Tot liefde en voortreffelijke werken aansporen — Hoe?
„Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, . . . laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — HEBREEËN 10:24, 25.
1, 2. (a) Waarom was het belangrijk dat de vroege christenen vertroosting en aanmoediging putten uit elkaars gezelschap? (b) Welke raad van Paulus had betrekking op de noodzaak bijeen te komen?
ZIJ kwamen in het geheim bijeen, dicht opeengedrongen achter vergrendelde deuren. Buiten loerde overal het gevaar. Hun Leider, Jezus, was kort geleden in het openbaar terechtgesteld, en hij had zijn volgelingen gewaarschuwd dat zij niet beter behandeld zouden worden dan hij (Johannes 15:20; 20:19). Maar terwijl zij met gedempte stem over hun geliefde Jezus spraken, moeten zij zich in elkaars gezelschap althans veiliger hebben gevoeld.
2 Met het verstrijken der jaren kwamen de christenen voor allerlei beproevingen en vervolging te staan. Net als die eerste discipelen putten zij vertroosting en aanmoediging uit hun samenkomsten. Bijgevolg schreef de apostel Paulus in Hebreeën 10:24, 25: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.”
3. Waarom zou u zeggen dat Hebreeën 10:24, 25 meer is dan louter een gebod voor christenen om bijeen te komen?
3 Die woorden zijn veel meer dan een gebod om bijeen te blijven komen. Ze verschaffen een door God geïnspireerde norm die voor alle christelijke vergaderingen geldt — en eigenlijk voor elke gelegenheid dat christenen bijeenzijn. In deze tijd, nu wij Jehovah’s dag duidelijk zien naderen, maken de druk en de gevaren van dit goddeloze samenstel het meer dan ooit gebiedend noodzakelijk dat onze vergaderingen als een veilige toevlucht zijn, een bron van sterkte en aanmoediging voor allen. Wat kunnen wij doen om hiervoor te zorgen? Welnu, laten wij Paulus’ woorden eens zorgvuldig onderzoeken aan de hand van drie hoofdvragen: Wat betekent het ’op elkaar te letten’? Wat betekent het ’elkaar tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen’? En ten slotte: Hoe kunnen wij in deze moeilijke tijden „elkaar aanmoedigen”?
„Op elkaar letten”
4. Wat betekent het ’op elkaar te letten’?
4 Toen Paulus christenen op het hart drukte ’op elkaar te letten’, gebruikte hij het Griekse werkwoord ka·ta·noʹe·o, een versterkte vorm van de gewone uitdrukking voor „waarnemen”. De Theological Dictionary of the New Testament zegt dat de betekenis van het woord is „zijn gehele geest op een object richten”. Volgens W. E. Vine kan het ook betekenen „volledig begrijpen, nauwkeurig beschouwen”. Wanneer christenen dus „op elkaar letten”, zien zij niet alleen de buitenkant, maar leggen zij zich met al hun geestelijke vermogens erop toe te proberen dieper te kijken. — Vergelijk Hebreeën 3:1.
5. Wat zijn enkele aspecten van iemand die misschien onder de oppervlakte schuilgaan, en waarom dienen wij op die dingen te letten?
5 Wij dienen te bedenken dat iemand in werkelijkheid veel meer is dan wat een oppervlakkige blik op zijn of haar verschijning, werken of persoonlijkheid misschien onthult (1 Samuël 16:7). Dikwijls gaan onder een laconiek uiterlijk diepe gevoelens of een verrukkelijk gevoel voor humor schuil. Verder hebben mensen ook heel verschillende achtergronden. Sommigen hebben in hun leven vreselijke dingen meegemaakt; anderen verduren op dit moment situaties waarvan wij ons haast geen voorstelling kunnen maken. Hoe vaak gebeurt het niet dat onze irritatie over een hebbelijkheid van een broeder of zuster als sneeuw voor de zon verdwijnt wanneer wij meer over de achtergrond of omstandigheden van die persoon te weten komen. — Spreuken 19:11.
