VOLG HUN GELOOF NA | SARA
God noemde haar ‘vorstin’
SARA kwam tijdens haar werk overeind en keek naar de horizon. Onder haar verstandige leiding waren de bedienden tevreden en druk aan het werk. De ijverige Sara droeg ook haar steentje bij. In gedachten verzonken wreef ze in haar handen om de pijn eruit te masseren. Misschien was ze bezig met het repareren van een scheur in de tent waar ze woonden. De ruwe stof van geitenhaar was verbleekt door jaren van zon en regen. Dat herinnerde Sara eraan hoelang ze al als nomaden leefden. De middag was bijna voorbij en de zon begon al te zakken. Ze had Abrahama ’s ochtends weg zien gaan, en ze keek vol verwachting in de richting waarin hij was vertrokken. Toen zag ze opeens het vertrouwde silhouet van haar man op een heuvel in de buurt en er verscheen een glimlach op haar mooie gezicht.
Het was al tien jaar geleden dat Abraham zijn grote familie de Eufraat over had geleid, het land Kanaän in. Sara had haar man bereidwillig gesteund bij deze grote reis naar het onbekende, want ze wist dat hij een belangrijke rol zou hebben in Jehovah’s doel om een bijzonder gezegend nageslacht en een volk voort te brengen. Maar welke rol zou Sara hebben? Ze had nooit kinderen kunnen krijgen, en nu was ze 75. Ze kan zich heel goed hebben afgevraagd: hoe kan Jehovah’s belofte uitkomen als ik Abrahams vrouw ben? Het zou heel begrijpelijk zijn dat ze zich zorgen maakte of misschien zelfs ongeduldig was.
Ook wij vragen ons misschien weleens af wanneer Gods beloften zullen uitkomen. Geduldig zijn is voor bijna niemand van ons makkelijk, vooral als we al lang ergens op hopen. Wat kunnen we leren van het geloof van deze bijzondere vrouw?
‘JEHOVAH HEEFT ME GEEN KINDEREN LATEN KRIJGEN’
De familie was onlangs uit Egypte teruggekomen (Genesis 13:1-4). Ze hadden hun kamp opgeslagen in de heuvels ten oosten van Bethel, of Luz zoals de Kanaänieten het noemden. Vanaf dit hoge plateau kon Sara een groot deel van het beloofde land zien. Ze zag Kanaänitische dorpen en wegen waarover reizigers naar verre landen trokken. Ook al was het nog zo’n prachtig uitzicht, het was niet te vergelijken met waar Sara vandaan kwam. Ze was opgegroeid in Ur, een stad in Mesopotamië, zo’n 1900 kilometer ver weg. Ze had niet alleen veel familie achtergelaten, maar ook de gemakken van een welvarende stad met markten en bazaars, en haar comfortabele huis met een stevig dak, stevige muren en misschien zelfs stromend water! Maar als we denken dat Sara verdrietig naar het oosten staarde, verlangend naar de luxe van haar vaderland, dan kennen we deze zeer gelovige vrouw nog niet.
Kijk eens wat Paulus ongeveer 2000 jaar later onder inspiratie schreef over het geloof van Sara en Abraham: ‘Als ze waren blijven denken aan de plaats waar ze vandaan waren gekomen, zouden ze gelegenheid hebben gevonden om terug te gaan’ (Hebreeën 11:8, 11, 15). Sara en Abraham verlangden geen van beiden naar het verleden. Als ze lang hadden stilgestaan bij zulke gedachten, hadden ze makkelijk kunnen besluiten om terug te gaan. Maar in Ur zouden ze het bijzondere voorrecht hebben misgelopen dat Jehovah ze aanbood. En niemand zou nog hebben geweten wie ze waren, terwijl ze nu inspirerende voorbeelden van geloof zijn waardoor miljoenen mensen zijn geraakt.
Sara keek niet terug maar vooruit. Ze bleef haar man steunen bij zijn zwervende bestaan in het land. Als ze naar een andere plek trokken, hielp ze mee met het inpakken van de tenten, het begeleiden van de kudden en het weer opzetten van de tenten. Ondanks nieuwe moeilijkheden en veranderingen hield ze vol. Jehovah herhaalde zijn belofte aan Abraham, maar nog steeds werd Sara daarbij niet genoemd (Genesis 13:14-17; 15:5-7).
Uiteindelijk besloot Sara dat het tijd was om met Abraham te praten over een plan dat bij haar was opgekomen. Stel je voor welke tegenstrijdige emoties op haar gezicht te zien waren toen ze zei: ‘Luister! Jehovah heeft me geen kinderen laten krijgen.’ Daarna vroeg ze haar man om kinderen te verwekken bij haar slavin Hagar. Kun je je voorstellen hoeveel pijn dit Sara moet hebben gedaan? Voor ons in deze tijd lijkt het misschien een vreemd verzoek, maar in die tijd was het niet ongewoon dat een man een bijvrouw nam om een erfgenaam te krijgen.b Dacht Sara misschien dat Gods doel om Abrahams afstammelingen tot een volk te maken op die manier bereikt kon worden? In elk geval was ze bereid een groot offer te brengen. Hoe reageerde Abraham? Hij ‘luisterde naar wat Sarai zei’ (Genesis 16:1-3).
