HOOFDSTUK 5
Opzieners als herders van de kudde
TIJDENS zijn bediening op aarde bewees Jezus dat hij ‘de goede herder’ was (Joh. 10:11). Toen hij de vele mensen zag die hem wilden volgen, ‘kreeg hij medelijden met ze, omdat ze als schapen zonder herder waren — verwaarloosd en slecht behandeld’ (Matth. 9:36). Petrus en de andere apostelen zagen zijn liefdevolle zorg. Hoe anders was Jezus dan de valse herders van Israël, die de kudde zo verwaarloosden dat de schapen verstrooid raakten en geestelijk verhongerden! (Ezech. 34:7, 8) Jezus gaf een goed voorbeeld door de schapen te onderwijzen en te verzorgen. Hij gaf zelfs zijn leven voor hen. Hierdoor leerden de apostelen hoe ze personen die geloof hadden, konden helpen terug te keren tot Jehovah, ‘de herder en opziener van hun ziel’ (1 Petr. 2:25).
2 In een gesprek met Petrus beklemtoonde Jezus hoe belangrijk het is de schapen te voeden en te weiden (Joh. 21:15-17). Hierdoor werd Petrus ongetwijfeld diep geraakt en later gaf hij de ouderlingen in de eerste eeuw de raad: ‘Hoed de kudde van God die aan jullie is toevertrouwd en dien als opzieners — niet omdat je gedwongen wordt maar vrijwillig, zoals God het wil, en niet om er zelf beter van te worden maar omdat je het graag wilt. Heers niet over degenen die Gods erfdeel zijn, maar wees een voorbeeld voor de kudde’ (1 Petr. 5:1-3). Petrus’ woorden gelden ook voor opzieners in deze tijd. In navolging van Jezus dienen ouderlingen bereidwillig als een voorbeeld voor de kudde en nemen ze de leiding in Jehovah’s dienst (Hebr. 13:7).
In navolging van Jezus dienen ouderlingen bereidwillig als een voorbeeld voor de kudde en nemen ze de leiding in Jehovah’s dienst
3 We kunnen dankbaar zijn dat we in de gemeente opzieners hebben die door de geest zijn aangesteld. We hebben veel voordeel van hun zorg. Opzieners geven bijvoorbeeld aanmoediging en hebben aandacht voor iedereen in de gemeente. Ze nemen ijverig de leiding op de wekelijkse gemeentevergaderingen, waar alle broeders en zusters gesterkt worden (Rom. 12:8). Ze doen moeite om de kudde te beschermen tegen schadelijke elementen zoals slechte mensen, waardoor wij ons veilig kunnen voelen (Jes. 32:2; Tit. 1:9-11). Doordat ze de leiding nemen in de velddienst, worden wij aangemoedigd elke maand een aandeel te hebben aan de prediking van het goede nieuws (Hebr. 13:15-17). Via deze ‘gaven in mensen’ zorgt Jehovah ervoor dat de gemeente wordt opgebouwd (Ef. 4:8, 11, 12).
VEREISTEN VOOR OPZIENERS
4 Mannen die als opziener worden aangesteld, moeten aan de vereisten in Gods Woord voldoen zodat er op een goede manier voor de gemeente wordt gezorgd. Alleen als ze hieraan voldoen, kan er gezegd worden dat ze door heilige geest zijn aangesteld (Hand. 20:28). Het is waar dat de Bijbelse normen voor christelijke opzieners hoog zijn, aangezien deze mannen een zware verantwoordelijkheid dragen. Maar de normen zijn niet zo hoog dat christelijke mannen die echt van Jehovah houden en zich bereidwillig door hem willen laten gebruiken, daar niet aan kunnen voldoen. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat de opzieners personen zijn die in hun dagelijks leven de raad uit de Bijbel toepassen.
Mannen die als opziener worden aangesteld, moeten aan de vereisten in Gods Woord voldoen zodat er op een goede manier voor de gemeente wordt gezorgd
5 Paulus noemde in zijn eerste brief aan Timotheüs en in zijn brief aan Titus de fundamentele Bijbelse vereisten voor opzieners. In 1 Timotheüs 3:1-7 staat: ‘Als iemand opziener wil worden, streeft hij naar een goed werk. De opziener moet daarom onberispelijk zijn, de man van één vrouw, matig in gewoonten, verstandig, ordelijk, gastvrij, een goede onderwijzer, geen dronkaard, niet gewelddadig, maar redelijk, geen ruziezoeker, niet iemand die van geld houdt, iemand die zijn eigen huisgezin goed leidt en zijn kinderen in alle ernst in onderworpenheid heeft (want als iemand zijn eigen huisgezin niet kan leiden, hoe zal hij dan voor de gemeente van God kunnen zorgen?) en niet iemand die pas bekeerd is, zodat hij niet opgeblazen van trots wordt en onder hetzelfde oordeel valt als de Duivel. Hij moet ook een goede reputatie hebben bij buitenstaanders, zodat hij geen smaad veroorzaakt en in een strik van de Duivel valt.’
