De zienswijze van de bijbel
Waarom onwelvoeglijke taal christenen niet past
EEN radioproducer van BBC Wales kreeg een berisping omdat hij had geweigerd „aanstootgevende woorden” weg te laten uit een interview met een homoseksueel die, volgens een in het dagblad The Guardian geciteerde woordvoerder van de BBC, „extreem grove taal [had gebezigd] bij het beschrijven van handelingen waardoor iemand AIDS zou kunnen oplopen”. Bovendien bevatte 22 procent van de programma’s die in een twee weken durend onderzoek van de uitzendingen op de vier Britse televisiekanalen werden bekeken, „grove taal, vloeken en/of godslasteringen”.
Zulke nieuwsberichten laten duidelijk uitkomen dat er een ware paradox van opvattingen bestaat. Veel mensen ervaren een met onwelvoeglijke taal doorspekte conversatie als schokkend en kwetsend. Anderen maken zich niet echt druk om zulk taalgebruik en beschouwen het als louter kleurrijke en onverbloemde taal. Mag zulke taal echter door christenen, die waarde hechten aan hun band met God en hun medemensen, gebruikt worden?
Waarom zo veel gebruikt?
Onwelvoeglijke taal omvat allerlei onbetamelijke en vuile taal, taal die in strijd is met de goede zeden. Godslasteringen, verwensingen en vloeken vallen eronder. Ze kan woede uitdrukken, een schimpende veroordeling zelfs. Mary Marshall, auteur van het boek Origins & Meanings of Oaths & Swear Words, zegt dat „vloeken en krachttermen veeleer tot de spreektaal behoren dan tot de schrijftaal”. Toch wemelen veel romans ervan.
Waarom komt zulk taalgebruik zo veel voor? Sommige mensen met een beperkte woordenschat vullen het tekort nogal eens aan met een overvloedig gebruik van vloekwoorden. Anderen nemen hun toevlucht tot grove taal om hun woorden kracht bij te zetten. Onwelvoeglijke taal hangt vaak samen met gevoelens van irritatie, frustratie en boosheid. Ja, velen laten in moeilijke situaties een krachtterm vallen als „uitlaatklep voor . . . opgekropte emoties”. Onderzoekster Marshall merkt op dat haar alfabetische kaartindex van Engelse krachttermen het dikst is onder woorden die met plof- en sisklanken beginnen.
Hoewel vloeken schijnt op te luchten, komen velen tot de ontdekking dat het ene scheldwoord het andere uithaalt. Hoe komt dat? Vulgaire taal wakkert het emotionele vuur aan. Zo sprong te midden van de chaos van een enorme verkeersopstopping in een Westafrikaanse hoofdstad een woedende chauffeur uit zijn wagen om een ander wiens voertuig zijn weg blokkeerde, te vertellen wat hij van hem dacht. De gemoederen raakten verhit en de scheldwoorden waren niet van de lucht, waarbij de een de ander wilde overtreffen in beledigingen. Andere gestrande automobilisten leunden uit hun auto en moedigden de tegenstanders aan tot steeds schunniger uitlatingen.
Vernederende beledigingen kunnen een stortvloed van grove taal ontketenen. Dat kunnen woorden zijn die het doelwit met een dier of zelfs een insekt vergelijken, kleinerende opmerkingen over iemands ouders of twijfelachtige afkomst, woorden die de aandacht vestigen op bepaalde lichamelijke kenmerken en, wat misschien nog kwetsender is, obsceniteiten, laster en seksueel verdorven opmerkingen.
Hoe God onwelvoeglijke taal beziet
Het misbruiken van de goddelijke naam vormt beslist een ernstige zonde. In Exodus 20:7 staat: „Gij moogt de naam van Jehovah, uw God, niet op onwaardige wijze opnemen.” Maar werd de relatie tussen de aanbidder en God in gevaar gebracht door het overtreden van dit gebod? Ja; de Wet vervolgde: „Jehovah zal niet ongestraft laten wie zijn naam op onwaardige wijze opneemt.”
Om te illustreren hoe belangrijk het gehoorzamen van dit gebod was, staat in de bijbel een gevecht tussen een Israëliet en een andere man opgetekend. De laatste „ging de Naam beschimpen en er kwaad over afsmeken”. Hoe luidde Jehovah’s uitspraak in die situatie? Hij beval: „De beschimper van Jehovah’s naam dient . . . zonder mankeren ter dood gebracht te worden” (Leviticus 24:10-16). Hoewel er geen specifieke details over die beschimping worden verschaft, laat dit schriftuurlijke voorbeeld niettemin zien hoe God over oneerbiedige taal en gedragingen denkt.
De christelijke Griekse Geschriften voorzeggen over onze tijd dat er „kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen . . . lasteraars [Grieks: bla·sfeʹmoi] [zijn] . . . en keer u af van dezen” (2 Timotheüs 3:1, 2, 5). Het Griekse woord bla·sfeʹmi·a houdt meer in dan oneerbiedige taal over dingen die heilig worden geacht. De betekenis ervan omvat in feite alle beledigende en lasterlijke taal die een ander schade berokkent.
Mensen die schimpende taal bezigen, geven blijk van „de oude persoonlijkheid” die christenen moeten ’afleggen’ als een stinkende jas die zij niet meer willen dragen.a De apostel Paulus geeft de raad: „Doet ze . . . alle van u weg: gramschap, toorn, slechtheid, schimpend gepraat en ontuchtige taal uit uw mond.” „Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen, evenals alle slechtheid” (Kolossenzen 3:8, 9; Efeziërs 4:31). Merk bovendien op dat degenen die anderen beledigen en overladen met scheldwoorden, door Paulus als „beschimpers” betiteld, behoren tot de „onrechtvaardigen [die] Gods koninkrijk niet zullen beërven”. — 1 Korinthiërs 6:9, 10.
Laat die onwelvoeglijke taal varen!
Oprechte liefde voor God zal een christen ertoe bewegen te doen wat Hem behaagt (1 Johannes 5:3). Net zoals God zich om alle mensen bekommert, zo zal de christen datzelfde gevoel willen weerspiegelen in zijn houding tegenover anderen, waarmee hij de twee grootste geboden gehoorzaamt, namelijk liefde voor God en voor zijn naaste (Mattheüs 22:37-39). Laat dan ook „een ieder van ons zijn naaste behagen in datgene wat zijn opbouw ten goede komt” (Romeinen 15:2). Vraag u dus af: ’Is mijn woordkeus kwetsend of opbouwend?’
Toegegeven, als onwelvoeglijke taal een ingewortelde gewoonte van iemand is geweest, zal het hem niet gemakkelijk vallen zijn taalgebruik te zuiveren. Toch is het mogelijk — met hulp. Gods geest kan iemand helpen zijn spraakgewoonten te veranderen. Maar hij moet allereerst bereid zijn een woordenschat vol nette woorden op te bouwen — en ze dan geregeld gebruiken. — Romeinen 12:2.
„De tong die kwaadspreekt, zal een halt toegeroepen worden”, waarschuwde de wijze koning Salomo. Laat uw spraak dus niet bezoedelen door de smerigheid van onwelvoeglijke taal. Streef er in plaats daarvan naar, iemand te zijn die het reine weet te zeggen en die het minzaam zegt! — Spreuken 10:31, 32, Today’s English Version; Kolossenzen 4:6.
[Voetnoot]
a Let eens op Efeziërs 5:3, 4, waar „dwaas gepraat” en „ontuchtig gescherts” door de context een seksuele betekenis krijgen. Hieruit blijkt dat obscene taal en schuine moppen christenen niet passen.