Kunnen we uit het verslag concluderen dat Jehovah Sara ertoe bewoog dit voorstel te doen? Nee. Haar voorstel laat juist zien dat ze het menselijk bekeek. Ze dacht dat God verantwoordelijk was voor haar problemen, en ze kon zich niet voorstellen dat hij een andere oplossing had. Sara’s eigen oplossing zou haar veel pijn en verdriet bezorgen. Uit haar voorstel blijkt dat ze bijzonder zelfopofferend was. In een wereld waarin mensen zo vaak hun eigen verlangens boven alle andere dingen stellen, is Sara’s voorbeeld heel indrukwekkend. Als wij bereid zijn Gods wil boven onze eigen belangen te plaatsen, volgen we Sara’s geloof na.
‘JE HEBT WÉL GELACHEN’
Kort daarna raakte Hagar zwanger van Abraham. Ze begon neer te kijken op Sara, misschien omdat ze dacht dat ze door haar zwangerschap belangrijker was dan haar meesteres. Wat een klap voor Sara, die geen kinderen kon krijgen! Met toestemming van Abraham en steun van God, strafte Sara Hagar op een manier die niet verder wordt toegelicht. Hagar kreeg een zoon, Ismaël, en er ging tien jaar voorbij (Genesis 16:4-9, 16). De volgende keer dat het verslag spreekt over een boodschap van Jehovah, was Sara 89 en haar man 99. En het was een hele bijzondere boodschap!
Opnieuw beloofde Jehovah zijn vriend Abraham dat hij hem veel nakomelingen zou geven. En God gaf hem een andere naam. Tot die tijd stond hij bekend als Abram. Maar Jehovah veranderde zijn naam in Abraham, wat ‘vader van een menigte’ betekent. En nu, voor de eerste keer, liet Jehovah zien wat Sara’s rol zou zijn. Hij veranderde haar naam van Sarai, wat iets betekend kan hebben als ‘strijdbaar’, in Sara, de naam die we allemaal kennen. Wat betekent Sara? Vorstin! Jehovah legde uit waarom hij die naam koos voor deze vrouw van wie hij veel hield: ‘Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven. Ik zal haar zegenen en er zullen volken van haar afstammen. Koningen van volken zullen uit haar voortkomen’ (Genesis 17:5, 15, 16).
Jehovah’s verbond om een nageslacht voort te brengen dat alle volken zou zegenen, zou vervuld worden via een zoon van Sara! De naam die God voor de jongen koos, Isaäk, betekent ‘lachen’. Toen Abraham voor het eerst hoorde dat Jehovah ervoor zou zorgen dat Sara zelf een kind zou krijgen, ‘liet Abraham zich voorover op de grond vallen’ en begon hij te lachen (Genesis 17:17). Hij was verbaasd en heel blij (Romeinen 4:19, 20).
Kort daarna kwamen er drie mannen naar Abrahams tent. Het was op het heetst van de dag, maar Abraham en Sara, die niet meer de jongsten waren, kwamen meteen in actie om de gasten te verwelkomen. Abraham zei tegen Sara: ‘Snel! Neem drie maten meelbloem, kneed het deeg en maak er broden van.’ In die tijd betekende gastvrij zijn veel werk. Abraham liet niet al het werk aan zijn vrouw over. Hij ging snel een jonge stier slachten en maakte nog meer eten en drinken klaar (Genesis 18:1-8). Die ‘mannen’ bleken engelen van Jehovah te zijn! Paulus dacht waarschijnlijk aan dit voorval toen hij schreef: ‘Vergeet niet gastvrij te zijn, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen gastvrij ontvangen’ (Hebreeën 13:2). Kun jij hun schitterende voorbeeld van gastvrijheid navolgen?
Toen een van de engelen tegen Abraham Gods belofte herhaalde dat Sara een zoon zou krijgen, stond zij uit het zicht in haar tent te luisteren. Het idee alleen al dat ze op haar leeftijd een kind zou krijgen vond ze zo bizar dat ze zich niet kon inhouden. Ze lachte in zichzelf en zei: ‘Zal ik echt nog die vreugde kennen, ook al ben ik verwelkt en is mijn heer oud?’ De engel corrigeerde Sara met de vraag: ‘Is er ook maar iets onmogelijk voor Jehovah?’ Sara werd bang en ging in de verdediging, wat natuurlijk heel menselijk is. Ze flapte eruit: ‘Ik heb niet gelachen!’ Waarop de engel zei: ‘Jawel, je hebt wél gelachen’ (Genesis 18:9-15).
Bleek uit Sara’s gelach dat haar geloof niet sterk genoeg was? Nee. De Bijbel zegt: ‘Door geloof kreeg Sara de kracht om nageslacht voort te brengen, ook al was ze daar te oud voor, want ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan’ (Hebreeën 11:11). Sara kende Jehovah. Ze wist dat hij zijn beloften waar kon maken. Hebben we niet allemaal zo’n sterk geloof nodig? Het is goed om de God van de Bijbel beter te leren kennen. Dan zullen we zien dat Sara terecht zo’n groot geloof had. Jehovah is echt trouw en doet alles wat hij belooft, soms zelfs op een manier waardoor we van verbazing en ongeloof in de lach schieten.
