Zijn de doden levend? Wat God zegt
EEN privé-vliegtuigje steeg op van een stad in Zuid-Afrika voor een vlucht naar een stadje dat ongeveer vierhonderd kilometer verder lag. Aan boord bevonden zich de piloot en zijn twaalfjarige dochtertje. Toen zij een noodlanding probeerden te maken, verongelukte het vliegtuig en kwamen zij beiden om het leven.
„Alleen Jehovah God weet hoe groot de pijn en het verlies voor mij waren en wat een harde dobber ik heb gehad om eroverheen te komen”, herinnert Betty, de echtgenote en moeder, zich. Hoe is zij hierin geslaagd? „Ik bad voortdurend en onophoudelijk om moed en kracht ten einde de situatie aan te kunnen, opdat ik anderen zou kunnen helpen eveneens opgewassen te zijn tegen moeilijkheden.” Betty putte ook veel troost uit wat God zegt over de toestand van de doden en de hoop op de opstanding.
Wat zegt God over de doden? De bijbel antwoordt: „De doden weten niets” (Prediker 9:5, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). De doden bezitten dus geen bewustzijn. Zo eenvoudig liggen de zaken. Waarom geloven de meeste mensen dan het tegenovergestelde? Omdat zij het slachtoffer zijn geworden van een kolossale en eeuwenoude wereldomvattende misleiding!
Een wereldomvattende misleiding
Het is allemaal begonnen met de eerste leugen die ooit is uitgesproken. Het historische verslag in het bijbelboek Genesis verschaft de details. Hierin staat: „Wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:17). Hier sprak Jehovah God tot de eerste man, Adam. Vergelijk dit nu eens met Genesis 3:1-4, waar Satan, die via de slang sprak, Eva ertoe bracht God ongehoorzaam te zijn door tot haar te zeggen: „Gij zult volstrekt niet sterven.” Satan sprak God dus tegen. Daarmee uitte hij de eerste leugen en werd „de vader van de leugen”. — Johannes 8:44; Openbaring 12:9.
Maar Adam en Eva stierven wel, en talloze miljoenen anderen eveneens. Hoe pakte de leugenaar Satan die moeilijkheid aan? Door later de gedachte te doen post vatten dat hoewel het lichaam sterft, iets anders verder leeft. Dit werd op de duur een leerstelling van oude religies en werd in de Griekse filosofie opgenomen. Vandaar dat het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel bijna universeel is. En voor velen die geloven dat hun overleden geliefden ergens voortleven, vormt dit misschien een vertroostende gedachte. De belangrijke vraag is echter: Is het waar?
Is uw ziel onsterfelijk?
Het woord „onsterfelijkheid” komt driemaal in de bijbel voor en staat al deze keren in de christelijke Griekse Geschriften. Een onderzoek van de wijze waarop het woord wordt gebruikt, maakt één punt duidelijk: De mens is niet inherent onsterfelijk.
Beschouw bijvoorbeeld eens de woorden van de apostel Paulus in 1 Timótheüs 6:15, 16, waar hij Jezus Christus beschrijft als „de Koning van hen die als koningen regeren en Heer van hen die als heren regeren, degene die alleen onsterfelijkheid heeft”. In welk opzicht onderscheidt Jezus zich dus van alle andere „koningen” en „heren”? Hij is onsterfelijk; zij zijn dit niet.
Het is waar dat onsterfelijkheid wordt beloofd aan die volgelingen van Christus die de roeping hebben ontvangen om te zamen met hem in de hemel te regeren (1 Petrus 1:3, 4). In 1 Korinthiërs 15:53, 54 lezen wij derhalve: „Dit wat sterfelijk is, moet onsterfelijkheid aandoen. Maar wanneer . . . dit wat sterfelijk is, onsterfelijkheid aandoet, dan zal het woord geschieden dat geschreven staat: ’De dood is voor eeuwig verzwolgen.’” Gelieve echter op te merken dat onsterfelijkheid wordt ’aangedaan’. Onsterfelijkheid is een beloning voor getrouwe, uitverkoren christenen. Het is niet iets wat alle mensen erven.
