Echtgenoot en ouderling — Het juiste evenwicht vinden
’De opziener moet de man van één vrouw zijn.’ — 1 TIMOTHEÜS 3:2.
1, 2. Waarom is het priestercelibaat onschriftuurlijk?
IN DE eerste eeuw bekommerden getrouwe christenen zich erom hun diverse verantwoordelijkheden met elkaar in evenwicht te brengen. Toen de apostel Paulus zei dat een christen die ongehuwd blijft, ’beter zal doen’, bedoelde hij daarmee dan dat zo’n man beter geschikt zou zijn om als opziener in de christelijke gemeente te dienen? Maakte hij in feite de ongehuwde staat tot een vereiste voor het ouderlingschap? (1 Korinthiërs 7:38) Katholieke geestelijken zijn tot het celibaat verplicht. Maar is het priestercelibaat schriftuurlijk? De oosters-orthodoxe kerken staan hun parochiepriesters toe gehuwd te zijn, maar hun bisschoppen niet. Is dat in overeenstemming met de bijbel?
2 Veel van Christus’ twaalf apostelen, de fundamentstenen van de christelijke gemeente, waren gehuwd (Mattheüs 8:14, 15; Efeziërs 2:20). Paulus schreef: „Hebben wij geen recht om een zuster als vrouw mee te nemen, evenals de overige apostelen en de broeders des Heren en Cefas [Petrus]?” (1 Korinthiërs 9:5) De New Catholic Encyclopedia geeft toe dat „het celibaat op een kerkelijke wetgeving steunt” en dat de „ambtsdragers van het N[ieuwe T[estament] niet tot het celibaat verplicht waren”. Jehovah’s Getuigen volgen het bijbelse patroon en niet een kerkrechtelijke bepaling. — 1 Timotheüs 4:1-3.
Ouderlingschap en huwelijk zijn verenigbaar
3. Uit welke in de bijbel opgetekende feiten blijkt dat christelijke opzieners getrouwde mannen kunnen zijn?
3 In plaats dat Paulus mannen die als opzieners werden aangesteld de verplichting oplegde om ongehuwd te blijven, schreef hij aan Titus: „Om deze reden heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat gij de dingen waaraan wat ontbrak, in orde zoudt brengen en in stad na stad oudere mannen [Grieks: pre·sbuʹte·ros] zoudt aanstellen, zoals ik u opgedragen heb; indien iemand vrij van beschuldiging is, de man van één vrouw, en gelovige kinderen heeft, die niet van losbandigheid te beschuldigen waren noch weerspannig waren. Want een opziener [Grieks: e·piʹsko·pos, vandaar het woord „bisschop”] moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn.” — Titus 1:5-7.
4. (a) Hoe weten wij dat het huwelijk geen vereiste voor christelijke opzieners is? (b) Welk voordeel heeft een ongetrouwde broeder die ouderling is?
4 Anderzijds is het huwelijk geen schriftuurlijk vereiste voor het ouderlingschap. Jezus bleef ongehuwd (Efeziërs 1:22). Paulus, een voortreffelijke opziener in de eerste-eeuwse christelijke gemeente, was destijds ongehuwd (1 Korinthiërs 7:7-9). In deze tijd zijn er veel ongehuwde christenen die als ouderling dienen. Hun ongehuwde staat laat hun waarschijnlijk meer tijd om zich van hun taak als opziener te kwijten.
’De gehuwde man is verdeeld’
5. Welk schriftuurlijke feit dienen gehuwde broeders te erkennen?
5 Wanneer een christelijke man trouwt, dient hij te beseffen dat hij nieuwe verantwoordelijkheden op zich neemt, die zijn tijd en aandacht zullen opeisen. De bijbel zegt: „De ongehuwde man is bezorgd voor de dingen van de Heer, hoe hij de goedkeuring van de Heer kan verwerven. Maar de gehuwde man is bezorgd voor de dingen van de wereld, hoe hij de goedkeuring van zijn vrouw kan verwerven, en hij is verdeeld” (1 Korinthiërs 7:32-34). In welk opzicht verdeeld?