6. Wat zijn enkele manieren waarop wij elkaar beter kunnen leren kennen, en wat voor goeds zou dit kunnen bewerken?
6 Natuurlijk betekent dit niet dat wij ons ongevraagd met andermans persoonlijke aangelegenheden dienen te bemoeien (1 Thessalonicenzen 4:11). Maar wij kunnen beslist wel persoonlijke belangstelling voor elkaar aan de dag leggen. Dat omvat meer dan alleen maar een groet uitwisselen in de Koninkrijkszaal. Waarom zou u niet iemand uitkiezen die u graag beter zou leren kennen en het u ten doel stellen voor of na de vergadering een paar minuten met die persoon te praten? Of beter nog, „bewandelt de weg der gastvrijheid” door een of twee geloofsgenoten bij u thuis uit te nodigen voor wat eenvoudige verfrissingen (Romeinen 12:13). Toon belangstelling. Luister. Alleen al door te vragen hoe iemand Jehovah heeft leren kennen en liefhebben, kunt u heel wat aan de weet komen. Maar u kunt nog meer vernemen door samen van huis tot huis te prediken. Op zulke manieren op elkaar letten, zal ons helpen echt medegevoel, of empathie, te ontwikkelen. — Filippenzen 2:4; 1 Petrus 3:8.
’Elkaar aansporen’
7. (a) Welke uitwerking had Jezus’ onderwijs op mensen? (b) Wat maakte zijn onderwijs zo dynamisch?
7 Wanneer wij op elkaar letten, zijn wij beter toegerust om elkaar tot activiteit aan te sporen of aan te zetten. Christelijke ouderlingen in het bijzonder nemen in dit opzicht een sleutelpositie in. Over een gelegenheid toen Jezus in het openbaar sprak, lezen wij: „De uitwerking [was] dat de scharen versteld stonden van zijn manier van onderwijzen” (Mattheüs 7:28). Een andere keer kwamen zelfs enkele soldaten die erop uitgestuurd waren om hem te arresteren, terug en zeiden: „Nooit heeft iemand anders op deze wijze gesproken” (Johannes 7:46). Wat maakte Jezus’ onderwijs zo dynamisch? Vertoningen van emotionaliteit? Nee; Jezus sprak met waardigheid. Hij was er echter altijd op uit het hart van zijn luisteraars te bereiken. Omdat hij op mensen lette, wist hij precies hoe hij hen moest motiveren. Hij gebruikte levendige, eenvoudige illustraties die de realiteit van het dagelijks leven weerspiegelden (Mattheüs 13:34). Zo dienen ook degenen die toewijzingen op onze vergaderingen behartigen, Jezus na te bootsen door hun aandelen met warmte en enthousiasme te brengen, zodat ze een motiverende uitwerking hebben. Net als Jezus kunnen wij ons toeleggen op het zoeken van illustraties die bij ons publiek passen en hun hart bereiken.
8. Hoe spoorde Jezus door zijn voorbeeld aan, en hoe zouden wij hem in dit opzicht kunnen nabootsen?
8 In het dienen van onze God kunnen wij allen elkaar aansporen door ons voorbeeld. Jezus spoorde zijn toehoorders beslist aan. Hij hield van het werk van de christelijke bediening en verheerlijkte de bediening. Hij zei dat ze als voedsel voor hem was (Johannes 4:34; Romeinen 11:13). Zo’n enthousiasme kan aanstekelijk zijn. Kunt ook u ervoor zorgen dat uw bediening vreugde uitstraalt? Deel zonder opschepperig over te komen, uw goede ervaringen met anderen in de gemeente. Wanneer u anderen uitnodigt om met u samen te werken, zie dan of u hen kunt helpen er echt vreugde uit te putten met anderen over onze Grootse Schepper, Jehovah, te spreken. — Spreuken 25:25.
9. (a) Wat zijn enkele methoden om anderen aan te sporen die wij beter kunnen vermijden, en waarom? (b) Wat dient ons tot krachtige inspanningen in Jehovah’s dienst te motiveren?
9 Pas echter op dat u anderen niet op de verkeerde manier aanspoort. Wij zouden hen er bijvoorbeeld onopzettelijk toe kunnen brengen zich schuldig te voelen dat zij niet meer doen. Wij zouden hen onbedoeld beschaamd kunnen maken door hen in ongunstige zin te vergelijken met anderen die een meer in het oog springend aandeel aan christelijke activiteiten hebben, of wij zouden zelfs starre maatstaven kunnen vaststellen en degenen die daar niet aan voldoen, kunnen geringschatten. Deze methoden zouden enkelen misschien voor een poosje tot actie kunnen aansporen, maar Paulus schreef niet: ’Tot schuldgevoelens en voortreffelijke werken aansporen.’ Nee, wij moeten tot liefde aansporen, dan volgen de werken vanzelf uit een goede motivatie. Niemand dient voornamelijk gemotiveerd te worden door de overweging wat anderen in de gemeente van hem zullen denken als hij niet helemaal aan de verwachtingen voldoet. — Vergelijk 2 Korinthiërs 9:6, 7.