Bovendien zegt de bijbel niet dat de mens een ziel bezit of kreeg. In plaats daarvan zegt de bijbel: „En Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel” (Genesis 2:7; vergelijk 1 Korinthiërs 15:45). Iets worden of zijn is heel wat anders dan iets bezitten of hebben. Niemand zal het feit betwisten dat een hond zijn heel wat anders is dan een hond hebben! Zo is ook een ziel zijn niet hetzelfde als een ziel hebben.
Dat de gave van onsterfelijkheid niet aan alle mensen wordt geschonken, blijkt duidelijk uit de vele malen dat de bijbel laat zien dat de ziel wel degelijk kan sterven. Bijvoorbeeld: „De ziel die zondigt, díe zal sterven” (Ezechiël 18:4, 20). „Ja, elke ziel die niet naar die Profeet luistert, zal volledig worden verdelgd uit het midden van het volk.” — Handelingen 3:23.
Wat gebeurt er, aangezien wij geen onsterfelijke ziel hebben, wanneer wij sterven? Wij „slapen”, omdat dank zij Christus’ loskoopoffer de hoop op een opstanding bestaat (1 Korinthiërs 15:22). Toen Lazarus gestorven was, zei Jezus: „Ik ga erheen om hem uit de slaap te wekken.” Vervolgens legde hij uit: „Lazarus is gestorven” (Johannes 11:11-14). Ook Paulus sprak over degenen „die in de dood slapen” (1 Thessalonicenzen 4:13, 14; 1 Korinthiërs 15:20). Welnu, als de doden slapen . . .
Zal er sprake zijn van een ontwaken?
Beschouw het volgende verbazingwekkende tafereel eens: Een menigte is bijeengekomen voor een grot in Bethanië, dicht bij Jeruzalem. Jezus bevindt zich daar met Maria en Martha, zusters van Lazarus, die kort tevoren is gestorven en wiens lichaam in een met een steen afgesloten grot ligt. „Neemt de steen weg”, beveelt Jezus. Martha maakt hier bezwaar tegen: „Heer, hij moet nu al rieken, want hij is reeds vier dagen dood.” Maar na een kort gebed roept Jezus met een luide stem: „Lazarus, kom naar buiten!” En de man Lazarus komt naar buiten! (Johannes 11:38-44) Kunt u zich de verbazing en vreugde van de mensenmenigte voorstellen — vooral van Maria en Martha?
Als Lazarus tijdens die vier dagen in leven was geweest, zou hij dit dan niet aan iedereen hebben verteld? Maar er is geen verslag voorhanden waaruit blijkt dat hij sprak over bewuste ervaringen die hij had gehad terwijl hij dood was. De bijbel bevestigt dit nog verder door te zeggen: „De doden weten niets.” — Prediker 9:5, NBG.
Lazarus’ geval was niet uniek. In het stadje Naïn kwam Jezus de lijkstoet tegen van een jongeman die begraven zou worden. Jezus zei: „Jongeman, ik zeg u: Sta op!” En wat gebeurde er? „De dode ging overeind zitten en begon te spreken” (Lukas 7:11-17). Maar, nogmaals, zei de jongeman iets over een plaats waarheen mensen bij de dood gaan? Neen, want hij was klaarblijkelijk alleen maar dood geweest.
Jezus, Paulus, Petrus, Elia en Elisa hebben allen dode mensen opgewekt. Niemand van degenen die eens dood waren geweest, sprak met een woord over leven na de dood.
Deze verbazingwekkende wonderen geven ons een voorproefje van de enige manier waarop de grote meerderheid van de doden opnieuw tot leven kan komen — door een opstanding ten leven op aarde onder Gods koninkrijk. Jezus zei: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, [mijn] stem zullen horen en te voorschijn zullen komen” (Johannes 5:28, 29). Dat zal voor degenen die het voorrecht ontvangen om onder Christus’ thans zeer nabije duizendjarige Koninkrijksheerschappij te leven, een bijzonder opwindende ervaring zijn (Openbaring 20:4, 6). De opstandingshoop bewijst op zichzelf reeds dat de doden niet in leven kunnen zijn. Willen mensen opgewekt kunnen worden, dan moeten zij eerst levenloos worden.
Sommigen vragen misschien . . .
