voornaamste is — het doen van Jehovah’s wil (Rom. 12:2). Dat betekent gehoor geven aan de schriftuurlijke aansporing om ’het woord in gunstige en moeilijke tijd te prediken en onze bediening ten volle te volbrengen’. — 2 Tim. 4:2, 5.
3 Ontwikkel een vaste overtuiging: Christenen moeten „in volkomenheid en met een vaste overtuiging . . . staan in de gehele wil van God” (Kol. 4:12). Het woord „overtuiging” wordt gedefinieerd als „een sterke mening of een sterk geloof; het overtuigd zijn”. Als christenen moeten wij ervan overtuigd zijn dat Gods profetische woord vast is en dat wij ons nu ver in de tijd van het einde bevinden. Wij moeten een geloof hebben dat net zo sterk is als dat van de apostel Paulus, die zei dat het goede nieuws „in feite Gods kracht tot redding [is] voor een ieder die geloof heeft”. — Rom. 1:16.
4 De Duivel gebruikt goddeloze mensen en bedriegers, die zelf misleid zijn, om anderen te beïnvloeden en te misleiden (2 Tim. 3:13). Omdat wij hiervoor gewaarschuwd zijn, doen wij stappen om onze overtuiging dat wij de waarheid hebben te versterken. In plaats van toe te laten dat de zorgen des levens onze ijver bekoelen, blijven wij de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats stellen (Matth. 6:33, 34). Evenmin willen wij de dringendheid van de tijd uit het oog verliezen, doordat wij misschien het gevoel hebben dat het einde van dit samenstel nog ver weg is. Het komt steeds dichterbij (1 Petr. 4:7). Hoewel wij wellicht denken dat het verbreiden van het goede nieuws in sommige landen weinig effect heeft gezien het getuigenis dat al is gegeven, moet het waarschuwingswerk voortgezet worden. — Ezech. 33:7-9.
5 De kernvragen op dit late tijdstip zijn: ’Vat ik Jezus’ gebod om discipelen te maken ernstig op? Als ik het goede nieuws predik, geef ik er dan blijk van er sterk van overtuigd te zijn dat het Koninkrijk reëel is? Ben ik vastbesloten om een zo groot mogelijk aandeel aan deze levensreddende bediening te hebben?’ Omdat wij beseffen hoe ver wij ons in de tijd van het einde bevinden, moeten wij aandacht schenken aan onszelf en aan onze predikings- en onderwijzingsopdracht. Door dit te doen zullen wij zowel onszelf redden als hen die naar ons luisteren (1 Tim. 4:16). Hoe kunnen wij allemaal onze overtuiging als bedienaren versterken?
6 Volg de Thessalonicenzen na: Toen de apostel Paulus het had over het harde werk van de broeders in Thessalonika zei hij tegen hen: „Het goede nieuws dat wij prediken, is niet alleen met woorden tot u gekomen, maar ook met kracht en met heilige geest en sterke overtuiging, gelijk gij weet wat voor mensen wij om uwentwil voor u zijn geworden; en gij zijt navolgers van ons en van de Heer geworden, aangezien gij het woord onder veel verdrukking met vreugde van heilige geest hebt aanvaard” (1 Thess. 1:5, 6). Ja, Paulus prees de gemeente van de Thessalonicenzen omdat zij in weerwil van veel verdrukking met ijver en sterke overtuiging predikten. Waardoor waren zij daartoe in staat? In belangrijke mate doordat de ijver en overtuiging die zij bij de apostel Paulus en zijn medewerkers zagen een positieve uitwerking op hen hadden. Hoe dat zo?
7 Alleen al het leven van Paulus en zijn reisgezellen getuigde ervan dat Gods geest op hen rustte en dat zij oprecht geloofden in wat zij predikten. Voordat Paulus en Silas naar Thessalonika kwamen, werden zij in Filippi onbeschaamd behandeld. Zonder vorm van proces werden zij geslagen, gevangengezet en in het blok gesloten. Deze moeilijke ervaring bekoelde hun ijver voor het goede nieuws echter niet. Goddelijk ingrijpen bracht hun vrijlating tot stand, leidde tot de bekering van de gevangenbewaarder en zijn huisgezin en opende de weg voor deze broeders om hun bediening voort te zetten. — Hand. 16:19-34.