6, 7. (a) In welk opzicht bijvoorbeeld is een gehuwde man „verdeeld”? (b) Welke raad geeft Paulus aan gehuwde christenen? (c) Hoe zou dit de beslissing van een man om een werktoewijzing te aanvaarden, kunnen beïnvloeden?
6 Een gehuwde man doet bijvoorbeeld afstand van de autoriteit over zijn eigen lichaam. Paulus maakte dit heel duidelijk: „De vrouw oefent geen autoriteit over haar eigen lichaam, maar haar man; evenzo oefent ook de man geen autoriteit over zijn eigen lichaam, maar zijn vrouw” (1 Korinthiërs 7:4). Sommigen die een huwelijk overwegen, denken misschien dat deze schriftuurlijke vermaning van weinig belang is omdat seks niet de spil zal zijn waar het in hun huwelijk om zal draaien. Aangezien voorechtelijke seksuele onthouding echter een schriftuurlijk vereiste is, weten christenen niet echt wat de seksuele behoeften van hun toekomstige partner zijn.
7 Paulus legt uit dat zelfs een echtpaar dat ’zijn zinnen op de dingen van de geest zet’, elkaars seksuele behoeften in aanmerking moet nemen. Hij gaf de christenen in Korinthe de raad: „Laat de man zijn vrouw geven wat haar toekomt, maar laat ook de vrouw hetzelfde doen ten opzichte van haar man. Onthoudt het elkaar niet, behalve met onderling goedvinden voor een bestemde tijd om tijd aan gebed te wijden en weer samen te komen, opdat Satan u niet blijft verzoeken vanwege uw gebrek aan zelfbeheersing” (Romeinen 8:5; 1 Korinthiërs 7:3, 5). Droevig genoeg zijn er gevallen van overspel geweest wanneer deze raad niet werd opgevolgd. Daarom dient een gehuwde christen de aangelegenheden zorgvuldig te overwegen voordat hij een werktoewijzing aanvaardt waardoor hij geruime tijd bij zijn vrouw vandaan zal zijn. Hij beschikt niet meer over dezelfde bewegingsvrijheid als toen hij ongehuwd was.
8, 9. (a) Wat bedoelde Paulus toen hij zei dat gehuwde christenen „bezorgd [zijn] voor de dingen van de wereld”? (b) Waar dienen gehuwde christenen zich om te bekommeren?
8 In welk opzicht kan er gezegd worden dat gehuwde christelijke mannen, met inbegrip van ouderlingen, „bezorgd [zijn] voor de dingen van de wereld [koʹsmos]”? (1 Korinthiërs 7:33) Het ligt voor de hand dat Paulus niet sprak over de slechte dingen van deze wereld, die alle ware christenen moeten mijden (2 Petrus 1:4; 2:18-20; 1 Johannes 2:15-17). Gods Woord onderricht ons dat wij „goddeloosheid en wereldse [koʹsmi·kos] begeerten moeten afwijzen en met gezond verstand en rechtvaardigheid en godvruchtige toewijding te midden van dit tegenwoordige samenstel van dingen moeten leven”. — Titus 2:12.
9 Een gehuwde christen is derhalve „bezorgd voor de dingen van de wereld”, doordat hij of zij zich terecht bekommert om wereldse dingen die deel uitmaken van een normaal huwelijksleven. Hiertoe behoren huisvesting, voedsel, kleding, ontspanning — om nog maar niet te spreken van talloze andere zaken als er kinderen zijn. Maar wil het huwelijk zelfs voor kinderloze echtparen succesvol zijn, dan moet zowel de man als de vrouw zich erom bekommeren ’de goedkeuring van zijn of haar huwelijkspartner te verwerven’. Dit is vooral van belang voor christelijke ouderlingen, die trachten hun verantwoordelijkheden met elkaar in evenwicht te brengen.
Goede echtgenoten en tevens goede ouderlingen
10. Wil een christen voor ouderling in aanmerking komen, wat moeten zijn broeders en zusters en buitenstaanders dan kunnen waarnemen?