Wat valt er te zeggen over de bewering van mediums en anderen dat zij boodschappen van de doden ontvangen? Vormt dit er geen bewijs van dat de doden leven? Neen. Satan is heel sluw, een aartsbedrieger die zich vaak „vermomt . . . als een engel des lichts” (2 Korinthiërs 11:14, Petrus-Canisiusvertaling). Hij en zijn demonen kunnen zich, en dat doen zij ook vaak, vermommen als de geesten van mensen die zijn gestorven! Daarom werd in Jehovah’s wet aan Israël duidelijk verklaard dat ’iemand die een geestenmedium raadpleegt of iemand die de doden ondervraagt, iets verfoeilijks is voor Jehovah’ (Deuteronomium 18:10-12). Jehovah zegt ook dat degenen die spiritisme beoefenen, „Gods koninkrijk niet zullen beërven” maar vernietigd zullen worden. — Galáten 5:19-21; Openbaring 21:8.a
Wat valt er te zeggen over degenen die beweren een bijna-doodervaring te hebben gehad? Vormt dat er geen bewijs van dat de geest of ziel het lichaam bij de dood verlaat? George Gallup jr., Amerikaans opiniepeiler, onderzocht dit onderwerp en publiceerde de resultaten in Adventures in Immortality. Artsen en geleerden die werden geïnterviewd, stonden sceptisch tegenover de deugdelijkheid van de bijna-doodverslagen. Een biofysicus uit Maryland zei: „Dit zijn de ervaringen van een geest die zich fysiologisch in een abnormale toestand bevindt . . . Het brein is een zeer complex orgaan en kan heel eigenaardig reageren wanneer het wordt mishandeld — kijk maar naar de ervaringen met hallucinogene drugs.” Een psychiater uit Ohio zei: „Deze verslagen zijn illusies of hallucinatorische gewaarwordingen.” Een geleerde uit Michigan merkte op: „Dit zijn door een trauma teweeggebrachte illusies.”
Gallup kwam tot de conclusie dat bijna-doodverslagen „in geen geval neerkomen op wat als een bewijs van onsterfelijkheid of leven na de dood beschouwd zou kunnen worden”. Hij voegt hieraan toe: „Ze kunnen eenvoudig dramatische innerlijke scenario’s zijn die louter en alleen worden afgedraaid in de geest van degenen die een lichamelijk trauma ondergaan.” Hij oppert ook dat sommige religieuze denkers dergelijke ervaringen misschien zullen uitleggen als een „onderdeel van een demonische strategie om menselijke wezens beet te nemen”. Wat Jehovah lang geleden heeft gezegd, is nog steeds waar: „De doden weten niets.” — Prediker 9:5, NBG.
Wat dient u te doen?
Pas op voor ideeën of leerstellingen die gebaseerd zijn op Satans eerste leugen — „gij zult volstrekt niet sterven” (Genesis 3:1-5). Aanvaard wat Gods Woord leert, dat als een mens sterft, ’zijn gedachten vergaan’ (Psalm 146:4). Aanvaard ook dat de slapende doden zullen opstaan wanneer er gedurende de glorierijke heerschappij van Gods koninkrijk, waar velen om bidden, „een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen”. — Handelingen 24:15; Matthéüs 6:9, 10.
De ziekelijke vrouw die in ons eerste artikel werd genoemd, was erg blij toen haar werd verteld wat God over de doden en over bedrieglijke demonengeesten zegt. Zij vernietigde haar amuletten en andere spiritistische voorwerpen en voelde zich in een paar dagen tijds al veel beter. Nu helpt zij anderen zich van demonenaanbidding los te maken.
De weduwe die haar geliefden bij het vliegtuigongeluk verloor, werd getroost door de volgende gedachte: Aangezien de doden niets weten, bestaat er voor hen geen tijdsbewustzijn meer. Dus van hun standpunt uit bezien, worden zij op het volgende moment wakker in een aards paradijs onder Gods koninkrijk! Zij schept er behagen in anderen te helpen beseffen dat Jehovah binnenkort „stellig de tranen van alle aangezichten [zal] wissen” (Jesaja 25:8). Zij ziet uit naar de dag dat haar gestorven geliefden, door middel van de opstanding, weer tot leven zullen komen.
[Voetnoten]
a Zie ook de brochure Onzichtbare geesten — helpen ze ons? of berokkenen ze ons kwaad? uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.