6 Aan Titus schreef Paulus: ‘Ik heb je op Kreta achtergelaten om wat er nog mankeert in orde te brengen en om in stad na stad ouderlingen aan te stellen volgens de instructies die ik je heb gegeven: zo iemand moet vrij zijn van beschuldiging, de man zijn van één vrouw en gelovige kinderen hebben die niet beschuldigd worden van losbandigheid of opstandigheid. Een opziener moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig, niet opvliegend, geen dronkaard, niet gewelddadig en niet uit op oneerlijke winst. Hij moet juist gastvrij zijn, het goede liefhebben en verstandig, rechtvaardig en loyaal zijn. Hij moet zelfbeheersing hebben en stevig vasthouden aan het betrouwbare woord in zijn onderwijskunst, zodat hij in staat is om anderen door de gezonde leer op te bouwen en om tegensprekers terecht te wijzen’ (Tit. 1:5-9).
7 Hoewel de Bijbelse vereisten voor opzieners in eerste instantie overweldigend kunnen lijken, mag dat christelijke mannen er niet van weerhouden naar dit ambt te streven. Als ze de mooie christelijke eigenschappen aan de dag leggen die van opzieners vereist worden, moedigen ze anderen in de gemeente aan hetzelfde te doen. Paulus schreef dat er in zulke ‘gaven in mensen’ wordt voorzien ‘met het doel de heiligen te corrigeren, om te dienen, om het lichaam van de Christus op te bouwen, totdat we allemaal de eenheid van geloof en van nauwkeurige kennis van de Zoon van God bereiken, en we als een volwassene worden en de mate van rijpheid bereiken die bij de volheid van de Christus hoort’ (Ef. 4:8, 12, 13).
8 Opzieners zijn niet heel jong en ook niet pas bekeerd. Ze hebben ervaring in de christelijke leefwijze, een uitgebreide kennis en een diep begrip van de Bijbel, en echte liefde voor de gemeente. Ze hebben de moed om vrijuit te spreken en kwaaddoeners te corrigeren, zodat de schapen beschermd worden tegen personen die hen willen uitbuiten (Jes. 32:2). Opzieners zijn voor iedereen in de gemeente makkelijk te herkennen als geestelijk volwassen mannen met echte zorg voor Gods kudde.
9 Mannen die geschikt zijn om als opziener aangesteld te worden, geven in het dagelijks leven van praktische wijsheid blijk. Als een opziener getrouwd is, moet hij voldoen aan de christelijke norm voor het huwelijk: hij moet de man van één vrouw zijn en zijn eigen huisgezin goed leiden. Als een opziener gelovige kinderen heeft die hij in alle ernst in onderworpenheid heeft en die niet beschuldigd worden van losbandigheid of opstandigheid, kunnen anderen in de gemeente hem vol vertrouwen benaderen voor advies over het gezinsleven en de christelijke leefwijze. Een opziener is ook onberispelijk en vrij van beschuldiging, en heeft zelfs een goede reputatie bij buitenstaanders. Er kan geen gegronde beschuldiging van ongepast gedrag tegen hem ingebracht worden waardoor de reputatie van de gemeente aangetast zou worden. Hij mag niet recent terechtgewezen zijn wegens ernstig kwaaddoen. Anderen in de gemeente worden ertoe bewogen zijn goede voorbeeld na te volgen en vertrouwen hun geestelijke leven graag aan zijn zorg toe (1 Kor. 11:1; 16:15, 16).
10 Zulke bekwame mannen kunnen de gemeente op net zo’n manier dienen als de oudsten van Israël, die als ‘wijze, verstandige en ervaren mannen’ werden beschreven (Deut. 1:13). Christelijke ouderlingen zijn niet zonder zonde, maar ze staan in de gemeente en in de gemeenschap bekend als oprechte, gelovige mannen die langere tijd bewezen hebben dat ze hun leven in harmonie met Gods principes leiden. Dankzij hun onberispelijkheid hebben ze in de gemeente vrijheid van spreken (Rom. 3:23).
11 Mannen die geschikt zijn om als opziener aangesteld te worden, geven blijk van matigheid in persoonlijke gewoonten en in hun omgang met anderen. Ze zijn niet fanatiek, maar hun manier van leven wordt gekenmerkt door evenwicht en zelfbeheersing. Ze zijn matig in dingen als eten, drinken, ontspanning, hobby’s en entertainment. Ze zijn matig in het gebruik van alcohol zodat ze niet van dronkenschap beschuldigd kunnen worden en geen dronkaard genoemd kunnen worden. Iemand die mentaal afgestompt is door drankgebruik, verliest makkelijk zijn zelfbeheersing en kan dus niet de geestelijke belangen van de gemeente beschermen.