‘LUISTER NAAR HAAR’
Toen Sara 90 was, kwam eindelijk het moment waar ze al zo lang naar had verlangd. Zij en haar man, die nu 100 was, kregen een zoon! Abraham noemde de baby Isaäk, of ‘lachen’, zoals God had gezegd. We kunnen ons Sara’s vermoeide maar stralende glimlach wel voorstellen terwijl ze uitlegde: ‘God heeft ervoor gezorgd dat ik kan lachen. Iedereen die het hoort, zal met me meelachen’ (Genesis 21:6). Ze is ongetwijfeld de rest van haar leven heel blij geweest met dit cadeau dat Jehovah haar door een wonder had gegeven. Maar het bracht ook grote verantwoordelijkheden met zich mee.
Toen Isaäk vijf was, hield de familie een feest omdat hij nu geen borstvoeding meer kreeg. Maar het was niet allemaal één groot feest. Sara maakte zich grote zorgen om het gedrag van Ismaël, de 19-jarige zoon van Hagar. Hij maakte Isaäk steeds belachelijk. Dat was meer dan gewoon maar wat geplaag. Paulus noemde Ismaëls gedrag later vervolging. Sara begreep dat dit gepest een ernstige bedreiging voor haar zoon was. Ze wist heel goed dat Isaäk meer was dan alleen maar haar zoon. Hij zou een belangrijke rol spelen in Jehovah’s voornemen. Dus verzamelde ze moed en sprak ze openhartig met Abraham. Ze vroeg hem Hagar en Ismaël weg te sturen (Genesis 21:8-10; Galaten 4:22, 23, 29).
Hoe reageerde Abraham? In de Bijbel staat: ‘Het stond Abraham helemaal niet aan wat ze over zijn zoon zei.’ Hij was gek op Ismaël en kon zijn gevoelens als vader niet opzijzetten. Maar Jehovah overzag de situatie en kwam tussenbeide. ‘Toen zei God tegen Abraham: “Erger je niet aan wat Sara over de jongen en je slavin zegt. Luister naar haar, want wat je nageslacht genoemd zal worden, zal via Isaäk zijn.”’ Jehovah verzekerde Abraham ervan dat het goed met Hagar en de jongen zou aflopen. Vol geloof gehoorzaamde Abraham (Genesis 21:11-14).
Sara was een goede vrouw voor Abraham en vulde hem echt aan. Ze was niet iemand die haar man alleen maar vertelde wat hij wilde horen. Als ze een probleem zag, iets dat invloed zou hebben op de familie en hun toekomst, dan sprak ze eerlijk met hem. Haar directheid moeten we niet verwarren met een gebrek aan respect. Petrus, die ook getrouwd was, sprak later zelfs over haar als een schitterend voorbeeld van een vrouw die diep respect voor haar man had (1 Korinthiërs 9:5; 1 Petrus 3:5, 6). Sara zou juist geen respect voor Abraham hebben getoond als ze in dit geval niets had gezegd, want de gevolgen voor hem en de hele familie hadden heel ernstig kunnen zijn. Sara zei liefdevol wat gezegd moest worden.
Heel wat vrouwen hebben veel gehad aan Sara’s voorbeeld. Ze hebben van haar geleerd om eerlijk en respectvol met hun man te praten. Sommige vrouwen zouden misschien graag willen dat Jehovah op bepaalde momenten tussenbeide kwam, zoals hij in Sara’s geval deed. Toch leren ze veel van Sara’s opmerkelijke geloof, liefde en geduld.
Jehovah noemde Sara ‘vorstin’, maar ze verwachtte niet dat ze als een prinses behandeld werd
Hoewel deze lieve vrouw door Jehovah zelf ‘vorstin’ werd genoemd, verwachtte ze niet dat ze als een prinses behandeld werd. Geen wonder dat Abraham ‘om Sara ging rouwen en huilen’ toen ze op 127-jarige leeftijdc stierf (Genesis 23:1, 2). Hij miste zijn geliefde ‘vorstin’ vreselijk. Natuurlijk mist Jehovah haar ook, en hij zal haar op een paradijselijke aarde weer tot leven brengen. Sara zal dan voor altijd een heerlijk leven hebben, net als iedereen die haar geloof navolgt (Johannes 5:28, 29).
a Strikt genomen heetten ze Abram en Sarai totdat God het echtpaar andere namen gaf, maar voor het gemak gebruiken wij de namen waaronder ze beter bekend zijn.
b Jehovah stond polygamie en het concubinaat een tijdlang toe, maar later stelde Jezus Christus namens hem de oorspronkelijke norm van monogamie die in Eden was bepaald, weer in (Genesis 2:24; Mattheüs 19:3-9).
c Sara is de enige vrouw in de Bijbel van wie wordt vermeld hoe oud ze was toen ze stierf.