10. Waarom dienen wij te bedenken dat wij geen meesters over het geloof van anderen zijn?
10 Elkaar aansporen betekent niet dat wij de baas over elkaar spelen. Ondanks alle autoriteit die de apostel Paulus van God had ontvangen, bracht hij de gemeente in Korinthe nederig in herinnering: ’Wij zijn niet de meesters over uw geloof’ (2 Korinthiërs 1:24). Als wij net als hij nederig beseffen dat het niet op onze weg ligt te bepalen hoeveel anderen in de dienst voor Jehovah moeten doen, of hun geweten voor te schrijven wat hun op het terrein van andere persoonlijke beslissingen te doen staat, zullen wij het vermijden „al te rechtvaardig”, vreugdeloos, star, negatief of tot regelgeving geneigd te zijn (Prediker 7:16). Zulke hoedanigheden sporen niet aan; ze onderdrukken.
11. Wat bewoog de Israëlieten ertoe om bijdragen voor de bouw van de tabernakel te schenken, en hoe zou dat in onze dagen het geval kunnen zijn?
11 Wij willen graag dat alle inspanningen in Jehovah’s dienst in dezelfde geest worden gedaan als in het oude Israël, toen er giften nodig waren voor de bouw van de tabernakel. Exodus 35:21 luidt: „Toen kwamen zij, een ieder wiens hart hem ertoe drong, en zij brachten, een ieder wiens geest hem ertoe aandreef, Jehovah’s bijdrage voor het werk.” Zij werden niet van buitenaf gedwongen, maar voelden zich gedrongen van binnenuit, vanuit het hart. Het Hebreeuws luidt hier in feite letterlijk dat „een ieder wiens hart hem ophief”, dergelijke geschenken bracht. (Wij cursiveren.) Laten wij, dit verder doortrekkend, ernaar streven om wanneer wij ook maar samen zijn, elkaars hart op te heffen. Jehovah’s geest kan de rest doen.
„Elkaar aanmoedigen”
12. (a) Wat zijn enkele betekenissen van het Griekse woord dat met „aanmoedigen” is vertaald? (b) Hoe verzuimden Jobs metgezellen hem aan te moedigen? (c) Waarom dienen wij elkaar niet te oordelen?
12 Toen Paulus schreef dat wij ’elkaar dienen aan te moedigen’, gebruikte hij een vorm van het Griekse woord pa·ra·kaʹle·o, dat ook ’sterken, vertroosten’ kan betekenen. In de Griekse Septuaginta-vertaling werd ditzelfde woord in Job 29:25 gebruikt, waar Job werd beschreven als iemand die de treurenden troost. Het is ironisch dat toen Job zelf zwaar beproefd werd, hij zo’n aanmoediging niet ontving. Zijn drie „vertroosters” waren er zo druk mee bezig hem te oordelen en de les te lezen, dat zij verzuimden hem te begrijpen of met empathie te bejegenen. Ja, in al hun gesprekken noemden zij Job zelfs niet één keer bij naam. (Zie in tegenstelling daarmee Job 33:1, 31.) Kennelijk beschouwden zij hem meer als een probleem dan als een persoon. Geen wonder dat Job gefrustreerd uitriep: „Indien slechts uw ziel daar zou zijn waar mijn ziel is”! (Job 16:4) Zo moet u ook in deze tijd als u iemand wilt aanmoedigen, empathie hebben! Oordeel niet. Zoals Romeinen 14:4 zegt: „Wie zijt gij, dat gij de huisknecht van een ander oordeelt? Hij staat of valt voor zijn eigen meester. Hij zal trouwens staande worden gehouden, want Jehovah kan hem staande houden.”
13, 14. (a) Van welke fundamentele waarheid moeten wij onze broeders en zusters overtuigen teneinde hen te vertroosten? (b) Hoe werd Daniël door een engel gesterkt?