12 Om de leiding te kunnen nemen in de gemeente moet iemand een mate van ordelijkheid hebben. Dat zal blijken uit zijn uiterlijk, zijn huis en zijn dagelijkse activiteiten. Zo iemand vermijdt het dingen alsmaar uit te stellen, maar ziet wat er gedaan moet worden en zorgt vervolgens dat het gebeurt. Hij houdt zich aan Gods principes.
13 Een opziener moet redelijk zijn. Hij moet in eenheid kunnen samenwerken met de anderen in het lichaam van ouderlingen. Hij moet een juiste kijk op zichzelf hebben en niet veeleisend zijn tegenover anderen. Hij zal niet eigenwijs zijn en zijn eigen mening niet beter vinden dan die van zijn medeouderlingen. Anderen kunnen uitblinken in eigenschappen of bekwaamheden die hij misschien in mindere mate heeft. Een ouderling laat zien dat hij redelijk is als hij zijn conclusies echt op de Bijbel baseert en ernaar streeft het voorbeeld van Jezus Christus na te volgen (Fil. 2:2-8). Een ouderling is niet gewelddadig en geen ruziezoeker, maar hij heeft gepast respect voor anderen en beziet hen als superieur aan zichzelf. Hij is niet eigenzinnig en probeert niet zijn aanpak of mening aan anderen op te dringen. Hij is niet opvliegend, maar is vreedzaam in contacten met anderen.
14 Bovendien is iemand die geschikt is om als opziener in de gemeente te dienen verstandig. Dat wil zeggen dat hij een nuchtere kijk heeft en niet snel met zijn oordeel klaarstaat. Hij heeft een goed begrip van Jehovah’s principes en de toepassing ervan. Iemand die verstandig is, staat open voor raad en leiding. Hij is niet hypocriet.
15 Paulus herinnerde Titus er ook aan dat een opziener iemand is die het goede liefheeft. Hij moet rechtvaardig en loyaal zijn. Deze eigenschappen worden weerspiegeld in de manier waarop hij met anderen omgaat en in het krachtige standpunt dat hij inneemt voor wat juist en goed is. Hij is Jehovah volledig toegewijd en houdt consequent rechtvaardige principes hoog. Hij moet dingen vertrouwelijk kunnen houden. Hij is ook echt gastvrij, zet zich voor anderen in en deelt graag zijn bezittingen (Hand. 20:33-35).
16 Om doeltreffend te zijn moet een opziener een goede onderwijzer zijn. Paulus schreef aan Titus dat een opziener iemand moet zijn die ‘stevig vasthoudt aan het betrouwbare woord in zijn onderwijskunst, zodat hij in staat is om anderen door de gezonde leer op te bouwen en om tegensprekers terecht te wijzen’ (Tit. 1:9). Hij is in staat om te redeneren, bewijzen aan te voeren, tegenwerpingen te ontzenuwen en de Bijbel op zo’n manier uit te leggen dat anderen overtuigd raken en gesterkt worden in hun geloof. Een opziener kan zowel in makkelijke als in moeilijke omstandigheden goed onderwijzen (2 Tim. 4:2). Hij heeft het geduld om iemand die afdwaalt zachtaardig terecht te wijzen en iemand die twijfelt te overtuigen en te motiveren om op basis van geloof nuttige daden te doen. Als hij bekwaam is om vanaf het podium of in een persoonlijk gesprek onderwijs te geven, is dat een bewijs dat hij aan dit belangrijke vereiste voldoet.
17 Het is belangrijk dat ouderlingen ijverig zijn in de velddienst. Het moet duidelijk zijn dat ze ook in dit opzicht Jezus proberen na te volgen, die prioriteit gaf aan de prediking van het goede nieuws. Jezus deed moeite om zijn volgelingen te helpen effectieve evangeliepredikers te worden (Mark. 1:38; Luk. 8:1). Als de ouderlingen ondanks hun drukke schema tijd maken voor de velddienst, stimuleert dat de hele gemeente om net zo ijverig te zijn. En als de ouderlingen met leden van hun eigen gezin en anderen in de gemeente samenwerken, kunnen ze ‘elkaar opbouwen’ (Rom. 1:11, 12).
18 Dit wekt misschien de indruk dat er wel heel veel verwacht wordt van iemand die als opziener dient. Natuurlijk kan geen enkele opziener volmaakt voldoen aan de hoge norm uit de Bijbel. Maar geen van de aangestelde ouderlingen mag zo tekortschieten in een van deze eigenschappen dat het als een ernstig gebrek bezien zou kunnen worden. De ouderlingen zullen waarschijnlijk allemaal op verschillende terreinen uitblinken. Het resultaat is dat het lichaam van ouderlingen als geheel alle goede eigenschappen in zich heeft die nodig zijn om op de juiste manier leiding te kunnen geven aan de gemeente van God.