10 Hoewel het huwelijk geen vereiste is voor het ouderlingschap, dient een christelijke man, als hij gehuwd is, voordat hij voor aanstelling als ouderling wordt aanbevolen er beslist blijk van te geven dat hij ernaar streeft een goede, liefdevolle echtgenoot te zijn, die op juiste wijze zijn gezag als hoofd uitoefent (Efeziërs 5:23-25, 28-31). Paulus schreef: „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk. De opziener moet daarom onberispelijk zijn, de man van één vrouw” (1 Timotheüs 3:1, 2). Het dient duidelijk te zijn dat een ouderling zijn uiterste best doet om een goede echtgenoot te zijn, of zijn vrouw nu wel of geen medechristen is. In feite moeten zelfs mensen buiten de gemeente kunnen opmerken dat hij goed voor zijn vrouw en zijn andere verantwoordelijkheden zorgt. Paulus voegde eraan toe: „Hij [moet] ook een voortreffelijk getuigenis hebben van de mensen buiten, opdat hij niet tot smaad wordt en in een strik van de Duivel valt.” — 1 Timotheüs 3:7.
11. Wat betekent de zinsnede „de man van één vrouw”, en welke voorzorgsmaatregel dienen ouderlingen dus te treffen?
11 Natuurlijk sluit de zinsnede „de man van één vrouw” polygamie uit, maar er ligt tevens huwelijkstrouw in opgesloten (Hebreeën 13:4). Vooral ouderlingen moeten bijzonder voorzichtig zijn wanneer zij zusters in de gemeente hulp bieden. Zij dienen het te vermijden alleen op bezoek te gaan bij een zuster die raad en troost nodig heeft. Zij zouden er goed aan doen vergezeld te worden door een andere ouderling, een dienaar in de bediening, of zelfs hun vrouw wanneer het slechts om een aanmoedigend bezoekje gaat. — 1 Timotheüs 5:1, 2.
12. Aan welke beschrijving moeten de vrouwen van ouderlingen en dienaren in de bediening trachten te voldoen?
12 Terloops had de apostel Paulus, terwijl hij de vereisten voor ouderlingen en dienaren in de bediening opsomde, ook enige raad voor de vrouwen van degenen die voor zulke voorrechten beschouwd worden. Hij schreef: „Vrouwen moeten insgelijks ernstig zijn, geen lasteraarsters, matig in gewoonten, getrouw in alle dingen” (1 Timotheüs 3:11). Een christelijke echtgenoot kan veel doen om zijn vrouw te helpen aan die beschrijving te voldoen.
Schriftuurlijke verplichtingen tegenover een echtgenote
13, 14. Waarom dient een ouderling, ook al is zijn vrouw geen mede-Getuige, bij haar te blijven en een goede echtgenoot te zijn?
13 Natuurlijk gaat deze aan de vrouwen van ouderlingen of dienaren in de bediening gegeven raad ervan uit dat zulke vrouwen zelf opgedragen christenen zijn. In het algemeen is dit het geval, omdat van christenen wordt verlangd dat zij „alleen in de Heer” trouwen (1 Korinthiërs 7:39). Maar hoe staat het met een broeder die reeds met een ongelovige getrouwd was toen hij zijn leven aan Jehovah opdroeg, of wiens vrouw, buiten zijn schuld, de waarheid verlaat?
14 Dit hoeft op zichzelf niet te betekenen dat hij geen ouderling kan zijn. Maar evenmin zou hij hierdoor gerechtvaardigd zijn zich van zijn vrouw te laten scheiden, enkel omdat zij zijn geloofsopvattingen niet deelt. Paulus gaf de raad: „Zijt gij aan een vrouw gebonden? Zoek niet langer vrij te komen” (1 Korinthiërs 7:27). Bovendien zei hij: „Indien een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij het nochtans goedvindt bij hem te wonen, dan moet hij haar niet verlaten. Indien de ongelovige er echter toe overgaat weg te gaan, laat hij weggaan; een broeder of een zuster is onder zulke omstandigheden niet in dienstbaarheid, maar God heeft u tot vrede geroepen. Want hoe weet gij, vrouw, of gij uw man niet zult redden? Of hoe weet gij, man, of gij uw vrouw niet zult redden?” (1 Korinthiërs 7:12, 15, 16) Zelfs als zijn vrouw geen Getuige is, dient een ouderling een goede echtgenoot te zijn.