13 Een vorm van pa·ra·kaʹle·o en een vorm van het eraan verwante zelfstandige naamwoord worden in 2 Thessalonicenzen 2:16, 17 respectievelijk met „vertroosten” en „troost” vertaald: „Mogen bovendien onze Heer Jezus Christus zelf en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en door middel van onverdiende goedheid eeuwige troost en goede hoop heeft gegeven, uw hart vertroosten en u standvastig maken in elke goede daad en elk goed woord.” Merk op dat Paulus de gedachte dat ons hart wordt vertroost, in verband brengt met de fundamentele waarheid dat Jehovah ons liefheeft. Wij kunnen elkaar dus aanmoedigen en vertroosten door die belangrijke waarheid te bekrachtigen.
14 Bij één gelegenheid was de profeet Daniël zo verontrust nadat hij een vreeswekkend visioen had gezien, dat hij zei: „Mijn eigen waardigheid werd aan mij veranderd ten verderve, en ik behield geen kracht.” Jehovah zond een engel die Daniël er enkele malen aan herinnerde dat hij in Gods ogen een „zeer begeerde man” was. Het resultaat? Daniël zei tot de engel: „Gij hebt mij gesterkt.” — Daniël 10:8, 11, 19.
15. Hoe dienen ouderlingen en reizende opzieners het evenwicht te bewaren tussen prijzen en corrigeren?
15 Hier is dus nog een manier om anderen aan te moedigen. Prijs hen! Het is maar al te gemakkelijk een kritische, hardvochtige houding aan de dag te leggen. Toegegeven, er kunnen momenten zijn waarop correctie nodig is, vooral door ouderlingen en reizende opzieners. Maar zij kunnen beter in de herinnering blijven wegens hun hartelijke aanmoediging dan wegens hun neiging tot oordelen.
16. (a) Waarom is het wanneer wij degenen die gedeprimeerd zijn aanmoedigen, vaak niet voldoende hen eenvoudig aan te sporen meer in Jehovah’s dienst te doen? (b) Hoe hielp Jehovah Elia toen hij gedeprimeerd was?
16 In het bijzonder degenen die gedeprimeerd zijn hebben aanmoediging nodig, en Jehovah verwacht van ons als medechristenen dat wij een bron van hulp zijn — vooral als wij ouderlingen zijn (Spreuken 21:13). Wat kunnen wij doen? Het antwoord kan wel eens ingewikkelder zijn dan eenvoudig tegen hen te zeggen dat zij meer in Jehovah’s dienst moeten doen. Waarom? Omdat daarmee gesuggereerd zou kunnen worden dat hun depressiviteit komt doordat zij niet genoeg doen. Gewoonlijk is dat niet het geval. De profeet Elia was eens zo zwaar gedeprimeerd dat hij wilde sterven; toch kwam dit op een tijdstip dat hij heel druk bezig was in zijn dienst voor Jehovah. Hoe handelde Jehovah met hem? Hij zond een engel om praktische hulp te verlenen. Elia stortte zijn hart voor Jehovah uit en onthulde dat hij het gevoel had dat hij even waardeloos was als zijn dode voorvaders, dat zijn werk allemaal voor niets was geweest en dat hij helemaal alleen stond. Jehovah luisterde en vertroostte hem met ontzag inboezemende demonstraties van Zijn kracht en met verzekeringen dat hij allerminst alleen stond en dat het werk dat hij begonnen was, voltooid zou worden. Jehovah beloofde ook dat hij Elia een metgezel zou geven die hij moest opleiden en die hem uiteindelijk zou opvolgen. — 1 Koningen 19:1-21.
17. Hoe zou een ouderling iemand kunnen aanmoedigen die buitensporig hard voor zichzelf is?
17 Wat aanmoedigend! Mogen wij degenen onder ons die emotioneel in de war zijn, evenzo aanmoedigen. Doe er moeite voor hen te begrijpen door te luisteren! (Jakobus 1:19) Verschaf schriftuurlijke troost die op hun individuele behoeften is afgestemd (Spreuken 25:11; 1 Thessalonicenzen 5:14). Om degenen aan te moedigen die buitensporig hard voor zichzelf zijn, kunnen ouderlingen wellicht vriendelijk schriftuurlijke bewijzen laten zien dat Jehovah hen liefheeft en waardevol acht.a Een bespreking van de losprijs kan een krachtig middel zijn om degenen die zich waardeloos voelen, aan te moedigen. Iemand die bedroefd is over een in het verleden begane zonde moet misschien duidelijk worden gemaakt dat de losprijs hem heeft gereinigd als hij werkelijk berouw heeft en al zulke praktijken volledig de rug heeft toegekeerd. — Jesaja 1:18.