19 Wanneer de ouderlingen als lichaam een aanbeveling doen om iemand als opziener aan te stellen, zullen ze de volgende woorden van Paulus in gedachte willen houden: ‘Ik zeg tegen jullie allemaal: denk niet meer van jezelf dan nodig is, maar denk verstandig, iedereen naar het geloof dat God hem heeft gegeven’ (Rom. 12:3). Iedere ouderling moet zich als een mindere bezien. Niemand mag ‘al te rechtvaardig’ zijn als hij de geschiktheid van iemand anders moet beoordelen (Pred. 7:16). Wanneer het lichaam een broeder beschouwt, moeten ze de Bijbelse vereisten voor opzieners duidelijk in gedachte houden. Ze zullen willen vaststellen of hij in redelijke mate aan de gestelde normen voldoet. Ouderlingen moeten rekening houden met menselijke onvolmaaktheden en mogen niet vooringenomen of hypocriet zijn. Dan kunnen ze hun aanbevelingen doen op een manier waaruit blijkt dat ze Jehovah’s rechtvaardige normen respecteren en het welzijn van de gemeente op het oog hebben. Als ze de aanbevelingen beschouwen, zullen ze God om de leiding van zijn heilige geest vragen en zorgvuldig analyseren of de broeder aan de Bijbelse vereisten voldoet. Dit is een van hun zware verantwoordelijkheden, en ze moeten zich daarvan kwijten in overeenstemming met Paulus’ waarschuwing: ‘Leg nooit iemand overhaast de handen op’ (1 Tim. 5:21, 22).
DE VRUCHT VAN DE GEEST
20 Geestelijk bekwame mannen geven er blijk van dat ze door heilige geest worden geleid en brengen de vrucht ervan in hun leven voort. Paulus noemde de negen aspecten van de vrucht van de geest: ‘Liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing’ (Gal. 5:22, 23). Zulke opzieners moedigen de broeders en zusters aan en verenigen de gemeente in het doen van heilige dienst. Hun gedrag en de resultaten van hun harde werk bewijzen dat ze door heilige geest zijn aangesteld (Hand. 20:28).
MANNEN DIE DE EENHEID BEVORDEREN
21 Het is heel belangrijk dat ouderlingen samenwerken om de eenheid in de gemeente te bevorderen. Ook als er grote verschillen in persoonlijkheid zijn, bewaren ze de eenheid door tijdens besprekingen met respect naar elkaar te luisteren, ook al zijn ze het misschien niet altijd eens. Zolang er geen Bijbels principe wordt overtreden, moet elke ouderling bereid zijn toe te geven en achter de uiteindelijke beslissing van het lichaam van ouderlingen te staan. Door een inschikkelijke houding laat iemand zien dat hij zich laat leiden door ‘de wijsheid van boven’, die ‘vredelievend, redelijk’ is (Jak. 3:17, 18). Geen enkele ouderling mag denken dat hij boven de andere ouderlingen staat of proberen de anderen te domineren. Ouderlingen werken alleen echt met Jehovah samen wanneer ze als lichaam samenwerken tot welzijn van de gemeente (1 Kor. hfst. 12; Kol. 2:19).
NAAR EEN AMBT STREVEN
22 Geestelijk volwassen christelijke mannen horen de wens te hebben als opziener te dienen (1 Tim. 3:1). Maar als ouderling dienen betekent werk en zelfopoffering. Het betekent dat iemand zich beschikbaar moet stellen om in de behoeften van de broeders en zusters te voorzien en voor hun geestelijke belangen te zorgen. Naar een opzienersambt streven betekent dat iemand er moeite voor doet aan de Bijbelse vereisten hiervoor te voldoen.
PERSOONLIJKE OMSTANDIGHEDEN KUNNEN VERANDEREN
23 Een broeder die jarenlang getrouw heeft gediend, kan lichamelijk ziek worden of andere beperkingen krijgen, bijvoorbeeld vanwege ouderdom. Daardoor kan hij zich misschien niet meer zoals vroeger van alle verantwoordelijkheden van een opziener kwijten. Toch moet hij zolang hij is aangesteld, als een ouderling bezien en gerespecteerd worden. Het is niet nodig dat hij vanwege zijn beperkingen zijn ambt neerlegt. Hij verdient nog steeds de dubbele eer die wordt gegeven aan alle hardwerkende ouderlingen die hun best doen om een goede herder voor de kudde te zijn.
24 Maar als een broeder vindt dat hij zijn ambt beter kan neerleggen omdat hij door veranderde omstandigheden te beperkt is in wat hij kan doen, dan kan hij daarvoor kiezen (1 Petr. 5:2). Hij moet nog steeds gerespecteerd worden. Hij kan veel goed werk in de gemeente doen, ook al krijgt hij niet meer de toewijzingen en taken die aan ouderlingen worden gegeven.