8 In de kracht van Gods geest kwam Paulus naar Thessalonika. Daar werkte hij om in zijn eigen levensbehoeften te voorzien en wijdde hij zich verder helemaal aan het onderwijzen van de waarheid aan de Thessalonicenzen. Hij aarzelde niet het goede nieuws bij elke gelegenheid te verkondigen (1 Thess. 2:9). Paulus’ prediking met sterke overtuiging had zo’n krachtige uitwerking op de plaatselijke bevolking dat sommigen van hen hun vroegere afgodische aanbidding de rug toekeerden en dienstknechten van de ware God, Jehovah, werden. — 1 Thess. 1:8-10.
9 Vervolging belette de nieuwe gelovigen niet in overeenstemming met het goede nieuws te handelen. Gedreven door hun pasgevonden geloof en er volledig van overtuigd dat hun eeuwige zegeningen wachtten, voelden de Thessalonicenzen zich gedrongen de waarheid die zij enthousiast hadden aanvaard, te verkondigen. Die gemeente werd zo actief dat het nieuws omtrent hun geloof en ijver zich naar andere delen van Macedonië en zelfs naar Achaje verbreidde. Dus toen Paulus zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen schreef, waren hun goede werken al algemeen bekend (1 Thess. 1:7). Wat een voortreffelijk voorbeeld!
10 Gemotiveerd door liefde voor God en voor mensen: Hoe kunnen wij, net als de Thessalonicenzen, een sterke persoonlijke overtuiging behouden wanneer wij het goede nieuws in deze tijd prediken? Over hen schreef Paulus: „Wij denken onophoudelijk aan uw getrouwe werk en uw krachtige inspanning ten gevolge van liefde” (1 Thess. 1:3, vtn.). Het is duidelijk dat zij diepe, oprechte liefde hadden voor Jehovah God en voor de mensen tot wie zij predikten. Diezelfde liefde motiveerde Paulus en zijn metgezellen om de Thessalonicenzen „niet alleen het goede nieuws van God [mee te delen], maar ook [hun] eigen ziel”. — 1 Thess. 2:8.
11 Evenzo beweegt onze diepe liefde voor Jehovah en onze medemens ons ertoe een volledig aandeel te willen hebben aan het predikingswerk dat God ons te doen heeft gegeven. Door die liefde erkennen wij dat het onze persoonlijke, door God gegeven verantwoordelijkheid is om het goede nieuws te verbreiden. Als wij positief en vol dankbaarheid mediteren over alles wat Jehovah voor ons heeft gedaan door ons naar „het werkelijke leven” te leiden, worden wij gemotiveerd om anderen dezelfde schitterende waarheden te vertellen waarin wij met heel ons hart geloven. — 1 Tim. 6:19.
12 Terwijl wij druk bezig blijven in de prediking, moet onze liefde voor Jehovah en voor mensen blijven groeien. Als dat gebeurt, zullen wij gestimuleerd worden om ons aandeel aan de van-huis-tot-huisbediening te vergroten en alle andere vormen van getuigenis geven die voor ons openstaan te verrichten. Wij zullen gelegenheden aangrijpen om informeel getuigenis te geven aan familieleden, buren en bekenden. Hoewel de meeste mensen het goede nieuws dat wij aanbieden misschien afwijzen en sommigen zullen proberen om de verkondiging van het Koninkrijk te belemmeren, ervaren wij innerlijke vreugde. Waarom? Omdat wij weten dat wij ons best hebben gedaan om getuigenis af te leggen van het Koninkrijk en mensen te helpen gered te worden. En Jehovah zal onze inspanningen om rechtgeaarde personen te vinden, zegenen. Zelfs wanneer de spanningen van het leven ons omringen en Satan probeert onze vreugde te ondermijnen, kunnen wij onze sterke overtuiging en onze ijver in het getuigenis geven aan anderen behouden. Wanneer wij allemaal ons deel doen, ontstaan er sterke, ijverige gemeenten zoals die in Thessalonika.