15. Welke raad geeft de apostel Petrus aan christelijke echtgenoten, en wat zouden de consequenties kunnen zijn als een ouderling een onverschillige echtgenoot zou blijken te zijn?
15 Of zijn vrouw nu al dan niet een medegelovige is, de christelijke ouderling dient te beseffen dat zijn vrouw zijn liefdevolle aandacht nodig heeft. De apostel Petrus schreef: „Gij mannen, blijft insgelijks bij haar [uw vrouw] wonen overeenkomstig kennis, door haar eer toe te kennen als aan een zwakker vat, het vrouwelijke, daar ook gij met hen erfgenamen zijt van de onverdiende gunst des levens, opdat uw gebeden niet worden verhinderd” (1 Petrus 3:7). Een echtgenoot die moedwillig in gebreke blijft in de behoeften van zijn vrouw te voorzien, brengt zijn eigen verhouding met Jehovah in gevaar; het zou zijn toegang tot Jehovah kunnen versperren als „met een wolkgevaarte, opdat het gebed niet kan doordringen” (Klaagliederen 3:44). Dit zou ertoe kunnen leiden dat hij er niet langer voor in aanmerking komt als christelijke opziener te dienen.
16. Wat is de hoofdgedachte van Paulus’ betoog, en hoe dienen ouderlingen daarover te denken?
16 Zoals opgemerkt, laat Paulus’ argumentatie voornamelijk uitkomen dat wanneer een man trouwt, hij afstand doet van een mate van de vrijheid die hij als ongehuwde man had en die hem in staat stelde ’voortdurend dienst voor de Heer te verrichten, zonder te worden afgeleid’ (1 Korinthiërs 7:35). Uit berichten blijkt dat sommige gehuwde ouderlingen niet altijd evenwichtig redeneren over Paulus’ geïnspireerde woorden. In hun verlangen om tot stand te brengen wat naar hun mening van goede ouderlingen wordt verlangd, zien zij wellicht enkele van hun taken als gezinshoofd over het hoofd. Sommigen zouden het moeilijk vinden een voorrecht in de gemeente te weigeren, ook al ligt het voor de hand dat het aanvaarden ervan geestelijk nadelig voor hun vrouw zou zijn. Zij verheugen zich in de voorrechten die met het huwelijk gepaard gaan, maar zijn zij ook bereid de ermee gepaard gaande verantwoordelijkheden na te komen?
17. Wat is sommige vrouwen overkomen, en hoe had dit wellicht voorkomen kunnen worden?
17 IJverig te zijn als ouderling is beslist prijzenswaardig. Maar is een christen evenwichtig als hij bij het behartigen van zijn taken in de gemeente zijn schriftuurlijke verantwoordelijkheden jegens zijn vrouw veronachtzaamt? Een evenwichtige ouderling zal, hoewel hij het verlangen heeft allen in de gemeente tot steun te zijn, zich ook om de geestelijke gezindheid van zijn vrouw bekommeren. Sommige vrouwen van ouderlingen zijn geestelijk verzwakt, en sommige hebben geestelijke „schipbreuk” geleden (1 Timotheüs 1:19). Hoewel een vrouw de verantwoordelijkheid heeft haar eigen redding te bewerken, had in sommige gevallen het geestelijke probleem vermeden kunnen worden als de ouderling zijn vrouw ’gevoed en gekoesterd’ had, „zoals ook de Christus dit doet ten aanzien van de gemeente” (Efeziërs 5:28, 29). Ouderlingen moeten beslist ’aandacht schenken aan zichzelf en aan de gehele kudde’ (Handelingen 20:28). Als zij getrouwd zijn, behoort ook hun vrouw daarbij.
’Verdrukking in het vlees’
18. Wat zijn enkele aspecten van de „verdrukking” die gehuwde christenen ondervinden, en hoe zou dit van invloed kunnen zijn op de activiteiten van een ouderling?