18. Hoe dient er op basis van de leer van de losprijs geredeneerd te worden om iemand aan te moedigen die het slachtoffer van iemand anders is geworden, bijvoorbeeld door verkrachting?
18 Natuurlijk zal een ouderling over het specifieke geval nadenken teneinde op basis van die leer op juiste wijze te redeneren. Beschouw eens een voorbeeld: Christus’ loskoopoffer werd afgeschaduwd door de dierenoffers onder de Mozaïsche wet, die vereist waren voor de verzoening van alle zonden (Leviticus 4:27, 28). Er was echter geen bepaling dat iemand die het slachtoffer van verkrachting was, zo’n zondeoffer moest brengen. De wet zei dat zij ’niets mochten doen’ om haar te straffen (Deuteronomium 22:25-27). Zou het dus in deze tijd, als een zuster aangevallen en verkracht is en zij zich als gevolg hiervan smerig en waardeloos voelt, passend zijn te beklemtonen dat zij de losprijs nodig heeft om haar van die zonde te reinigen? Beslist niet. Zij heeft niet gezondigd door aangerand te worden. De verkrachter is het die gezondigd heeft en reiniging behoeft. Maar de liefde die Jehovah en Christus hebben getoond door de losprijs te verschaffen, kan gebruikt worden als bewijs dat zij in Gods ogen niet verontreinigd is door de zonde van iemand anders, maar dat zij kostbaar is in Jehovah’s ogen en in zijn liefde blijft. — Vergelijk Markus 7:18-23; 1 Johannes 4:16.
19. Waarom dienen wij niet te verwachten dat alle omgang met onze broeders en zusters aanmoedigend zal zijn, maar wat dient ons vaste besluit te zijn?
19 Ja, wat iemands situatie in het leven ook moge zijn, ongeacht welke pijnlijke omstandigheden zijn verleden overschaduwen, hij dient aanmoediging te kunnen vinden in de gemeente van Jehovah’s volk. En dat zal hij ook als wij er individueel naar streven op elkaar te letten, elkaar aan te sporen en elkaar aan te moedigen wanneer wij ook maar samen zijn. Maar omdat wij onvolmaakt zijn, schieten wij allemaal daarin af en toe tekort. Onvermijdelijk stellen wij elkaar teleur en kwetsen elkaar soms zelfs. Probeer u niet te concentreren op het falen van anderen in dit opzicht. Indien u zich op tekortkomingen concentreert, loopt u het risico overmatig kritisch te worden ten aanzien van de gemeente en kunt u zelfs in precies de valstrik geraken die Paulus ons zo graag wilde helpen vermijden, namelijk het onderling vergaderen na te laten. Moge dat nooit gebeuren! Laten wij, nu dit oude samenstel steeds gevaarlijker en onderdrukkender wordt, vastbesloten zijn te doen wat wij kunnen om onze omgang op de vergaderingen opbouwend te maken — en dat te meer naarmate wij Jehovah’s dag zien naderen!
[Voetnoot]
a Een ouderling kan het verkiezen aanmoedigende artikelen uit De Wachttoren en Ontwaakt! met zo iemand te bestuderen — bijvoorbeeld „Zult u voordeel trekken van onverdiende goedheid?” en „De strijd tegen depressiviteit winnen”. — De Wachttoren van 15 februari en 1 maart 1990.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom is het heel belangrijk dat onze vergaderingen en omgang in deze laatste dagen aanmoedigend zijn?
◻ Wat betekent het op elkaar te letten?
◻ Wat betekent het elkaar aan te sporen?
◻ Wat is er bij het aanmoedigen van elkaar betrokken?
◻ Hoe zouden degenen die gedeprimeerd en neerslachtig zijn aangemoedigd kunnen worden?
[Illustratie op blz. 16]
Gastvrijheid helpt ons elkaar beter te leren kennen
[Illustratie op blz. 18]
Toen Elia gedeprimeerd was, vertroostte Jehovah hem vriendelijk