13 Geef het onder beproevingen nooit op: Overtuiging is ook nodig wanneer ons velerlei beproevingen overkomen (1 Petr. 1:6, 7). Jezus maakte zijn discipelen duidelijk dat als zij hem volgden, zij „voorwerpen van haat . . . voor alle natiën” zouden zijn (Matth. 24:9). Paulus en Silas ervoeren dit toen zij in Filippi waren. Het verslag in Handelingen hoofdstuk 16 zegt dat Paulus en Silas in de binnenste gevangenis werden geworpen en in het blok werden gesloten. Doorgaans was de hoofdgevangenis een soort binnenplaats of voorportaal waaromheen cellen lagen die het voordeel van licht en lucht hadden. In de binnenste gevangenis was echter geen voorziening voor licht en slechts een beperkte ventilatie. Paulus en Silas hadden te kampen met de duisternis, hitte en stank van deze erbarmelijke plek waar zij werden opgesloten. Kun je je de pijn voorstellen die zij gehad moeten hebben terwijl zij urenlang in het blok gesloten zaten, met hun rug rauw en bloedend door de geselingen?
14 Ondanks deze beproevingen bleven Paulus en Silas getrouw. Zij toonden een oprechte overtuiging, die hen sterkte om Jehovah in weerwil van de beproeving te dienen. Hun overtuiging komt naar voren in vers 25 van hoofdstuk 16, waar staat dat Paulus en Silas ’aan het bidden waren en God loofden met een lied’. Hoewel zij zich in de binnenste gevangenis bevonden, waren zij er zo zeker van dat zij Gods goedkeuring genoten dat zij zelfs hard genoeg zongen om door de andere gevangenen gehoord te worden! Wij moeten in deze tijd een soortgelijke overtuiging hebben wanneer wij aan beproevingen op ons geloof het hoofd moeten bieden.
15 De beproevingen waarmee de Duivel ons bestookt zijn talloos. Voor sommigen kan het vervolging door familie zijn. Veel van onze broeders en zusters worden geconfronteerd met wettelijke uitdagingen. Wij kunnen met tegenstand van afvalligen te maken krijgen. Anderen kampen met financiële lasten en de zorg om de eindjes aan elkaar te knopen. Jongeren hebben op school met groepsdruk te maken. Hoe kunnen wij met succes het hoofd bieden aan deze beproevingen? Wat is er nodig om blijk te geven van overtuiging?
16 Allereerst moeten wij een hechte persoonlijke band met Jehovah in stand houden. Toen Paulus en Silas in de binnenste gevangenis zaten, gebruikten zij die tijd niet om te klagen over hun levenslot of medelijden met zichzelf te hebben. Zij wendden zich onmiddellijk in gebed tot God en loofden hem door te zingen. Waarom? Omdat zij een hechte persoonlijke band met hun hemelse Vader hadden. Zij beseften dat zij ter wille van rechtvaardigheid lijden ondergingen en dat hun redding in Jehovah’s hand lag. — Ps. 3:8.
17 Als wij in deze tijd met beproevingen te maken krijgen, moeten ook wij naar Jehovah opzien. Paulus moedigt ons als christenen aan ’onze smeekbeden bij God bekend te laten worden; en de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, zal ons hart en onze geestelijke vermogens behoeden’ (Fil. 4:6, 7). Wat is het vertroostend te weten dat Jehovah ons niet alleen zal laten wanneer wij beproevingen verduren! (Jes. 41:10) Hij is altijd met ons zolang wij hem met ware overtuiging dienen. — Ps. 46:7.
18 Iets anders wat onmisbaar is om blijk te geven van overtuiging, is druk bezig blijven in Jehovah’s dienst (1 Kor. 15:58). Paulus en Silas werden in de gevangenis geworpen omdat zij druk bezig waren met het prediken van het goede nieuws. Stopten zij met prediken wegens hun beproevingen? Nee, zij bleven zelfs in de gevangenis prediken, en nadat zij waren vrijgelaten reisden zij naar Thessalonika en gingen naar de synagoge van de joden om ’met hen aan de hand van de Schriften te redeneren’ (Hand. 17:1-3). Wanneer wij een krachtig geloof in Jehovah hebben en ervan overtuigd zijn dat wij de waarheid hebben, zal niets ons „kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is”. — Rom. 8:35-39.