VERANTWOORDELIJKHEDEN IN DE GEMEENTE
25 Ouderlingen hebben de zorg voor verschillende verantwoordelijkheden in de gemeente. Zo zijn er een coördinator van het lichaam van ouderlingen, een secretaris, een dienstopziener, een Wachttoren-studieleider en een opziener leven-en-dienenvergadering. Veel ouderlingen dienen als groepsopziener. De ouderlingen die in deze posities dienen, rouleren niet. Als een van deze broeders verhuist, om gezondheidsredenen zijn verantwoordelijkheden niet meer aankan of ontheven wordt omdat hij niet meer aan de Bijbelse vereisten voldoet, moet zijn taak natuurlijk aan een andere ouderling toegewezen worden. In gemeenten waar het aantal opzieners beperkt is, kan het nodig zijn dat een ouderling meerdere taken op zich neemt totdat andere broeders ervoor in aanmerking komen als ouderling aangesteld te worden.
26 De coördinator van het lichaam van ouderlingen treedt tijdens vergaderingen van het lichaam van ouderlingen als voorzitter op. Hij werkt nederig met de andere ouderlingen samen om zorg te dragen voor Gods kudde (Rom. 12:10; 1 Petr. 5:2, 3). Hij moet goed kunnen organiseren en ijverig leiding kunnen geven (Rom. 12:8).
27 De secretaris houdt de gemeenteadministratie bij en informeert de ouderlingen wanneer er belangrijke brieven of mededelingen binnenkomen. Als het nodig is, kan een andere ouderling of een bekwame dienaar de taak krijgen om hem te assisteren.
28 Velddienstregelingen en andere dingen die met de dienst verband houden, zijn het terrein van de dienstopziener. Hij maakt afspraken om elke maand één weekend een andere velddienstgroep te bezoeken. In kleinere gemeenten waar maar enkele velddienstgroepen zijn, kan hij elke groep twee keer per jaar bezoeken. Tijdens zijn bezoek leidt hij de velddienstbijeenkomsten, werkt hij met de groep in de velddienst en helpt hij verkondigers met hun nabezoeken en Bijbelstudies.
GROEPSOPZIENERS
29 Een van de mooiste voorrechten in de gemeente is als groepsopziener te dienen. De groepsopziener heeft onder andere de taak (1) actief belangstelling te tonen voor de geestelijke groei van iedereen in de velddienstgroep, (2) iedereen in de groep te helpen een geregeld, zinvol en vreugdevol aandeel aan de velddienst te hebben en (3) dienaren in de groep op te leiden en te motiveren om voor verantwoordelijkheden in de gemeente in aanmerking te komen. Het lichaam van ouderlingen bepaalt welke broeders het meest geschikt zijn om aan al deze aspecten te voldoen.
30 Vanwege de aard van de taak moeten groepsopzieners waar mogelijk ouderling zijn. Er kan een bekwame dienaar gebruikt worden totdat een ouderling het van hem kan overnemen. Zo’n dienaar wordt een groepsdienaar genoemd, aangezien hij niet als opziener in de gemeente functioneert. Hij behartigt zijn taak onder leiding van de ouderlingen.
31 Een belangrijk onderdeel van het werk van de groepsopziener is dat hij de leiding neemt in de velddienst. Zijn geregeldheid, ijver en enthousiasme zijn een aanmoediging voor zijn groep. De verkondigers zijn blij met de aanmoediging en hulp die ze krijgen door samen met anderen in de dienst te gaan. Daarom is het goed om een vast schema voor groepsgetuigenis te hebben dat de meesten goed uitkomt (Luk. 10:1-16). De groepsopziener moet ervoor zorgen dat er altijd genoeg gebied is. Over het algemeen zal hij de velddienstbijeenkomst leiden en de groep indelen. Als hij er niet kan zijn, zal hij regelen dat een ander voor deze verantwoordelijkheden zorgt, zodat de verkondigers de nodige leiding krijgen. Dat kan een andere ouderling, een dienaar of, als die niet beschikbaar zijn, een bekwame verkondiger zijn.
32 De groepsopziener moet van tevoren plannen maken voor het bezoek van de dienstopziener, de groep over de datum van het bezoek inlichten en alvast de voordelen ervan noemen. Als iedereen in de groep op de hoogte wordt gehouden van de regeling, kunnen ze die enthousiast ondersteunen.
33 De velddienstgroepen worden met opzet klein gehouden. Hierdoor kan de groepsopziener de hele groep goed leren kennen. Als een liefdevolle herder heeft hij echt belangstelling voor iedereen in de groep. Hij probeert persoonlijke hulp te geven en aan te moedigen tot velddienst en vergaderingsbezoek. Hij zal ook andere passende stappen ondernemen die de groep helpen geestelijk sterk te blijven. Personen die ziek of depressief zijn, zullen veel hebben aan een bezoekje. Een aanmoedigende suggestie of wat raad kan sommigen motiveren om naar grotere voorrechten in de gemeente te streven, waardoor ze meer voor hun broeders en zusters kunnen betekenen. De groepsopziener zal vooral moeite doen om zijn eigen groep te helpen. Maar als ouderling en herder heeft hij liefdevolle zorg voor de hele gemeente en staat hij klaar voor degenen die hulp nodig hebben (Hand. 20:17, 28).