18 De apostel schreef ook: „Indien een maagdelijk persoon zou trouwen, zo iemand zou geen zonde begaan. Zij echter die het doen, zullen verdrukking hebben in hun vlees. Maar ik spaar u daarvoor” (1 Korinthiërs 7:28). Paulus wilde degenen die in staat waren zijn voorbeeld van de ongehuwde staat na te volgen, sparen voor de zorgen die het huwelijk onvermijdelijk met zich brengt. Zelfs voor kinderloze echtparen kunnen deze zorgen gezondheidsproblemen of financiële moeilijkheden alsook schriftuurlijke verantwoordelijkheden jegens de bejaarde ouders van de huwelijkspartner omvatten (1 Timotheüs 5:4, 8). Een ouderling moet op voorbeeldige wijze deze verantwoordelijkheden aanvaarden, en dit kan soms van invloed zijn op zijn activiteiten als christelijke opziener. Gelukkig slagen de meeste ouderlingen er heel goed in zich zowel van hun gezins- als hun gemeentelijke verantwoordelijkheden te kwijten.
19. Wat bedoelde Paulus toen hij zei: ’Laten zij die een vrouw hebben, zijn als hadden zij er geen’?
19 Paulus voegde eraan toe: „De overgebleven tijd is kort geworden. Laten voortaan zij die een vrouw hebben, zijn als hadden zij er geen” (1 Korinthiërs 7:29). Met het oog op wat hij reeds in dit hoofdstuk aan de Korinthiërs geschreven had, is het natuurlijk duidelijk dat hij niet bedoelde dat gehuwde christenen op de een of andere manier hun vrouw dienen te verwaarlozen (1 Korinthiërs 7:2, 3, 33). Hij liet zien wat hij bedoelde toen hij schreef: „[Laten] zij die van de wereld gebruik maken, [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Korinthiërs 7:31). Meer nog dan in Paulus’ tijd of in de tijd van de apostel Johannes kan er thans gezegd worden dat ’de wereld voorbijgaat’ (1 Johannes 2:15-17). Daarom kunnen gehuwde christenen die zich bewust zijn van de noodzaak enkele offers te brengen teneinde Christus na te volgen, niet exclusief opgaan in de vreugden en voorrechten van de echtelijke staat. — 1 Korinthiërs 7:5.
Zelfopofferende echtgenotes
20, 21. (a) Hoe zijn veel christelijke echtgenotes bereid offers te brengen? (b) Wat kan een vrouw terecht van haar man verwachten, ook al is hij een ouderling?
20 Net als ouderlingen offers brengen teneinde anderen van dienst te zijn, streven veel vrouwen van ouderlingen ernaar hun huwelijksverantwoordelijkheden en de belangrijke Koninkrijksbelangen met elkaar in evenwicht te brengen. Duizenden christelijke vrouwen verlenen graag hun medewerking teneinde hun man in staat te stellen zijn taak als opziener te behartigen. Jehovah heeft hen hierom lief, en hij zegent de voortreffelijke geest die zij aan de dag leggen (Filemon 25). Paulus’ evenwichtige raad laat niettemin zien dat vrouwen van opzieners terecht een redelijke mate van tijd en aandacht van hun man mogen verwachten. Het is de schriftuurlijke plicht van gehuwde ouderlingen om voldoende tijd aan hun vrouw te wijden teneinde hun verantwoordelijkheden als echtgenoot en opziener met elkaar in evenwicht te brengen.
21 Maar hoe staat het ermee als een christelijke ouderling niet alleen een echtgenoot maar ook een vader is? Dit vergroot zijn verantwoordelijkheden omdat hij nu te maken krijgt met nog een terrein van opzicht, zoals wij in het volgende artikel zullen zien.
Bij wijze van herhaling
◻ Uit welke schriftuurlijke feiten blijkt dat een christelijke opziener een gehuwde man kan zijn?
◻ Waarvan dient een ongehuwde ouderling zich bewust te zijn als hij trouwt?
◻ In welke opzichten is een gehuwde christen „bezorgd voor de dingen van de wereld”?
◻ Hoe leggen veel vrouwen van opzieners een voortreffelijke geest van zelfopoffering aan de dag?
[Illustratie op blz. 17]
Hoewel een ouderling in beslag wordt genomen door theocratische activiteiten, dient hij liefdevolle aandacht aan zijn vrouw te schenken