19 Hedendaagse voorbeelden van een sterke overtuiging: Er zijn veel opmerkelijke voorbeelden van personen in onze tijd die, net als Paulus en Silas, blijk hebben gegeven van een sterke overtuiging. Een zuster die het concentratiekamp Auschwitz overleefde, vertelt over het onwankelbare geloof en de overtuiging van de broeders en zusters daar. Zij zegt: „Tijdens een ondervraging kwam een officier eens met gebalde vuisten naar me toe. ’Wat moeten wij met jullie beginnen?’, riep hij uit. ’Als wij jullie arresteren, kan het jullie niet schelen. Als wij jullie naar de gevangenis sturen, interesseert het jullie geen zier. Als wij jullie naar het concentratiekamp sturen, maken jullie je geen zorgen. Als wij jullie ter dood veroordelen, staan jullie er heel ongeïnteresseerd bij. Wat moeten wij met jullie beginnen?’” Wat is het geloofversterkend het geloof te zien dat onze broeders en zusters onder zulke wrede omstandigheden hadden! Zij zagen voortdurend naar Jehovah op voor hulp om te volharden.
20 Wij herinneren ons vast nog de overtuiging van veel van onze broeders en zusters toen zij geconfronteerd werden met de etnische haat die zich de afgelopen jaren heeft gemanifesteerd. Ondanks het feit dat zij zich in gevaarlijke situaties bevinden, zijn verantwoordelijke broeders vastbesloten ervoor te zorgen dat hun broeders en zusters geestelijk gevoed worden. Zij gaan allemaal getrouw door in de sterke overtuiging dat ’geen enkel wapen dat tegen hen gesmeed zal worden, succes zal hebben’. — Jes. 54:17.
21 Ook veel van onze broeders en zusters met een ongelovige huwelijkspartner tonen een sterk geloof en volharding. Een broeder in Guadeloupe kreeg hevige tegenstand van zijn ongelovige vrouw te verduren. Om hem te ontmoedigen en hem ervan te weerhouden christelijke vergaderingen te bezoeken, maakte zij zijn eten niet klaar en waste, streek en verstelde zijn kleren niet. Dagenlang zei ze niets tegen hem. Maar door in het dienen van Jehovah van oprechte overtuiging blijk te geven en zich in gebed tot hem te wenden voor hulp, was deze broeder in staat dit allemaal te verduren. Hoe lang? Ongeveer twintig jaar lang — waarna zijn vrouw geleidelijk een verandering van hart onderging. Uiteindelijk kon hij zich echt verheugen omdat zij de hoop op Gods koninkrijk aanvaardde.
22 Ten slotte mogen wij niet de sterke overtuiging van onze jonge broeders en zusters vergeten die elke dag op school met groepsdruk en andere uitdagingen te maken krijgen. Over de druk om zich op school net als anderen te gedragen, zei een jong Getuige-meisje: „Wanneer je op school bent, moedigt iedereen je altijd aan een beetje opstandig te zijn. Je geniet meer het respect van de kinderen als je iets doet wat aan opstandig gedrag grenst.” Wat een druk moeten onze jongeren verduren! Zij moeten in hun geest en hart vastbesloten zijn om verleiding te weerstaan.
23 Veel van onze jongeren slagen er goed in hun rechtschapenheid ondanks beproevingen te bewaren. Een voorbeeld is dat van een jonge zuster die in Frankrijk woont. Op een dag probeerden een paar jongens na de lunch haar te dwingen hen te kussen, maar zij bad en verzette zich krachtig, dus lieten de jongens haar met rust. Later kwam een van hen terug en zei tegen haar dat hij haar bewonderde om haar moed. Zij kon hem een goed getuigenis geven over het Koninkrijk en uitleggen welke hoge maatstaven Jehovah stelt voor allen die de zegeningen ervan willen ontvangen. In de loop van het schooljaar kon zij haar geloofsovertuigingen ook voor de hele klas uiteenzetten.
24 Wat een kostbaar voorrecht hebben wij om tot degenen te behoren die Jehovah graag gebruikt om met vaste overtuiging over zijn wil te spreken! (Kol. 4:12) Bovendien hebben wij de schitterende gelegenheid onze rechtschapenheid te bewijzen wanneer wij worden aangevallen door onze met een leeuw te vergelijken Tegenstander, Satan de Duivel (1 Petr. 5:8, 9). Vergeet nooit dat Jehovah de Koninkrijksboodschap gebruikt om redding te brengen tot ons die haar prediken en tot degenen die luisteren. Mogen de beslissingen die wij nemen en onze dagelijkse levenswijze er een bewijs van zijn dat wij het Koninkrijk op de eerste plaats stellen. Laten wij het goede nieuws met sterke overtuiging blijven prediken!