34 De groepsopziener heeft ook de verantwoordelijkheid om te helpen de velddienstberichten van zijn groep te verzamelen. De berichten worden vervolgens doorgegeven aan de secretaris. De verkondigers kunnen de groepsopziener helpen door hun velddienstbericht snel in te leveren. Dat kunnen ze doen door hun rapport aan het eind van de maand rechtstreeks aan de groepsopziener te geven. Ze kunnen hun rapport ook in de Koninkrijkszaal in de bus doen die daarvoor bestemd is.
HET DIENSTCOMITÉ VAN DE GEMEENTE
35 Bepaalde taken worden behartigd door het dienstcomité van de gemeente, dat bestaat uit de coördinator van het lichaam van ouderlingen, de secretaris en de dienstopziener. Het dienstcomité moet bijvoorbeeld goedkeuring geven voor het gebruik van de Koninkrijkszaal voor huwelijken en begrafenissen en heeft de verantwoordelijkheid verkondigers aan velddienstgroepen toe te wijzen. Het comité moet ook aanmeldingen voor de gewone en hulppioniersdienst en andere dienstvoorrechten goedkeuren. Het dienstcomité werkt onder leiding van het lichaam van ouderlingen.
36 De taken van deze broeders en van de Wachttoren-studieleider, de opziener leven-en-dienenvergadering en andere ouderlingen worden verder toegelicht door het bijkantoor.
37 Het lichaam van ouderlingen in elke gemeente komt geregeld samen om te praten over dingen die verband houden met de geestelijke groei van de gemeente. Naast de ouderlingenvergadering die tijdens het bezoek van de kringopziener wordt gehouden, wordt er ongeveer drie maanden na elk bezoek van de kringopziener nog een vergadering belegd. Natuurlijk kunnen de ouderlingen altijd samenkomen als de omstandigheden dat nodig maken.
WEES ONDERWORPEN
38 De opzieners zijn onvolmaakt. Toch wordt iedereen in de gemeente aangespoord onderworpen aan hen te zijn omdat het Jehovah’s regeling is. Hij zal de opzieners verantwoordelijk stellen voor hun daden. Ze vertegenwoordigen hem en zijn theocratische bestuur. In Hebreeën 13:17 staat: ‘Gehoorzaam degenen die bij jullie de leiding nemen en wees onderdanig, want ze waken over jullie en moeten daar verantwoording voor afleggen. Zorg ervoor dat ze dat met vreugde kunnen doen en niet met zuchten, want dat zou nadelig voor jullie zijn.’ Net zoals Jehovah iemand door heilige geest aanstelt, zo zal Hij diezelfde heilige geest gebruiken om opzieners die niet de vrucht van de geest aan de dag leggen en niet aan de Bijbelse vereisten voldoen, uit hun ambt te verwijderen.
39 Hebben we niet veel waardering voor het harde werk en het prachtige voorbeeld van de opzieners in de gemeente? Paulus gaf de gemeente in Thessalonika de volgende aansporing: ‘Broeders, wij vragen jullie respect te hebben voor degenen die bij jullie hard werken, de leiding hebben in de Heer en raad geven. En geef hun om hun werk buitengewone waardering en liefde’ (1 Thess. 5:12, 13). Veel van het harde werk van de opzieners in de gemeente maakt onze dienst voor God makkelijker en vreugdevoller. In zijn eerste brief aan Timotheüs zegt Paulus ook welke houding iedereen in de gemeente tegenover de opzieners hoort te ontwikkelen: ‘De ouderlingen die op een goede manier leiding geven, verdienen dubbele eer, vooral degenen die hard werken wat betreft spreken en onderwijzen’ (1 Tim. 5:17).
ANDERE VERANTWOORDELIJKHEDEN IN DE ORGANISATIE
40 Van tijd tot tijd worden er ouderlingen aangesteld om in een patiëntenbezoekgroep te dienen. Andere ouderlingen dienen in een ziekenhuiscontactcomité en bezoeken ziekenhuizen en artsen om de bloedvrije behandeling van Jehovah’s Getuigen te promoten. Er zijn ook ouderlingen die de Koninkrijksbelangen bevorderen door te helpen bij de bouw en het onderhoud van Koninkrijkszalen en congreshallen of door te dienen in een congrescomité. Het harde werk van deze broeders en hun bereidheid om zichzelf op deze manier te geven, worden door iedereen in de organisatie bijzonder gewaardeerd. We ‘houden dat soort mannen in ere’ (Fil. 2:29).
DE KRINGOPZIENER
41 Het Besturende Lichaam stelt bekwame ouderlingen aan om als kringopziener te dienen. Ze krijgen van het bijkantoor de toewijzing om zo’n twee keer per jaar de gemeenten in hun kring te bezoeken. Ze brengen ook periodieke bezoeken bij pioniers die in geïsoleerd gebied dienen. Ze stellen zelf een route op en lichten iedere gemeente ruim van tevoren in over hun bezoek, zodat de gemeente er zo veel mogelijk aan heeft.
42 De coördinator van het lichaam van ouderlingen heeft de verantwoordelijkheid alles zo te regelen dat het bezoek voor iedereen opbouwend zal zijn (Rom. 1:11, 12). Als hij de kennisgeving van het bezoek krijgt en geïnformeerd is over wat de kringopziener en zijn vrouw (als hij getrouwd is) nodig hebben, treft hij via verschillende broeders regelingen voor huisvesting en dergelijke. Hij zorgt ervoor dat iedereen, ook de kringopziener, over deze regelingen wordt ingelicht.
43 De kringopziener neemt contact op met de coördinator over het schema voor vergaderingen en velddienstbijeenkomsten van die week. Bij de regelingen daarvoor worden de suggesties van de kringopziener en richtlijnen van het bijkantoor opgevolgd. Iedereen moet van tevoren ingelicht worden over de tijd en plaats van de gemeentevergaderingen, de pioniersvergadering en de vergadering met de ouderlingen en dienaren, en ook over de tijd en plaats van de velddienstbijeenkomsten.
44 Op dinsdagmiddag zal de kringopziener de Berichten van gemeenteverkondigers, het bericht over het vergaderingsbezoek, de gegevens over de gebiedsbewerking en de boekhouding doornemen. Hierdoor krijgt hij een idee van de eventuele behoeften van de gemeente en hoe hij hulp kan bieden aan degenen die de administratie bijhouden. De coördinator moet ervoor zorgen dat de kringopziener deze gegevens van tevoren krijgt.
45 Tijdens zijn bezoek gebruikt de kringopziener waar mogelijk zijn tijd om met de broeders en zusters te praten — op vergaderingen, in de velddienst, tijdens maaltijden en bij andere gelegenheden. Bovendien zal hij met de ouderlingen en dienaren vergaderen. Hij zal ze passende Bijbelse raad, suggesties en aanmoediging geven om ze te helpen een goede herder te zijn voor de kudde die aan hun zorg is toevertrouwd (Spr. 27:23; Hand. 20:26-32; 1 Tim. 4:11-16). Hij komt ook bijeen met de pioniers om ze aan te moedigen in hun werk en om ze persoonlijke hulp te geven bij eventuele problemen die ze in hun dienst ondervinden.
46 Als er andere kwesties zijn waaraan aandacht besteed moet worden, zal de kringopziener daar voor zover dat tijdens zijn bezoek mogelijk is bij helpen. Als die niet binnen die week afgehandeld kunnen worden, kan de kringopziener de ouderlingen of de betrokken personen helpen nazoekwerk te doen naar toepasselijke Bijbelse raad. Wanneer het bijkantoor verdere actie moet ondernemen, zullen hij en de ouderlingen het bijkantoor een gedetailleerd verslag sturen.
47 Tijdens zijn bezoek aan de gemeente zal de kringopziener de normale gemeentevergaderingen bijwonen. Het vergaderschema kan aangepast worden in overeenstemming met de richtlijnen van het bijkantoor. Hij zal lezingen houden om de gemeente aan te moedigen, te motiveren, te onderwijzen en te versterken. Hij zal moeite doen om liefde voor Jehovah, Jezus Christus en de organisatie op te bouwen.
48 Een van de doelen van de kringopziener is tot ijver in de velddienst aan te moedigen en praktische suggesties te geven. Veel broeders en zusters kunnen hun schema aan zijn bezoek aanpassen zodat ze die week meer in de velddienst kunnen doen, bijvoorbeeld door in de maand van zijn bezoek als hulppionier te dienen. Degenen die graag met de kringopziener of zijn vrouw willen samenwerken, kunnen hiervoor een afspraak maken. Het kan heel nuttig zijn om de kringopziener of zijn vrouw mee te nemen naar Bijbelstudies en nabezoeken. De extra moeite die je doet om dit aspect tijdens de week van zijn bezoek volledig te ondersteunen, wordt zeer gewaardeerd (Spr. 27:17).
49 Ieder jaar worden er voor elke kring regelingen getroffen voor twee kringvergaderingen. De kringopziener is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kringorganisatie. De kringopziener stelt een vergaderingsopziener en een assistent-vergaderingsopziener aan. Zij hebben in samenwerking met hem de zorg voor de kringorganisatie. Hierdoor kan de kringopziener zich voornamelijk op het programma richten. De kringopziener geeft andere bekwame mannen de toewijzing om voor verschillende afdelingen te zorgen. Hij regelt ook dat de kringboekhouding periodiek wordt gecontroleerd. Eén kringvergadering per jaar wordt bezocht door een bijkantoorvertegenwoordiger. Vanwege de afstand of de grootte van de locatie waar de kringvergadering gehouden wordt, worden sommige kringen opgedeeld in sectoren die hun eigen kringvergadering hebben.
50 De kringopziener rapporteert zijn velddienst aan het eind van elke maand rechtstreeks aan het bijkantoor. Als hij bepaalde bescheiden onkosten heeft gemaakt — zoals reiskosten en kosten voor voedsel, logies en andere dingen die hij nodig heeft om zijn werk te kunnen doen — en de gemeente die kosten niet vergoedt, mag hij die indienen bij het bijkantoor. Reizende vertegenwoordigers vertrouwen erop dat, zoals Jezus heeft beloofd, in hun materiële behoeften zal worden voorzien als ze voortdurend de belangen van Jehovah’s Koninkrijk zoeken (Luk. 12:31). De gemeenten horen te beseffen dat het een voorrecht is om gastvrij te zijn voor deze toegewijde ouderlingen die hen dienen (3 Joh. 5-8).
HET BIJKANTOORCOMITÉ
51 Op elk bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in de wereld dienen drie of meer geestelijk bekwame en rijpe broeders in een bijkantoorcomité, dat de supervisie heeft over de prediking in het land (of de landen) onder hun jurisdictie. Een van de comitéleden dient als coördinator van het bijkantoorcomité.
52 De broeders die lid zijn van het bijkantoorcomité behandelen alle kwesties in verband met de gemeenten in het gebied van hun bijkantoor. Het comité heeft de supervisie over de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk in het gebied van het bijkantoor en ziet erop toe dat er gemeenten worden opgericht en kringen worden gevormd om de benodigde aandacht te geven aan de behoeften van het veld. Het bijkantoorcomité heeft ook aandacht voor het zendingsveld en voor de activiteiten van speciale, gewone en hulppioniers. Wanneer er kringvergaderingen en congressen worden gehouden, treft het comité de regelingen daarvoor en deelt het toewijzingen uit zodat ‘alles netjes en volgens regeling verloopt’ (1 Kor. 14:40).
53 In sommige landen die onder het toezicht van het bijkantoorcomité van een ander land vallen, wordt een landscomité aangesteld. Hierdoor kan er beter toezicht worden gehouden op het werk in zulke landen. Het landscomité zorgt voor dingen in verband met het Bethelhuis en kantoorwerkzaamheden, handelt correspondentie en berichten af en heeft de algemene zorg voor de activiteiten in het veld. Het landscomité werkt met het bijkantoorcomité samen om de Koninkrijksbelangen te bevorderen.
54 Alle leden van bijkantoor- en landscomités worden aangesteld door het Besturende Lichaam.
HOOFDKANTOORVERTEGENWOORDIGERS
55 Het Besturende Lichaam regelt dat elk bijkantoor in de wereld periodiek door een bekwame broeder bezocht wordt. Zo’n broeder wordt een hoofdkantoorvertegenwoordiger genoemd. Zijn werk is hoofdzakelijk de Bethelfamilie aan te moedigen en het bijkantoorcomité te helpen met eventuele problemen of vragen in verband met de prediking en het maken van discipelen. Hij heeft ook contact met enkele kringopzieners en bezoekt periodiek veldzendelingen. Dan praat hij met ze over hun problemen en behoeften en geeft hij hun de nodige aanmoediging om te kunnen volharden in hun belangrijkste werk: de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen.
56 De hoofdkantoorvertegenwoordiger is speciaal geïnteresseerd in wat er in het gebied van het bijkantoor tot stand wordt gebracht in verband met de Koninkrijksprediking en andere gemeenteactiviteiten. Als de tijd het toelaat, brengt hij ook een bezoek aan eventuele vertaalkantoren. Wanneer een hoofdkantoorvertegenwoordiger een bijkantoor bezoekt, neemt hij als het kan ook deel aan de Koninkrijksprediking.
Als we ons blijven onderwerpen aan de opzieners aan wie de herderlijke zorg voor de kudde is toevertrouwd, worden we in eenheid gebracht met het hoofd van de gemeente, Christus Jezus
LIEFDEVOLLE LEIDING
57 We hebben veel voordeel van het harde werk en de liefdevolle zorg van geestelijk volwassen christelijke mannen. Als we ons blijven onderwerpen aan de aangestelde opzieners aan wie de herderlijke zorg voor de kudde is toevertrouwd, werken we samen met het hoofd van de gemeente, Christus Jezus (1 Kor. 16:15-18; Ef. 1:22, 23). Het resultaat is dat Gods geest aanwezig is in de gemeenten in de hele wereld en dat het wereldwijde werk door Gods Woord geleid wordt (Ps. 119:105).